Hoofdstuk 5
Een strijdvraag waarbij u betrokken bent
1. Waarom hebben mensen het moeilijk gevonden te begrijpen waarom God het kwaad onder de mensheid heeft toegelaten?
ONDANKS het algemene verlangen naar vrede en zekerheid wordt de geschiedenis van de mens door bloedvergieten en kwaad ontsierd. Aangezien de bijbel laat zien dat God dergelijke dingen verafschuwt, rijst de vraag waarom hij niet al eerder een eind aan deze toestanden heeft gemaakt. Stellig niet omdat het hem niet interesseert. Zowel de bijbel als de schoonheid van Gods aardse schepping getuigen rijkelijk van zijn liefde en zorgzame belangstelling voor de mensheid (1 Johannes 4:8). Nog belangrijker is echter dat de eer van Gods eigen naam erbij betrokken is, want deze toestanden zijn er voor mensen aanleiding toe geweest hem te smaden. Wat zou dan de reden kunnen zijn dat hij al duizenden jaren onrust en geweld duldt?
2. (a) Waar in de bijbel vinden wij de reden waarom God slechte toestanden zo lang heeft toegelaten? (b) Waaruit blijkt dat het bijbelse verslag over Adam en Eva historische werkelijkheid is?
2 Het antwoord vinden wij in het begin van de bijbel, in het verslag over Adam en Eva. Dit is geen allegorie, maar historische werkelijkheid. De bijbel verschaft een volledig, gedocumenteerd geslachtsregister dat van de eerste eeuw van de gewone tijdrekening helemaal teruggaat tot de eerste mensen (Lukas 3:23-38; Genesis 5:1-32; 11:10-32). Als onze eerste voorouders hebben Adam en Eva ontegenzeglijk invloed op ons gehad. En wat de bijbel ons over hen vertelt, helpt ons de omstandigheden te begrijpen waardoor ons leven thans wordt beïnvloed.
3. Wat voor voorzieningen trof God in het begin voor de mensheid?
3 De bijbel onthult dat alle voorzieningen die God voor het eerste mensenpaar had getroffen zeer goed waren. Zij hadden alles wat voor een gelukkig leven nodig was — een op een park gelijkend tehuis in Eden, een overvloedige verscheidenheid van voedsel, voldoening schenkend werk, het vooruitzicht te zien hoe hun gezin zich zou uitbreiden en de aarde zou vullen, en de zegen van hun Schepper (Genesis 1:28, 29; 2:8, 9, 15). Wat hadden zij redelijkerwijs nog meer kunnen verlangen?
4. (a) In welke opzichten verschilden de mensen bij hun schepping van andere aardse schepselen? (b) Op welke wijze werd voor hen in de noodzakelijke leiding voorzien?
4 Het geïnspireerde verslag in Genesis onthult dat de mensen een unieke positie op aarde innamen. In tegenstelling tot de dieren hadden zij een zedelijkheidsbewustzijn en was hun een vrije wil geschonken. Daarom werden zij met een denkvermogen en onderscheidingsvermogen toegerust. Tot leiding van de mens begiftigde God de man en de vrouw met een geweten, zodat zij, als volmaakte mensen, normaal gesproken tot het goede geneigd zouden zijn (Romeinen 2:15). Naast dit alles vertelde God hun waarom zij leefden, wat zij moesten doen en wie voor al de schitterende dingen om hen heen had gezorgd (Genesis 1:28-30). Hoe is het dan te verklaren dat er nu zulke slechte toestanden heersen?
5. (a) Welk simpele vereiste legde God het eerste mensenpaar op, en met welke reden? (b) Waarom waren hun vooruitzichten op leven in de toekomst er terecht mee gemoeid?
5 Het verslag in de Schrift laat zien dat er een strijdvraag rees — een strijdvraag waarbij een ieder van ons in deze tijd betrokken is. Ze ontstond door omstandigheden die zich niet lang na de schepping van het eerste mensenpaar ontwikkelden. God stelde de man en de vrouw in de gelegenheid liefdevolle waardering voor hun Schepper te tonen door gehoorzaamheid aan een bepaald vereiste. Dit was geen vereiste waardoor feitelijk te kennen werd gegeven dat zij verdorven neigingen hadden die beteugeld moesten worden. Het betrof veeleer iets dat op zich normaal en juist was — het eten van voedsel. God zei tegen de man: „Van elke boom van de tuin moogt gij tot verzadiging eten. Maar wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven” (Genesis 2:16, 17). Door dit vereiste werd het eerste mensenpaar niets ontzegd dat voor het leven noodzakelijk was. Zij konden van alle andere bomen in de tuin eten. Toch waren hun vooruitzichten op leven in de toekomst er ontegenzeglijk mee gemoeid, en terecht. Waarom? Omdat Degene die gehoorzaamheid verlangde, de Bron en Instandhouder van het menselijk leven was.
6. (a) Naar welke grondwaarheid in verband met heerschappij hadden onze eerste ouders moeten handelen om eeuwig te kunnen leven? (b) Waarom hadden zij zich ertoe bewogen moeten voelen God te gehoorzamen?
6 Het lag niet in Gods voornemen besloten dat de mens zou sterven. Er werd tegenover Adam en Eva niet over de dood gerept, behalve wegens ongehoorzaamheid. Onze eerste ouders hadden het vooruitzicht om eeuwig in hun vredige, parkachtige tehuis te leven. Wat zouden zij daarvoor moeten doen? Zij moesten erkennen dat de aarde waarop zij leefden, toebehoort aan de Maker ervan en dat God, als de Schepper, terecht autoriteit heeft over zijn schepping (Psalm 24:1, 10). Stellig zou God, die de mens alles had gegeven wat hij nodig had, met inbegrip van het leven zelf, het verdienen dat hij in alles wat hij van hen vroeg gehoorzaamd werd. Hij wilde die gehoorzaamheid echter niet afdwingen. Ze moest veeleer uit een bereidwillig hart komen, met liefde als drijfveer (1 Johannes 5:3). Maar onze eerste menselijke ouders bleven in gebreke deze liefde te tonen. Hoe kwam dat?
De oorsprong van verzet tegen Gods heerschappij
7. (a) Waar is het verzet tegen Gods heerschappij volgens de bijbel begonnen? (b) Waarom is het redelijk om te geloven dat er een geestenrijk bestaat?
7 De bijbel toont aan dat het verzet tegen goddelijke heerschappij niet op aarde begon, maar in een rijk dat voor mensenogen onzichtbaar is. Dienen wij, zoals zo velen, aan het bestaan van een dergelijk rijk te twijfelen enkel en alleen omdat wij het niet kunnen zien? Welnu, de zwaartekracht kunnen wij ook niet zien en de wind evenmin. De uitwerking ervan is echter onmiskenbaar. Zo is ook de uitwerking van het onzichtbare rijk waarneembaar. Hoewel ’God een geest is’, zijn overal om ons heen zijn scheppingswerken te zien. Als wij in hem geloven, moeten wij wel in een geestenrijk geloven (Johannes 4:24; Romeinen 1:20). Maar wordt dat rijk door nog anderen bewoond?
8. Wat voor personen zijn de engelen?
8 Volgens de bijbel werden er vóór de mens miljoenen geestelijke personen, engelen, geschapen (Job 38:4, 7; Psalm 103:20; Daniël 7:10). Die werden allemaal volmaakt geschapen, zonder slechte neigingen. Toch werd hun, net als Gods latere schepping de mens, een vrije wil geschonken. Zij konden derhalve een loopbaan van trouw of van ontrouw aan God kiezen.
9, 10. (a) Hoe kan in een volmaakt geestelijk schepsel de neiging opkomen iets verkeerds te doen? (b) Hoe werd een van de engelen dus Satan?
9 Maar de vraag die velen stellen is: Hoe heeft een van hen, als volmaakt schepsel, zich zelfs maar geneigd kunnen voelen iets verkeerds te doen? Welnu, hoe vaak doen zich in ons eigen leven geen omstandigheden voor waardoor wij voor verscheidene mogelijkheden komen te staan — goede en kwade? Dat wij de intelligentie bezitten om de kwade mogelijkheden te onderscheiden, maakt ons toch niet automatisch slecht? De vraag waar het om gaat, is: Waarop zijn onze geest en ons hart gericht? Als wij ons concentreren op schadelijke gedachten, zou dat ons ertoe kunnen brengen een onjuist verlangen in ons hart aan te kweken. Zo’n verlangen zou ons er uiteindelijk toe kunnen aanzetten verkeerde daden te bedrijven. Deze verderfelijke cyclus werd door de bijbelschrijver Jakobus beschreven: „Een ieder wordt beproefd doordat hij door zijn eigen begeerte meegetrokken en verlokt wordt. Vervolgens baart de begeerte, als ze vruchtbaar is geworden, zonde; de zonde op haar beurt, wanneer volbracht, brengt de dood voort.” — Jakobus 1:14, 15.
10 De Schrift onthult dat dit een van Gods geestenzonen overkwam. Hij werd verlokt door zijn eigen begeerten. Hij zag mogelijkheden in Gods menselijke schepping. Zouden zij aan hem onderworpen kunnen geraken in plaats van aan God? Klaarblijkelijk begon hij er vurig naar te verlangen op zijn minst een deel te ontvangen van de aanbidding die God toekwam (Lukas 4:5-8). Doordat hij aan zijn verlangen toegaf, werd hij een tegenstander van God. Om die reden wordt hij in de bijbel Satan genoemd, wat Tegenstander betekent. — Job 1:6.
11. Welke deugdelijke basis is er om te geloven dat Satan werkelijk bestaat?
11 In deze materialistische twintigste eeuw is het geloof in een geestelijke persoon zoals Satan niet algemeen. Maar ja, is de ’gangbare mening’ ooit een betrouwbare gids geweest bij het zoeken naar de waarheid? Degenen die ziekten bestuderen, wilden eerst niet geloven dat onzichtbare bacteriën daar een rol bij spelen. Nu is de invloed ervan echter algemeen bekend. Dat iets niet algemeen aanvaard wordt, wil dan ook zeker niet zeggen dat men er zonder meer aan voorbij kan gaan. Jezus Christus zelf was uit het geestenrijk gekomen en kon dus met gezag over het leven daar spreken. Hij identificeerde Satan met stelligheid als een boosaardige geestelijke persoon (Johannes 8:23; Lukas 13:16; 22:31). Alleen door het bestaan van deze geestelijke tegenstander in aanmerking te nemen, valt het te begrijpen hoe er zulke slechte toestanden op aarde zijn ontstaan.
12. Hoe stelde Satan zich met de vrouw Eva in verbinding, en waarom op die manier?
12 Het geïnspireerde verslag beschrijft in Genesis hoofdstuk 3 hoe Satan te werk ging om zijn onjuiste begeerte te bevredigen. In de hof van Eden benaderde hij de vrouw, Eva, op een manier waardoor zijn ware identiteit verborgen bleef. Hij bediende zich van een dier dat het mensenpaar gewend was te zien — een slang. Door klaarblijkelijk gebruik te maken van wat wij buikspreken zouden noemen, liet hij het voorkomen alsof zijn woorden door dit schepsel werden gesproken. De natuurlijke omzichtigheid van het dier paste goed bij de indruk die Satan wilde wekken. — Genesis 3:1; Openbaring 12:9.
13. Wat zei Satan tegen Eva, en met welke onmiskenbare bedoeling?
13 In plaats van rechtstreeks te trachten de vrouw naar hem als haar regeerder te laten opzien, probeerde Satan eerst twijfel in haar geest te zaaien door te vragen: „Is het werkelijk zo dat God heeft gezegd dat gij niet van elke boom van de tuin moogt eten?” In feite zei hij: ’Jammer dat God u heeft gezegd dat gij niet van alle bomen in de tuin moogt eten.’ Hiermee liet hij doorschemeren dat God hun mogelijk iets goeds onthield. Eva antwoordde door Gods verbod te citeren, dat voor slechts één boom gold, en tevens te vermelden dat de straf op ongehoorzaamheid de dood was. Daarop poogde Satan haar respect voor Gods wet te ondermijnen door te zeggen: „Gij zult volstrekt niet sterven. Want God weet dat nog op de dag dat gij ervan eet, uw ogen stellig geopend zullen worden en gij stellig als God zult zijn, kennend goed en kwaad” (Genesis 3:1-5). Wat zou u hebben gedaan als u in zo’n situatie had verkeerd?
14. (a) Waarom werd Eva het slachtoffer van Satan? (b) Wat deed Adam?
14 Eva liet zich door haar zelfzuchtige verlangen meeslepen. Zij at wat God verboden had. Daarna, op aandrang van Eva, at ook haar man, Adam, ervan. Hij koos liever haar zijde dan die van zijn Schepper (Genesis 3:6; 1 Timótheüs 2:14). Wat was het gevolg?
15. Wat vormt dus de verklaring voor de misdaad en het geweld, alsook voor de ziekte en dood, waardoor het menselijk bestaan steeds gekenmerkt is geweest?
15 Het gehele mensengeslacht werd in zonde en onvolmaaktheid gedompeld. Nu konden Adam en Eva op hun nakomelingen niet de volmaaktheid overdragen die zij eens hadden bezeten. Net zoals de kopieën die van een gebrekkig origineel worden vervaardigd, allemaal hetzelfde gebrek vertonen, zo werden al hun nakomelingen in zonde geboren, met een overgeërfde neiging tot zelfzucht (Genesis 8:21). Deze neiging, waaraan de vrije teugel werd gegeven, heeft tot de euvelen geleid die de mensheid hebben beroofd van haar vrede en zekerheid. Dit erfdeel, de zonde, heeft ook tot ziekte en dood geleid. — Romeinen 5:12.
De opgeworpen strijdpunten
16, 17. (a) Wat moeten wij beseffen om te kunnen begrijpen waarom God deze situatie zo lang heeft geduld? (b) Wat is in feite de strijdvraag die werd opgeworpen?
16 In het licht van deze feiten gaan onze gedachten terug naar de vraag waarom God deze situatie heeft geduld en heeft toegelaten dat ze zulke ernstige vormen aannam. Dat is vanwege een ernstige strijdvraag die werd opgeworpen, en de uitwerking ervan op het gehele universum. Hoe dat zo?
17 Door te betogen dat de wet die God Adam en Eva had opgelegd niet goed voor hen was en door te betwisten dat ongehoorzaamheid het door God genoemde gevolg zou hebben, trok Satan Gods heerschappij in twijfel. Nee, hij betwijfelde niet het feit dat God regeerder is. De strijdvraag die Satan opwierp, betrof veeleer de rechtmatigheid van Jehovah’s heerschappij en soevereiniteit, alsmede de rechtvaardigheid van Zijn wegen. Heel slinks betoogde Satan dat de mensen beter af zouden zijn door onafhankelijk te handelen en zelf te beslissen in plaats van zich aan Gods leiding te onderwerpen (Genesis 3:4, 5). In werkelijkheid echter zouden zij door zo te handelen de leiding van Gods tegenstander volgen.
18. (a) Welk andere strijdpunt was erbij betrokken, en waar in de bijbel wordt dit getoond? (b) Hoe zijn wij bij deze strijdvraag betrokken?
18 Er was nog een strijdpunt bij betrokken. Aangezien deze schepselen van God zich daar in Eden tegen hem keerden, riep dat de vraag op wat anderen zouden doen. Later, in de dagen van de man Job, uitte Satan openlijk de beschuldiging dat zij die Jehovah dienen, dit niet doen uit liefde voor God en zijn heerschappij, maar uit zelfzucht, omdat God hen van alles voorziet. Satan insinueerde dat niemand die onder druk werd gezet, loyaal Jehovah’s soevereiniteit zou steunen. Dus werden de loyaliteit en rechtschapenheid van ieder met verstand begiftigd schepsel in de hemel en op aarde in twijfel getrokken. Daardoor bent ook u bij de strijdvraag betrokken. — Job 1:8-12; 2:4, 5.
19, 20. Welke gelegenheid bood Jehovah zijn geestelijke zowel als zijn menselijke schepselen door de opstandelingen niet onmiddellijk te verdelgen?
19 Wat zou Jehovah doen nu hij met zo’n uitdaging werd geconfronteerd? Hij had Satan en Adam en Eva gemakkelijk kunnen verdelgen. Daarmee zou Jehovah’s soevereine macht gedemonstreerd zijn. Maar zouden daarmee de vragen zijn beantwoord die nu waren opgeworpen in de geest van al Gods schepselen die deze ontwikkelingen hadden gadegeslagen? De eeuwige vrede en zekerheid van het universum vereisten dat deze kwesties eens voor al volkomen zouden worden beslecht. Bovendien waren de rechtschapenheid en loyaliteit van Gods gehele met verstand begiftigde schepping in twijfel getrokken. Indien zij hem liefhadden, zouden zij die valse beschuldiging zelf willen weerleggen. Die gelegenheid bood Jehovah hun. En door toe te staan dat Adam en Eva nakomelingen voortbrachten, al waren die dan onvolmaakt, zou God voorkomen dat de menselijke familie — waarvan wij allen die thans leven deel uitmaken — zou uitsterven. Dit zou deze nakomelingen de gelegenheid geven zelf te kiezen of zij de goddelijke heerschappij al dan niet wilden gehoorzamen. Voor die keuze staat u nu!
20 In plaats van de doodstraf onmiddellijk te voltrekken, liet Jehovah de opstandelingen dus nog een tijdlang in leven. Adam en Eva werden uit Eden verdreven, en stierven voordat er duizend jaar verstreken was (Genesis 5:5; vergelijk Genesis 2:17 met 2 Petrus 3:8). Ook Satan zou te bestemder tijd vernietigd worden, alsof hij een slang was waarvan de kop was verpletterd. — Genesis 3:15; Romeinen 16:20.
Wat met het verstrijken van de tijd aan het licht is gekomen
21, 22. (a) Wat hebben Satan en de mensheid gedurende de door God toegestane tijd gedaan met betrekking tot heerschappij? (b) Wat geeft de menselijke geschiedenis te zien met betrekking tot regeringen die God trachten te negeren?
21 Wat is het resultaat geweest van het betwisten van de rechtmatigheid van Gods heerschappij? Hebben de pogingen van de mens om zijn eigen aangelegenheden te besturen hem baat verschaft? Het werd de mensheid toegestaan elke denkbare regeringsvorm uit te proberen. Jehovah heeft de krachtsinspanningen van de mens niet een halt toegeroepen voordat de volledige resultaten gezien konden worden. Nog maar een eeuw geleden zou het daarvoor te vroeg zijn geweest. De mens ging toen juist het „tijdperk van de technologie” binnen en begon zich net ten zeerste te beroemen op wat hij tot stand zou kunnen brengen.
22 Maar is er nog een eeuw nodig om te zien waarop de weg van onafhankelijkheid van God die de mens is ingeslagen, zal uitlopen? Zelfs prominente personen in regeringsfuncties en in de wetenschap erkennen dat de aarde ernstig gevaar loopt geruïneerd te worden. God hoeft stellig niet te wachten tot de verwoesting volledig is om te bewijzen dat de onafhankelijke heerschappij van de mens een volslagen mislukking is. Nu er gedurende zesduizend jaar een bericht is opgebouwd dat getuigt van wat er gebeurt wanneer regeringen God negeren, kan er nooit gezegd worden dat er niet genoeg tijd is geweest om de menselijke heerschappij te vervolmaken. De feiten tonen dat geen enkele regering die zich onafhankelijk van God opstelt, ware vrede en zekerheid voor de gehele mensheid kan brengen.
23. Wat zal er binnenkort gebeuren waardoor de weg zal worden gebaand voor de door Gods Zoon uitgeoefende rechtvaardige heerschappij over de aarde?
23 Zoals wij later zullen zien, heeft Jehovah God lang van tevoren en met een perfecte tijdsbepaling een bepaalde generatie aangewezen als de generatie die er getuige van zou zijn dat hij het universum zuivert van alle opstand tegen zijn goddelijke heerschappij. Niet alleen zullen goddeloze mensen worden verdelgd, maar ook zullen Satan en zijn demonen als het ware in een afgrond worden opgesloten zodat zij niet meer bij machte zijn invloed uit te oefenen op de aangelegenheden van mensen of engelen. Hierdoor wordt de weg gebaand voor de rechtvaardige heerschappij over de aarde door de regering van Gods Zoon. Die regering zal in een periode van duizend jaar alle nadelige gevolgen van de zelfzuchtige heerschappij die de mens duizenden jaren lang heeft uitgeoefend, tenietdoen. Ze zal deze aarde weer in een staat van paradijsachtige lieflijkheid brengen en de gehoorzame mensheid opnieuw de volmaaktheid geven die de mens in Eden bezat. — Openbaring 20:1, 2; 21:1-5; 1 Korinthiërs 15:25, 26.
24. (a) Waarom zullen Satan en zijn demonen na duizend jaar worden vrijgelaten? (b) Hoe zal het aflopen?
24 De bijbel vermeldt dat Satan en zijn demonen aan het einde van die duizendjarige regering voor een korte tijd uit hun gevangenschap vrijgelaten zullen worden. Waarom? Opdat allen die dan leven, de gelegenheid krijgen zich loyaal te betonen aan Jehovah’s soevereine heerschappij. Tallozen zullen door de opstanding tot leven zijn gekomen. Voor velen van hen zal dit hun eerste gelegenheid zijn om onder beproeving hun liefde voor God te tonen. Het zal om een van dezelfde strijdpunten gaan als destijds in Eden werden opgeworpen — of zij Jehovah’s soevereiniteit hoog zullen houden door getrouwe gehoorzaamheid. Jehovah wenst als onderdanen alleen degenen wier liefde hen tot een dergelijke loyaliteit aanzet. Zij die zich aan de zijde van Gods tegenstander en zijn demonen willen scharen en hun steun willen verlenen aan welke poging maar ook om opnieuw de vrede in Gods universum te verstoren, zullen vrij zijn die keuze te doen. Maar door aldus Gods heerschappij met verachting af te wijzen, zullen zij de vernietiging verdienen. En deze keer zal die prompt komen, als het ware door vuur uit de hemel. Alle opstandelingen, zowel de goddeloze geesten als de mensen, zullen dan voor altijd zijn vergaan. — Openbaring 20:7-10.
25, 26. Waarom is de manier waarop Jehovah de zaak heeft aangepakt werkelijk tot welzijn van elk van ons geweest?
25 Het is waar dat de mensheid duizenden jaren lang veel heeft geleden. Maar dit kwam door de keuze van onze eerste ouders, niet omdat God het wilde. God heeft al die tijd smaad verduurd en dingen die verfoeilijk waren in zijn ogen verdragen. Maar God, voor wie „duizend jaren als één dag” zijn, beziet de dingen op de lange termijn en dit is tot welzijn van zijn schepselen. De geïnspireerde apostel schrijft hierover: „Jehovah is niet traag ten aanzien van zijn belofte, zoals sommigen traagheid beschouwen, maar hij is geduldig met u, omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt maar wenst dat allen tot berouw geraken” (2 Petrus 3:8, 9). Indien God niet zo geduldig en lankmoedig was geweest, zou niemand van ons enige kans op redding hebben gehad.
26 Wij dienen hieruit echter niet de conclusie te trekken dat God de afgelopen zesduizend jaar slechts een passieve rol heeft gespeeld. Nee, hij heeft niet eenvoudigweg de goddeloosheid toegelaten en zijn tijd afgewacht zonder zelf iets te doen. Zoals wij zullen zien, blijkt uit de feiten juist het tegendeel.
[Illustratie op blz. 51]
Satan betoogde dat onder beproeving alle mensen hun rechtschapenheid zouden verbreken en onafhankelijk van God zouden handelen