De laatste dagen — een oogsttijd
„En ik zag, en zie! een witte wolk, en op de wolk zat iemand gelijk een mensenzoon, met een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand.” — OPENBARING 14:14.
1. Wat zijn enkele dingen die deze eeuw uniek maken?
WAT is deze twintigste eeuw een tijd vol beroering! De mensheid heeft twee verwoestende wereldoorlogen te verduren gehad. Land na land wordt geteisterd door revolutie. Hongersnood veroorzaakt meer lijden dan in enige andere tijd van de menselijke geschiedenis. Economische onzekerheid, misdaad, vervuiling en beangstigende ziekten bedreigen ieders welzijn. Terzelfder tijd heeft de mens op wetenschappelijk terrein gigantische vorderingen gemaakt. Hij heeft de kracht van het atoom getemd en heeft zelfs op de maan gelopen. Onze generatie is werkelijk in heel wat opzichten uniek. Niettemin is er één gebeurtenis die als het belangrijkste voorval van onze tijd boven alles uitsteekt en waarnaast al het andere verbleekt tot iets onbeduidends.
2. Welke gebeurtenis waarover Daniël heeft geprofeteerd, zou in onze tijd plaatsvinden?
2 Deze gebeurtenis van allesovertreffend belang werd in de zesde eeuw v.G.T. voorzegd door de profeet Daniël. Luister naar zijn onder goddelijke inspiratie opgetekende verslag: „Ik bleef aanschouwen in de nachtvisioenen, en ziedaar! met de wolken des hemels bleek iemand gelijk een mensenzoon te komen; en tot de Oude van Dagen verkreeg hij toegang, en men bracht hem dicht bij, ja vóór Deze. En hem werd heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hèm zouden dienen.” — Daniël 7:13, 14.
3. (a) Wie is „de Oude van Dagen”, en wat gaf hij aan „iemand gelijk een mensenzoon”? (b) Wie is deze persoon „gelijk een mensenzoon”, en hoe reageerden de joodse religieuze leiders toen Jezus dit kenbaar maakte?
3 „De Oude van Dagen” is Jehovah God. Daniël ziet hem in „de wolken des hemels”, dat wil zeggen, in het onzichtbare geestenrijk, terwijl hij koningschap geeft aan „iemand gelijk een mensenzoon”. Wie is die „iemand”? Jezus beantwoordde die vraag toen hij in 33 G.T. terechtstond voor het Sanhedrin. De joodse hogepriester stelde hem onder ede hun te zeggen of hij nu wel of niet de Christus was. Als antwoord paste Jezus vrijmoedig Daniëls profetie op zichzelf toe door te zeggen: „Van nu af zult gij de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand der kracht en hem zien komen op de wolken des hemels.” In plaats van voor Jehovah’s uitverkoren Koning te buigen, beschuldigde de hogepriester hem van godslastering. Vervolgens oefenden de joodse religieuze leiders druk uit op Pontius Pilatus om Jezus ter dood te veroordelen. — Matthéüs 26:63-65; 27:1, 2, 11-26.
4. Wanneer ontving Jezus de kroon van koningschap, en ondanks welke tegenstand?
4 Deze poging om te verijdelen dat Jezus’ woorden zouden worden vervuld, faalde toen hij uit de doden werd opgewekt en naar de hemel opsteeg om daar te wachten totdat Jehovah’s bestemde tijd was aangebroken om hem het Koninkrijk te geven (Handelingen 2:24, 33, 34; Psalm 110:1, 2). Die tijd kwam in 1914. Volgens alle bewijzen ontving Jezus in de tweede helft van dat jaar van „de Oude van Dagen” de kroon van het koningschap en begon te regeren (Matthéüs 24:3-42). Het pasgeboren Koninkrijk kreeg met zware tegenstand te maken. Maar de joodse religieuze leiders uit de eerste eeuw, de gebundelde krachten van de natiën, en zelfs Satan en zijn demonen konden niet verhinderen dat Gods wil ten uitvoer werd gebracht (Psalm 2:2, 4-6; Openbaring 12:1-12). In 1914 weerklonken precies op de bestemde tijd de luide stemmen van het hemelse koor: „Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal als koning regeren tot in alle eeuwigheid” (Openbaring 11:15). Sinds die tijd leven wij in „de laatste dagen” van dit goddeloze samenstel van dingen. — 2 Timótheüs 3:1.
Een oogsttijd
5. (a) Wie zouden volgens Daniëls profetie de pasgekroonde Koning dienen? (b) Welk visioen zag Johannes dat eveneens een beeld gaf van Jezus als pasgekroonde Koning?
5 Wanneer Jezus zijn kroon ontvangt, zullen volgens Daniëls profetie „de volken, nationale groepen en talen alle hèm . . . dienen”. Hoe is dat mogelijk als de mensheid in haar geheel hem als Koning verwerpt? Uit een opzienbarend visioen dat de apostel Johannes ontving, blijkt wat het antwoord is. Johannes vertelt ons wat hij zag: „Zie! een witte wolk, en op de wolk zat iemand gelijk een mensenzoon, met een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand” (Openbaring 14:14). Net als in Daniëls visioen wordt Jezus hier gezien op een wolk en geïdentificeerd als „iemand gelijk een mensenzoon”. Hij draagt de kroon van koningschap, maar in zijn hand heeft hij geen scepter maar de sikkel van een oogster. Waarom?
6. Welk werk moet de pasgekroonde Jezus op Jehovah’s bevel ter hand nemen?
6 Johannes vervolgt: „En een andere engel kwam uit het tempelheiligdom en riep met een luide stem tot degene die op de wolk zat: ’Sla uw sikkel erin en oogst, want het uur om te oogsten is gekomen, want de oogst van de aarde is door en door rijp.’” Weliswaar is Jezus Koning, maar nog steeds gehoorzaamt hij de hem overgebrachte instructies die afkomstig zijn van Jehovah in „het tempelheiligdom”. Wanneer Jehovah hem instrueert om gedurende de laatste dagen een oogstwerk ter hand te nemen, gehoorzaamt hij dan ook. Jezus „wierp zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd geoogst”. — Openbaring 14:15, 16; Hebreeën 9:24; 1 Korinthiërs 11:3.
7. (a) Waarin bestaat „de oogst van de aarde”? (b) Waarmee begon deze „oogst”?
7 Waarin bestaat „de oogst van de aarde”? In mensen die uit dit satanische samenstel van dingen komen om Jehovah en Zijn aangestelde Koning te dienen. De oogst begint met het bijeenvergaderen van de nog ontbrekende leden van de 144.000 die met Jezus in zijn hemelse koninkrijk zullen regeren (Matthéüs 13:37-43). Dezen zijn „het Israël Gods”, „eerstelingen voor God en voor het Lam”. Zij zijn gekocht „uit elke stam en taal en elk volk en elke natie” (Galaten 6:16; Openbaring 14:4; 5:9, 10). Op deze wijze beginnen afzonderlijke personen uit alle „volken, nationale groepen en talen” de op de troon geplaatste Jezus te dienen.
8. (a) In welk jaar kwam de bijeenvergadering van de laatsten van de gezalfden kennelijk tot voltooiing? (b) Hoe ging, volgens een ander visioen van Johannes, het oogstwerk verder?
8 Zij zijn echter niet de enigen. In een ander visioen ziet Johannes het verzegelen van de laatste leden van de 144.000 (Openbaring 7:1-8). Kennelijk was het bijeenvergaderen van hen omstreeks 1935 praktisch voltooid. Maar dan, zo bericht Johannes, ziet hij „een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam” (Openbaring 7:9-17). Het oogstwerk gaat dus door en nog vele anderen meer uit „de volken, nationale groepen en talen” beginnen Jezus als hun Koning te dienen.
9. Wie zijn deze nieuwkomers, en welke andere profetieën maken melding van hun verschijnen gedurende „het laatst der dagen”?
9 Deze nieuwkomers zien ernaar uit onder Jehovah’s aangestelde Koning in een aards paradijs te mogen leven (Psalm 37:11, 29; 72:7-9). Hun bijeenvergadering was in diverse andere profetieën voorzegd. Jesaja bijvoorbeeld voorzei dat in „het laatst der dagen” de natiën naar Jehovah’s huis zouden stromen (Jesaja 2:2, 3). Haggaï profeteerde over een schudden van de natiën waarbij „de begeerlijke dingen van alle natiën moeten binnenkomen” (Haggaï 2:7). Zacharia sprak van „tien mannen uit alle talen der natiën” die zich bij Gods volk zouden aansluiten (Zacharia 8:23). Bovendien profeteerde Jezus zelf over deze „grote schare”. Hij zei: „Wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, dan zal hij op zijn glorierijke troon plaats nemen. En alle natiën zullen vóór hem vergaderd worden, en hij zal de mensen van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. En de schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan zijn linkerhand.” — Matthéüs 25:31-33.
10. (a) Door middel waarvan wordt „de oogst van de aarde” binnengehaald? (b) Wie alleen werken hierin met de engelen samen?
10 Ja, de hele mensheid wordt aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen om te zien wie „schapen” zijn en wie „bokken”. Hoe wordt dit onderzoek ten uitvoer gebracht? In Johannes’ visioen gaat het binnenhalen van „de oogst van de aarde” samen met krachtige boodschappen die worden verkondigd door engelen. Eén engel maakt een boodschap van „eeuwig goed nieuws” bekend. Een andere kondigt de val van „Babylon de Grote” aan. En een derde waarschuwt tegen aanbidding van „het wilde beest”, Satans politieke samenstel van dingen (Openbaring 14:6-10). Het is waar dat niemand echt de stemmen van deze engelen heeft gehoord. Maar wel hebben zij overeenkomstige boodschappen door getrouwe mensen horen uiten (Matthéüs 24:14; Jesaja 48:20; Zacharia 2:7; Jakobus 1:27; 1 Johannes 2:15-17). Klaarblijkelijk worden de boodschappen dus onder leiding van engelen verbreid door menselijke woordvoerders. Iemand wordt als een ’schaap’ of als een ’bok’ geïdentificeerd door de wijze waarop hij reageert op de door de engelen overgebrachte boodschappen. Gedurende deze twintigste eeuw hebben alleen Jehovah’s Getuigen in dit van levensbelang zijnde werk met de engelen samengewerkt.
11. Hoe belangrijk is het verbreiden van deze door engelen overgebrachte boodschappen?
11 Het verbreiden van deze boodschappen is een dringender taak dan elk ander werk dat thans wordt verricht. Geen politieke doorbraak of wetenschappelijke ontdekking kan er in belangrijkheid aan tippen. Deze boodschappen wijzen de weg naar de oplossing van alle problemen van de mensheid en spreken over de eeuwige redding van getrouwe mensen. En, wat het belangrijkste is, ze hebben te maken met de heiliging van Jehovah’s naam.
Het jaarbericht
12, 13. Geef enkele details uit het jaarbericht waaruit blijkt dat er reeds een grote „oogst” is bijeengebracht.
12 Om die reden zien Jehovah’s Getuigen er ieder jaar weer naar uit het jaarbericht van de activiteit van Jehovah’s organisatie te lezen. Het vervult hen met geestdrift als zij zien hoe zijn zegen op hun werk blijft rusten. Als u het bericht over 1987, zoals dat op de bladzijden 12 tot en met 15 van dit tijdschrift staat afgedrukt, aan een beschouwing onderwerpt, zult u zien dat de engelen en hun menselijke medewerkers het afgelopen jaar bijzonder actief zijn geweest.
13 Het goede nieuws werd gehoord in 210 landen — stellig ’iedere stam en nationale groep en taal’ die momenteel bereikbaar is (Markus 13:10). Bovendien was dit het gezamenlijke werk van 3.395.612 — een nog niet eerder bereikt hoogtepunt in de christelijke geschiedenis. Zelfs voor sommige afzonderlijke landen zijn de cijfers werkelijk indrukwekkend. In de Verenigde Staten werd een nieuw hoogtepunt van 773.219 bereikt. Twee andere landen, Brazilië en Mexico, zagen hoogtepunten van respectievelijk 216.216 en 222.168; en nog zes andere landen, Duitsland, Engeland, de Filippijnen, Italië, Japan en Nigeria, berichtten hoogtepunten van boven de 100.000. Anderzijds zijn er landen met grote bevolkingen en slechts een paar duizend verkondigers of nog minder. Ook deze getrouwen verrichten een immens belangrijk werk, daar zij zich beijveren om het waarheidslicht onder moeilijke omstandigheden schijnend te houden. — Matthéüs 5:14-16.
14. Wat voor mensen worden er in Jehovah’s organisatie bijeengebracht?
14 Natuurlijk heeft Gods volk geen belangstelling voor toename puur om de toename. Zij weten echter dat al die nieuwelingen die Jehovah’s organisatie binnenstromen, in Jehovah’s ogen „begeerlijke dingen” zijn. Voor velen geldt dat zij ’zuchtten en kermden over al de verfoeilijkheden’ die zij in de christenheid zagen gebeuren (Ezechiël 9:4). Allen stromen zij naar „de berg van Jehovah” omdat zij zich willen laten onderrichten in Gods wegen (Jesaja 2:2, 3). Wat een krachtig bewijs van Jehovah’s zegen — dat uit dit corrupte en materialistische samenstel van dingen ieder jaar opnieuw honderdduizenden nieuwelingen naar voren treden als Jehovah’s „begeerlijke dingen”!
Dringende tijden
15. (a) Hoe groot is het gebied dat met het predikingswerk bestreken moet worden? (b) Hoe actief is de „grote schare” volgens Johannes’ visioen?
15 Het predikingswerk van Jehovah’s Getuigen is een dringende zaak. Waarom? Om één reden te noemen, het gebied is gigantisch. Het ’goede nieuws’ moet bekendgemaakt worden „aan elke natie en stam en taal en elk volk” (Openbaring 14:6). Jezus heeft het er in zijn gelijkenis over dat mensen uit „alle natiën” gescheiden worden in „schapen” en „bokken”. Er is veel werk te doen. Hoe passend is het dan ook dat de „grote schare” die door Johannes wordt gezien, God „dag en nacht” in zijn tempel looft (Openbaring 7:15). Als een vervulling van dit visioen berichtte deze grote schare, in samenwerking met hun gezalfde broeders, in het afgelopen jaar een totaal van 739.019.286 uur in het predikingswerk te hebben besteed — een getal dat haast te groot is om te bevatten. Over de hele wereld genomen, vertegenwoordigde dit per verkondiger een gemiddelde van meer dan 18 uur per maand. Als wij dit vergelijken met het gemiddelde van 12 uur per maand nog maar tien jaar geleden, valt op dat het tempo van het predikingswerk hoger is geworden. Hoe ziet uw persoonlijke gemiddelde eruit naast het wereldgemiddelde?
16. (a) Wat is een voortreffelijke manier om de prediking van het woord ’als een dringende zaak’ te behartigen? (b) Hoevelen hadden vorig jaar een aandeel aan dit werk?
16 Merk ook op dat er een nieuw hoogtepunt is in hulppioniers en gewone pioniers: 650.095. Dit betekent dat er vorig jaar meer pioniers in het veld werkten dan er 25 jaar geleden verkondigers waren. Was u een van die pioniers? Zo ja, dan hebt u een voortreffelijke manier ontdekt om persoonlijk Paulus’ raad toe te passen: „Predik het woord, houd u er als met een dringende zaak mee bezig” (2 Timótheüs 4:2). Waarom zou u er geen plannen voor maken om in het dienstjaar 1988 ten minste één maand een aandeel aan de pioniersdienst te hebben?
Vooruitzichten voor verdere groei
17. Welke getallen tonen dat het vooruitzicht voor toekomstige groei goed is?
17 Het vooruitzicht voor toekomstige groei is werkelijk uitstekend. Het aantal huisbijbelstudies bedroeg 3.005.048 — en iedere bijbelstudent is een potentieel ’begeerlijk ding’! Bovendien hebben 8.965.221 personen vorig jaar april de viering van het Avondmaal des Heren bijgewoond. Die aanwezigen waren voor het merendeel geen getuigen van Jehovah. Sommigen waren pasgeïnteresseerden. Wij waren beslist heel blij met hun aanwezigheid en moedigen hen aan goede vorderingen te blijven maken. Anderen hebben zulke gelegenheden wellicht al ettelijke malen meegemaakt. Zij verkeren kennelijk graag in het gezelschap van de Getuigen maar hebben nog niet de behoefte gevoeld verder te gaan dan dat.
18. Wat moet iemand volgens de profetieën van Jezus en Zacharia doen om als een van Jehovah’s „schapen” beschouwd te worden?
18 Zulke personen verdienen een prijzend woord voor hun belangstelling voor de bijbelse waarheid. Maar bedenk dat in Jezus’ illustratie de „schapen” die heengaan in het eeuwige leven, degenen zijn die zich hulpvaardig betonen jegens Jezus’ gezalfde broeders en met hen samenwerken (Matthéüs 25:34-40, 46). In de profetie van Zacharia wordt door het volledige aantal van „tien mannen” zonder voorbehoud verklaard: „Wij willen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord dat God met ulieden is” (Zacharia 8:23). Zij hebben niet alleen maar een vriendelijke houding. Zij ’grijpen’ Gods volk ’vast’ en gaan met hen, doordat zij zich opdragen om ook zelf de God van dit volk te dienen. In onze dagen betekent dit volledig samen te werken met Jehovah’s organisatie.
Niet veel langer
19, 20. (a) Wat zal er volgens Johannes’ visioen gebeuren wanneer het binnenhalen van „de oogst van de aarde” is voltooid? (b) Wat zal dit betekenen voor allen die zich niet aan Jezus als Koning onderwerpen?
19 Er is een tweede reden voor de dringendheid van het oogstwerk. Spoedig zal het voltooid zijn (Matthéüs 24:32-34). Wat gebeurt er dan? Lees wat er in Johannes’ visioen vervolgens gebeurt: „En nog een andere engel kwam uit het tempelheiligdom, dat in de hemel is, en ook hij had een scherpe sikkel. En nog een andere engel kwam van het altaar, en hij had autoriteit over het vuur. En hij riep met een luide stem tot degene die de scherpe sikkel had en zei: ’Sla uw scherpe sikkel erin en zamel de trossen van de wijnstok der aarde in, want zijn druiven zijn rijp geworden.’ En de engel wierp zijn sikkel naar de aarde en oogstte de wijnstok der aarde af, en hij slingerde hem in de grote wijnpers van de toorn van God.” — Openbaring 14:17-19.
20 Nadat de oogst van „begeerlijke dingen” is bijeengebracht, is er geen reden om deze corrupte oude wereld nog langer te laten bestaan. „De wijnstok der aarde”, dit hele satanische wereldsamenstel van dingen, zal neergehouwen en vernietigd worden. Dan zullen zelfs tegenstanders gedwongen worden Jehovah’s aangestelde Koning te erkennen. Johannes schreef: „Ziet! Hij [Jezus] komt met de wolken, en elk oog zal hem zien, ook degenen die hem doorstoken hebben; en alle stammen van de aarde zullen zich wegens hem in droefheid slaan” (Openbaring 1:7; Matthéüs 24:30). Dan zullen Jezus’ woorden tot de joodse religieuze leiders, die de belangrijkste plaats innamen onder „degenen die hem doorstoken hebben”, in vervulling gaan (Matthéüs 26:64). Natuurlijk zullen die religieuze huichelaars niet een opstanding krijgen om Jezus persoonlijk te „zien” (Matthéüs 23:33). Maar allen die thans zo’n geest aan de dag leggen en weigeren Jehovah’s aangestelde Koning te aanvaarden, zullen gedwongen worden hem te erkennen wanneer hij komt om de natiën te vernietigen te Armageddon. — Openbaring 19:11-16, 19-21.
21. Waarom dient Gods volk in samenwerking met de hemelse engelen hard te werken?
21 De overleving van individuele mensen staat op het spel. Als medewerkers van de engelen dragen wij een zware verantwoordelijkheid. Maar wat een groot voorrecht! Mogen wij ermee voortgaan in samenwerking met de hemelse engelen hard te werken terwijl wij ons beijveren om alle met schapen te vergelijken personen, Jehovah’s „begeerlijke dingen”, te vinden voordat het oogstwerk wordt afgesloten.
Kunt u dit uitleggen?
◻ Wat is tot dusver het belangrijkste voorval in deze twintigste eeuw?
◻ Waarin bestaat „de oogst van de aarde”, en hoe wordt deze bijeengebracht?
◻ Wat zijn enkele kenmerken van Jehovah’s „schapen”?
◻ Hoe toont het jaarbericht dat Jehovah’s zegen op het oogstwerk rust?
◻ Waarom is het predikingswerk een dringende zaak?
[Tabel op blz. 12-15]
BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1987 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD
(Zie ingebonden jaargang)