Wees op uw hoede voor „vrede en veiligheid” zoals de natiën die beramen
„Wanneer zij zeggen: ’Vrede en zekerheid!’ [’vrede en veiligheid’, Willibrordvertaling]” — 1 THESSALONICENZEN 5:3.
1, 2. (a) Waarom zegt het verstand alleen al dat het beter is vrede na te streven? (b) Tot welke overeenstemming zullen vijandige politieke stelsels derhalve komen?
DE MENSENWERELD is nog nooit zo onveilig geweest als in deze tijd. Men vreest een derde wereldoorlog waaraan natiën zullen deelnemen die in hoge mate gemilitariseerd zijn en die beschikken over wat thans het superwapen schijnt te zijn — de atoombom. Dat natiën in staat zijn atoomkernen aan het werk te zetten in de oorlogvoering heeft hen zo ongeveer tot het uiterste gevoerd met betrekking tot hun vermogen om mensen op massale wijze af te slachten. Derhalve zegt het verstand alleen al dat het beter is vrede na te streven.
2 Ja, inderdaad, want een in onze tijd gevoerde derde wereldoorlog met gebruikmaking van zulke wapens zou niets minder beduiden dan wereldzelfmoord, waarbij mensen uit elkaar zouden spatten zonder dat er veel van hen zou overblijven of zouden omkomen door de nawerking van een nucleaire holocaust. Scherpzinnige politici en militaire bevelhebbers zijn zich pijnlijk bewust van dat feit. Zij willen niet dat de verantwoordelijkheid voor zo’n wereldomvattende ramp op hen zou komen te rusten. Daarom zullen politieke stelsels die lijnrecht tegenover elkaar staan het passend vinden tot een akkoord te komen, ja het zal ze goed uitkomen zich te laten leiden door de wereldwijze filosofie van „leven en laten leven”.
3. Om welke reden zullen de natiën „vrede en veiligheid” afkondigen?
3 Toch vertrouwen de natiën elkaar niet helemaal. Bij wijze van voorzorgsmaatregel houden zij hun militaire macht op volle sterkte. Zullen de regeerders zich derhalve uit oprechte, ware liefde voor elkaar als leden van dezelfde menselijke familie aaneensluiten om unaniem de afkondiging van „vrede en veiligheid” voor de gehele mensenwereld te kunnen doen? Nee, het zal hun er veeleer om te doen zijn de gerechtvaardigde vrees van de mensen te sussen. — 1 Thessalonicenzen 5:3.
Reactie van de geestelijken en het publiek op de toekomstige afkondiging
4, 5. (a) Hoe zullen naar verwachting de mensen in het algemeen op de toekomstige afkondiging reageren? (b) Welke vragen rijzen er met betrekking tot de kwestie of God zijn steun zal verlenen aan de toekomstige afkondiging, hoewel de geestelijken dit wèl zullen doen?
4 Wanneer deze afkondiging ten slotte wordt gedaan, zullen over de hele aarde de mensen over het algemeen daar wel positief op reageren. Ongetwijfeld zullen de religieuze leiders van de wereld, met inbegrip van zowel de katholieke als de protestantse geestelijken der christenheid, dit internationale gebaar toejuichen. Zoals de wind waait, waait het jasje van de geestelijken ten einde in de gunst van de mensen te blijven en zich te verzekeren van de hulp en achting van de zijde der politici.
5 Dat de geestelijken hun steun verlenen aan het luid afgekondigde politieke akkoord betekent echter niet dat de God van het universum, met inbegrip van onze aarde, erachter zal staan. Het kan zijn dat de geestelijken in hun religieuze gebouwen ten aanhoren van hun religieuze ondersteuners lange en luide gebeden opzenden en Gods zegen vragen over de in politieke kringen genomen maatregelen ter bevordering van vrede en veiligheid. Maar zijn al zulke plechtstatige gebeden, waarop luisterende gemeenten een krachtig „Amen” zeggen, aanvaardbaar voor de God van dit universum? Kan hij op voet van vrede staan met een in religieus opzicht verdeelde wereld, die gebeden om vrede en veiligheid opzendt waarin de meningen worden vertolkt van de onderling strijdige religieuze sekten en denominaties?
6, 7. (a) Welke handelwijze heeft de christenheid net als de joden uit de oudheid gevolgd? (b) Wat zal het resultaat zijn van de steun die de geestelijken verlenen aan de afkondiging van „vrede en veiligheid”?
6 Nergens wordt luider verkondigd dat God aan hun zijde staat dan in de natiën der christenheid. Maar de God van het universum is niet Degene die over de christenheid regeert. De handelwijze die ze volgt, komt overeen met die van de Israëlieten uit de oudheid. Toen zij ontevreden werden over de bestuursvorm die Jehovah voor hun natie had ingesteld en gingen denken dat de politieke structuur van de heidense natiën rondom hen de voorkeur verdiende, gingen zij naar Jehovah’s profeet Samuël toe en vroegen hem een koning over hen te stellen. Dit beviel Samuël in het geheel niet en hij was er zeer bedroefd over. In niet mindere mate was dit het geval met de God voor wie hij als profeet optrad.
7 Jehovah voelde zich terecht gegriefd over dit verzoek om niet langer vast te houden aan zijn theocratische bestuursregeling voor Israël. En hij liet zijn profeet Samuël weten: „Niet u hebben zij verworpen, maar mij hebben zij verworpen, dat ik geen koning over hen zou zijn” (1 Samuël 8:4-9). Dit was een voorafschaduwing van de handelwijze die de christenheid in deze twintigste eeuw heeft gevolgd. Dat de geestelijken in de toekomst dus hun instemming zullen betuigen met de afkondiging van „vrede en veiligheid” zal geen gunstig resultaat, noch Gods zegen hebben.
De mensen in slaap wiegen
8. Welke rol zullen de Verenigde Naties waarschijnlijk spelen in de toekomstige afkondiging, en waarom wiegt deze organisatie de mensen in slaap?
8 De Verenigde Naties kunnen zich in deze tijd op 159 lidstaten beroemen, dat wil zeggen bijna alle natiën der aarde. Ongetwijfeld zullen de Verenigde Naties te zijner tijd in het voorste gelid staan met betrekking tot de toekomstige afkondiging van „vrede en veiligheid”. Bedroevend genoeg wiegt die wereldorganisatie de miljarden leden der mensheid in slaap. Hoe dat zo? Omdat zulk een vrede, ook al staan alle religieuze organisaties van deze wereld, met inbegrip van die der christenheid, erachter, geen vrede betekent met de Schepper van het universum, die naar zijn rechterlijke beoordeling van belangrijke aangelegenheden in de hemel en op aarde de macht heeft leven te geven of leven weg te nemen.
9, 10. Welk standpunt nemen Jehovah’s Getuigen in met betrekking tot de „vrede en veiligheid” zoals die door de natiën wordt beraamd, en waarom?
9 In de profetie van Jesaja zegt de Schepper klaar en duidelijk: „De hemel is mijn troon en de aarde mijn voetbank” (Jesaja 66:1). De natiën hier beneden op zijn voetbank verfraaien die niet door hun organisatie der Verenigde Naties. Zij streven ernaar met politieke middelen wereldomvattende vrede en veiligheid te handhaven en daarmee het voortbestaan van de Verenigde Naties te verzekeren. Jehovah’s opgedragen Getuigen op aarde kunnen niet meedoen met de wereld door zich te verlaten op de door mensen in het leven geroepen maatregelen die worden getroffen om de vrede en veiligheid van de wereldse natiën te waarborgen. Zij nemen de woorden van Jakobus 4:4 ter harte: „Overspeelsters, weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie daarom een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God.”
10 Hoewel Jehovah’s Getuigen de door de natiën beraamde vrede en veiligheid niet actief weerstaan, kunnen zij die niet aanbevelen bij de miljoenen mensen die op zoek zijn naar een plaats van veiligheid waar zij beschermd zullen worden wanneer over deze wereld de grootste tijd van moeilijkheden losbarst die een eind aan dit samenstel van dingen zal maken (Matthéüs 24:21). Want het is Gods nieuwe samenstel van dingen waardoor wereldomvattende veiligheid en zekerheid onder de „Vredevorst”, Jezus Christus, tot stand zal worden gebracht. — Jesaja 9:6, 7.
11. Hoe beschouwden de geestelijken het voorstel om na de Eerste Wereldoorlog de Volkenbond op te richten?
11 De geschiedenis getuigt ervan dat menselijke programma’s voor vrede gefaald hebben. Wij herinneren ons dat aan het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 de oprichting van de Volkenbond werd voorgesteld ten einde toekomstige wereldoorlogen te voorkomen. De Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika juichte het voorstel toe en zei: „Zulk een Bond is niet slechts een politiek redmiddel, doch veeleer de politieke uitdrukking van het koninkrijk Gods op aarde.” Maar heeft deze zogenaamde politieke uitdrukking van Gods aardse koninkrijk de aarde duurzame vrede en zekerheid gebracht?
12. (a) Hoe is Openbaring 17:8 in vervulling gegaan? (b) Wie zette haar rit op het ’scharlakengekleurde wilde beest’ voort, en voor hoe lang?
12 Net als het symbolische ’scharlakengekleurde wilde beest’ uit Openbaring hoofdstuk 17, waarop de oude hoer, „Babylon de Grote”, was gaan zitten, ging de door dit beest afgebeelde Volkenbond de „afgrond” in toen in 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Hierdoor zag de hoer die erop zat zich genoodzaakt ervan af te springen. Nadat in 1945 de Tweede Wereldoorlog geëindigd was, werd de organisatie van de Verenigde Naties opgericht als de opvolger van de rampzalig aan haar einde gekomen Volkenbond. Ze heeft veel meer leden dan de Volkenbond had en ze zou dus een sterkere organisatie moeten zijn waarin de mensenwereld terecht een groter vertrouwen zou moeten kunnen stellen. En zo steeg het symbolische ’scharlakengekleurde wilde beest’ in 1945 „uit de afgrond” op en klom de symbolische hoer, „Babylon de Grote”, weer op zijn rug, waar zij tot op deze dag zit zonder zich in enig opzicht te schamen (Openbaring 17:3, 5, 8). Maar volgens de voorzegging van Openbaring 17:16–18:24 zal zij daar nu niet meer zo lang zitten. Waarom niet?
13. (a) Wat zijn de Verenigde Naties? (b) Hoe werd dit lichaam lang geleden afgeschaduwd?
13 De Verenigde Naties zijn feitelijk een tegen Jehovah God en zijn opgedragen Getuigen op aarde gekante wereldse bond van natiën. Dit lichaam is in werkelijkheid een samenzwering, waarbij de wereldse natiën hun hoofden bij elkaar steken en zich erop beraden wat ze de zichtbare organisatie van Jehovah God op aarde kunnen aandoen. Als iets wat zich gedurende dit „besluit van het samenstel van dingen” zou voordoen, werd het afgeschaduwd door de samenzwering waarnaar in Jesaja 8:12 werd verwezen. — Matthéüs 24:3.
Zie naar Jehovah op voor vrede en veiligheid
14. Waarom ging het tienstammenrijk Israël een bondgenootschap met Syrië aan, en welke vraag drong zich aan het koninkrijk Juda op?
14 Voorafgaande aan Jesaja’s tijd had de kwestie van het koningschap tot de scheuring van de uit twaalf stammen bestaande natie Israël geleid. Dit gebeurde na de glorierijke regering van koning Salomo. De zich afgesplitste tien stammen in het noorden stichtten een rijk dat als het koninkrijk Israël bekend kwam te staan, met als hoofdstad Samária. De twee overgebleven stammen, de stam Juda en de stam Benjamin, bleven trouw aan de koninklijke dynastie van koning David in de hoofdstad Jeruzalem. Het tienstammenrijk Israël stelde zich vijandig op tegen het tweestammenrijk Juda. Mettertijd ging het koninkrijk Israël een bondgenootschap aan met het koninkrijk Syrië, dat Damaskus als hoofdstad had. Het oogmerk was het koninkrijk Juda omver te werpen en in onderworpenheid te brengen. Moest het koninkrijk Juda derhalve een bondgenootschap aangaan met een andere sterke natie ten einde de aanval van de natie Israël, die zich in een samenzwering met de heidense natie Syrië had verbonden, te weerstaan? — Jesaja 7:3-6.
15. (a) Waar waren sommige personen in het koninkrijk Juda voorstanders van, en wat bleek uit deze houding? (b) Welk pleidooi tegen een dergelijke houding hield de profeet Jesaja?
15 In het kleine koninkrijk Juda waren personen die hun geloof in de God van hun natie, Jehovah, verloren. Zij waren voorstanders van een bondgenootschap of samenzwering met een machtig heidens koninkrijk van deze wereld. Sommigen die er voorstanders van waren dat Jehovah’s koninkrijk Juda op zo’n ontrouwe wijze samenging met een koninkrijk van de goddeloze wereld, zeiden tot besluitelozen in het koninkrijk Juda: „Een samenzwering!” Aldus gaven zij blijk van hun gebrek aan geloof en vertrouwen in de God wiens tempel in Jeruzalem stond. De profeet Jesaja werd er onder inspiratie toe gebracht een pleidooi te houden tegen een dergelijke samenzwering door in hoofdstuk 8, vers 12, te zeggen: „Gijlieden moogt niet zeggen: ’Een samenzwering!’ met betrekking tot alles waarvan dit volk blijft zeggen: ’Een samenzwering!’ en het voorwerp van hun vrees moogt gijlieden niet vrezen, noch ervoor beven.”
16, 17. Waardoor werd ware vrede en veiligheid voor Jehovah’s volk uit de oudheid gewaarborgd, en hoe werd dit gedemonstreerd toen de Assyrische koning Sanherib dreigementen uitte tegen Jeruzalem?
16 Dat Jehovah met het volk was dat zich in een verbondsverhouding met hem bevond, betekende vrede en veiligheid voor hen. Dit werd gedemonstreerd toen de Assyrische monarch Sanherib een comité van drie hoge functionarissen zond om koning Hizkía en de inwoners van Jeruzalem te sommeren zich aan Sanherib over te geven. De Assyrische ambtsdrager en woordvoerder, Rábsaké, stond voor de muren van Jeruzalem terwijl hij Jehovah God schaamteloos kleineerde ten einde het vertrouwen dat de joden in Hem stelden te verzwakken of teniet te doen. Koning Hizkía, die pijnlijk bedroefd was over deze vernedering van de enige levende en ware God Jehovah en die terecht besefte in welk groot gevaar Jeruzalem verkeerde nu de stad zich tegenover de overweldigende horde Assyriërs gesteld zag, ging naar de tempel en legde Jehovah God de kwestie voor. Omdat Jehovah erg ingenomen was met deze sublieme uiting van geloof in hem en met het feit dat er een beroep op hem gedaan werd om zijn universele soevereiniteit tentoon te spreiden, gaf hij een gunstig antwoord. Zijn profeet Jesaja sloot zich hierbij aan met geloofversterkende opmerkingen. De Assyriër Rábsaké, die had geprobeerd de joden te intimideren, kreeg geen enkel antwoord, precies zoals koning Hizkía bevolen had. — 2 Koningen 18:17-36; 19:14-34.
17 Rábsaké, die zich hier ongetwijfeld zeer over verbaasde, keerde terug naar het kamp van Sanherib, die toen tegen Libna streed (2 Koningen 19:8). Nadat Sanherib Rábsaké’s verslag had gehoord, zond hij dreigbrieven naar Hizkía waarin de volgende waarschuwing stond: „Laat uw God, op wie gij vertrouwt, u niet bedriegen, door te zeggen: ’Jeruzalem zal niet in de hand van de koning van Assyrië worden gegeven’” (2 Koningen 19:9, 10). Na het vallen van de nacht diende Jehovah God zelf de Assyrische woordvoerder Rábsaké van repliek en Hijzelf antwoordde Sanheribs dreigbrieven ten einde te bewijzen dat Hij superieur was aan de god van het Assyrische Rijk. Het besluit van het verslag over deze episode, zoals dit staat opgetekend in 2 Koningen 19:35, zegt: „Het gebeurde nu in die nacht, dat de engel van Jehovah voorts uittrok en in de legerplaats van de Assyriërs honderd vijfentachtig duizend man neersloeg. Toen men ’s morgens vroeg opstond, wel, zie, zij allen waren dood, lijken.” Bij het morgenkrieken, toen de in leven gebleven Assyriërs, onder wie koning Sanherib en mogelijkerwijs Rábsaké, opstonden, zagen zij om zich heen het afschuwelijke tafereel van de door Jehovah God neergevelde oorlogsslachtoffers.
18. (a) Hoe liep het met de eerzuchtige Sanherib af? (b) Welk voorbeeld dient dit historische verslag de hedendaagse getuigen van Jehovah te verschaffen?
18 Verijdeld in zijn eerzuchtige opzet tegen Jehovah’s organisatie en enorm vernederd, haastte Sanherib zich „met beschaamd gelaat” terug naar zijn nationale hoofdstad Ninevé, waar hij door twee van zijn zonen vermoord werd (2 Kronieken 32:21; 2 Koningen 19:36, 37). Nooit meer heeft het Assyrische Rijk Jehovah’s zichtbare organisatie bedreigd. Hier was werkelijk sprake van een allesovertreffende rechtvaardiging van de universele soevereiniteit van de Allerhoogste God. Bovendien is het veilige behoud van Jeruzalem een voortreffelijk voorbeeld waardoor wordt aangetoond naar wie Jehovah’s hedendaagse Getuigen in volledig vertrouwen dienen op te zien voor duurzame, onverstoorbare vrede en veiligheid — niet naar een politieke samenzwering maar naar Jehovah God.
Blijf op uw hoede
19. Wat zal het Wachttorengenootschap blijven doen?
19 Om u te helpen op uw hoede te blijven, zal het Wachttorengenootschap ermee voortgaan in zijn publikaties voor het lezende publiek tijdige waarschuwingen te laten verschijnen, zodat u niet onverhoeds overvallen zult worden door de toekomstige aanmatigende afkondiging van „vrede en veiligheid”, zoals beraamd door de natiën van dit oude samenstel van dingen.
20. Waarom zullen Jehovah’s Getuigen in geen geval vertrouwen propageren in de toekomstige „vrede en veiligheid”, en waar is het dus nu de tijd voor?
20 Jehovah’s opgedragen Getuigen kunnen in geen geval vertrouwen propageren in de „vrede en veiligheid” die met volle overtuiging door de wereldse natiën afgekondigd zal worden; en evenmin kunnen zij de beramers van zo’n internationale „vrede en veiligheid” feliciteren en terzelfder tijd de gunst van Jehovah God blijven behouden. Zij hoeden zich ervoor een bondgenootschap aan te gaan met de natiën van dit oude samenstel van dingen. Zij blijven zichzelf er voortdurend aan herinneren dat er in het naoorlogse jaar 1919 een nieuwe, van de Bond der natiën of Volkenbond afgescheiden en onderscheiden „natie” werd voortgebracht. Deze nieuwe „natie” blijft groeien en zich over de hele aarde uitbreiden, precies zoals in Jesaja 60:22 werd voorzegd: „De kleine zelf zal tot duizend worden, en de geringe tot een machtige natie. Ikzelf, Jehovah, zal het te zijner tijd bespoedigen.” Ja, het is er nu de tijd voor dat allen op hun hoede zijn voor de toekomstige „vrede en veiligheid” zoals de natiën die beramen.
Hoe zou u antwoorden?
◻ Hoe zullen de mensen over het algemeen waarschijnlijk reageren op de afkondiging van „vrede en veiligheid”?
◻ Wat werd afgeschaduwd door de „samenzwering” waar Jesaja 8:12 over spreekt?
◻ Hoe wiegen de VN de mensen in slaap?
◻ Waarom zullen Jehovah’s Getuigen niet onverhoeds worden overvallen?
[Illustratie op blz. 18]
Ongetwijfeld zullen de VN in het voorste gelid staan met betrekking tot de toekomstige afkondiging van „vrede en veiligheid!”
[Illustratie op blz. 21]
De Assyrische ambtsdrager Rábsaké kleineerde Israëls God, maar uit de afloop bleek dat ware vrede en veiligheid alleen van Jehovah God afkomstig is