Hoofdstuk 42
Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde
1. Wat beschrijft Johannes als de engel hem terugvoert naar het begin van de Duizendjarige Regering?
DIT heerlijke visioen ontvouwt zich verder terwijl de engel Johannes terugvoert naar het begin van de Duizendjarige Regering. Wat beschrijft hij? „En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de vroegere hemel en de vroegere aarde waren voorbijgegaan, en de zee is niet meer” (Openbaring 21:1). Een fascinerend panorama ontrolt zich voor ons oog!
2. (a) Hoe werd Jesaja’s profetie over nieuwe hemelen en een nieuwe aarde in 537 v.G.T. ten aanzien van de herstelde joden vervuld? (b) Hoe weten wij dat Jesaja’s profetie nog een verdere toepassing zal hebben, en hoe wordt deze belofte vervuld?
2 Honderden jaren voor de tijd van Johannes had Jehovah tot Jesaja gezegd: „Want ziet, ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vroegere dingen zullen niet in de geest worden teruggeroepen, noch zullen ze in het hart opkomen” (Jesaja 65:17; 66:22). Deze profetie had haar eerste vervulling toen getrouwe joden in 537 v.G.T., na hun zeventigjarige ballingschap in Babylon, naar Jeruzalem terugkeerden. Bij dat herstel vormden zij een gereinigde maatschappij, „een nieuwe aarde”, onder een nieuw regeringsstelsel, „nieuwe hemelen”. De apostel Petrus liet echter zien dat de profetie nog een verdere toepassing zou hebben door te zeggen: „Maar er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen” (2 Petrus 3:13). Nu toont Johannes dat deze belofte gedurende de dag des Heren wordt vervuld. „De vroegere hemel en de vroegere aarde”, Satans georganiseerde samenstel van dingen met zijn regeringsstructuur die onder invloed staat van Satan en zijn demonen, zal voorbijgaan. De woelige „zee”, de goddeloze opstandige mensheid, zal ophouden te bestaan. Daarvoor in de plaats komen „een nieuwe hemel en een nieuwe aarde” — een nieuwe aardse maatschappij onder een nieuwe regering, Gods koninkrijk. — Vergelijk Openbaring 20:11.
3. (a) Wat beschrijft Johannes, en wat is het Nieuwe Jeruzalem? (b) In welke zin ’daalt’ het Nieuwe Jeruzalem ’uit de hemel neer’?
3 Johannes vervolgt: „Ik zag ook de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen, toebereid als een bruid die zich voor haar man versierd heeft” (Openbaring 21:2). Het Nieuwe Jeruzalem is de bruid van Christus, bestaande uit de gezalfde christenen die tot de dood getrouw blijven en die worden opgewekt om koningen en priesters met de verheerlijkte Jezus te zijn (Openbaring 3:12; 20:6). Precies zoals het aardse Jeruzalem de regeringszetel in het oude Israël werd, zullen het luisterrijke Nieuwe Jeruzalem en haar Bruidegom de regering van het nieuwe samenstel van dingen vormen. Dit is de nieuwe hemel. De ’bruid daalt uit de hemel neer’, niet letterlijk, maar in de zin dat zij haar aandacht op de aarde richt. De bruid van het Lam zal zijn loyale helpster zijn in de uitoefening van een rechtvaardige regering over de gehele mensheid. Waarlijk een zegen voor de nieuwe aarde!
4. Welke belofte die God doet, komt overeen met die welke hij aan de pasgevormde natie Israël deed?
4 Johannes vertelt ons verder: „Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: ’Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn’” (Openbaring 21:3). Toen Jehovah het Wetsverbond met de destijds pasgevormde natie Israël sloot, beloofde hij: „Ik zal stellig mijn tabernakel in uw midden plaatsen, en mijn ziel zal geen afschuw van u hebben. En ik zal inderdaad in uw midden wandelen en mij uw God betonen, en gij, van uw kant, zult u mijn volk betonen” (Leviticus 26:11, 12). Nu doet Jehovah getrouwe mensen een soortgelijke belofte. Gedurende de duizendjarige Oordeelsdag zullen zij een heel speciaal volk voor hem worden.
5. (a) Hoe zal God gedurende de Duizendjarige Regering bij de mensen verblijven? (b) Hoe zal God na de Duizendjarige Regering onder de mensen verblijven?
5 Gedurende de Duizendjarige Regering zal Jehovah in een tijdelijke regeling onder de mensen „verblijven”, waarbij hij wordt vertegenwoordigd door zijn koninklijke Zoon, Jezus Christus. Aan het einde van de Duizendjarige Regering, wanneer Jezus het Koninkrijk aan zijn Vader overdraagt, zal er echter geen koninklijke vertegenwoordiger of bemiddelaar meer nodig zijn. Jehovah zal in geestelijk opzicht permanent en rechtstreeks bij „zijn volken” verblijven. (Vergelijk Johannes 4:23, 24.) Wat is dit een verheven voorrecht voor de herstelde mensheid!
6, 7. (a) Welke prachtige beloften onthult Johannes, en wie zullen zich in de zegeningen verheugen? (b) Hoe beschrijft Jesaja zowel een geestelijk als een letterlijk paradijs?
6 Johannes vervolgt zijn relaas: „En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan” (Openbaring 21:4). Wederom worden wij herinnerd aan vroegere geïnspireerde beloften. Jesaja zag ook uit naar de tijd dat er geen dood en rouw meer zou zijn en droefenis plaats zou maken voor uitbundige vreugde (Jesaja 25:8; 35:10; 51:11; 65:19). Johannes bevestigt nu dat deze beloften gedurende de duizendjarige Oordeelsdag schitterend in vervulling gaan. Eerst zal de grote schare zich in de zegeningen verheugen. „Het Lam, dat in het midden van de troon is,” en hen blijft weiden, „zal hen . . . naar bronnen van wateren des levens leiden. En God zal elke traan uit hun ogen wegwissen” (Openbaring 7:9, 17). Maar uiteindelijk zullen allen die uit de doden worden opgewekt en geloof stellen in Jehovah’s voorzieningen daar bij hen zijn en zich verheugen in zowel een geestelijk als een letterlijk paradijs.
7 „In die tijd”, zo zegt Jesaja, „zullen de ogen der blinden geopend worden, en zelfs de oren der doven zullen ontsloten worden.” Ja, „in die tijd zal de kreupele klimmen net als een hert, en de tong van de stomme zal een vreugdegeroep aanheffen” (Jesaja 35:5, 6). Eveneens in die tijd „zullen [zij] stellig huizen bouwen en bewonen, en zij zullen stellig wijngaarden planten en hun vrucht eten. Zij zullen niet bouwen en iemand anders het bewonen; zij zullen niet planten en iemand anders ervan eten. Want als de dagen van een boom zullen de dagen van mijn volk zijn, en het werk van hun eigen handen zullen mijn uitverkorenen geheel verbruiken” (Jesaja 65:21, 22). Zij zullen dus vastgeworteld blijven in de aarde.
8. Wat zegt Jehovah zelf met betrekking tot de betrouwbaarheid van deze prachtige beloften?
8 Wat een schitterend toekomstbeeld komt ons voor de geest wanneer wij over deze beloften mediteren! Er staan de getrouwe mensheid onder de liefdevolle regering vanuit de hemel wonderbare voorzieningen te wachten. Zijn zulke beloften te mooi om waar te zijn? Zijn ze slechts de dromen van een oude man die zich op het eiland Patmos in ballingschap bevindt? Jehovah zelf antwoordt: „En Degene die op de troon was gezeten, zei: ’Zie! Ik maak alle dingen nieuw.’ Ook zegt hij: ’Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig.’ En hij zei tot mij: ’Ze zijn geschied! Ik ben de Alfa en de Ómega, het begin en het einde.’” — Openbaring 21:5, 6a.
9. Waarom kan de verwezenlijking van deze toekomstige zegeningen als absoluut zeker worden beschouwd?
9 Het is alsof Jehovah zelf voor de getrouwe mensheid een waarborg of eigendomscertificaat betreffende deze toekomstige zegeningen ondertekent. Wie zou durven twijfelen aan Degene die zo’n waarborg geeft? Ja, zo zeker zijn deze beloften van Jehovah dat hij erover spreekt als waren ze reeds vervuld: „Ze zijn geschied!” Is Jehovah niet „de Alfa en de Ómega, . . . Hij die is en die was en die komt, de Almachtige”? (Openbaring 1:8) Dat is hij inderdaad! Hijzelf verklaart: „Ik ben de eerste en ik ben de laatste, en buiten mij is er geen God” (Jesaja 44:6). Als zodanig kan hij profetieën inspireren en ze tot in de kleinste bijzonderheden vervullen. Hoe geloofversterkend! Daarom belooft hij: „Zie! Ik maak alle dingen nieuw”! In plaats van te betwijfelen of deze wonderbare dingen werkelijk zullen gebeuren, zouden wij ons beter kunnen afvragen: ’Wat moet ik persoonlijk doen om zulke zegeningen te beërven?’
„Water” voor de dorstigen
10. Welk „water” biedt Jehovah aan, en wat wordt erdoor afgebeeld?
10 Jehovah zelf verklaart: „Aan een ieder die dorst heeft, zal ik uit de bron van het water des levens geven om niet (Openbaring 21:6b). Om die dorst te lessen, moet iemand zich bewust zijn van zijn geestelijke nood en bereid zijn „het water” dat Jehovah verschaft te aanvaarden (Jesaja 55:1; Matthéüs 5:3). Welk „water”? Jezus zelf beantwoordde die vraag toen hij getuigenis gaf aan een vrouw bij een bron in Samária. Hij zei tot haar: „Al wie van het water drinkt dat ik hem zal geven, zal nimmermeer dorst krijgen, maar het water dat ik hem zal geven, zal in hem een bron van water worden dat opborrelt om eeuwig leven te schenken.” Die „bron van het water des levens” stroomt van God via Christus als Zijn voorziening om de mensheid tot volmaakt leven te herstellen. Hoezeer dienen wij, net als de Samaritaanse vrouw, ernaar te verlangen met volle teugen uit die bron te drinken! En hoezeer dienen wij, net als die vrouw, bereid te zijn wereldse aangelegenheden te laten varen en in plaats daarvan het goede nieuws aan anderen te vertellen! — Johannes 4:14, 15, 28, 29.
Zij die overwinnen
11. Welke belofte doet Jehovah, en op wie zijn de woorden in de eerste plaats van toepassing?
11 Degenen die van dat verfrissende „water” drinken, moeten ook overwinnen, zoals Jehovah vervolgens zegt: „Een ieder die overwint, zal deze dingen beërven, en ik zal zijn God zijn en hij zal mijn zoon zijn” (Openbaring 21:7). Deze belofte komt overeen met de beloften die aangetroffen worden in de boodschappen aan de zeven gemeenten; vandaar dat deze woorden in de eerste plaats op gezalfde discipelen van toepassing moeten zijn (Openbaring 2:7, 11, 17, 26-28; 3:5, 12, 21). Christus’ geestelijke broeders hebben door de eeuwen heen verlangend uitgezien naar het voorrecht deel uit te maken van het Nieuwe Jeruzalem. Indien zij net als Jezus overwinnen, zullen hun verwachtingen verwezenlijkt worden. — Johannes 16:33.
12. Hoe zal Jehovah’s belofte uit Openbaring 21:7 ten aanzien van de grote schare vervuld worden?
12 De grote schare uit alle natiën ziet eveneens verlangend uit naar de vervulling van deze belofte. Ook zij moeten overwinnen, door God loyaal te dienen totdat zij uit de grote verdrukking komen. Dan zullen zij hun aardse erfdeel deelachtig worden, ’het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor hen is bereid’ (Matthéüs 25:34). Dezen en andere aardse schapen van de Heer die aan het einde van de duizend jaar de beproeving doorstaan, worden „heiligen” genoemd (Openbaring 20:9). Als leden van Gods universele organisatie zullen zij in een heilige kind-vaderverhouding met hun Schepper, Jehovah God, staan. — Jesaja 66:22; Johannes 20:31; Romeinen 8:21.
13, 14. Welke praktijken moeten wij resoluut vermijden om Gods prachtige beloften te beërven, en waarom?
13 Hoe belangrijk is het toch dat Jehovah’s Getuigen, met dit grootse vooruitzicht voor ogen, thans rein blijven van de bezoedelende dingen van Satans wereld! Wij moeten sterk en resoluut zijn en het vaste besluit nemen ons nimmer door de Duivel te laten verlagen tot het gezelschap dat Jehovah zelf als volgt beschrijft: „Maar wat de lafhartigen betreft en degenen die geen geloof hebben en degenen die walgelijk zijn in hun vuiligheid en moordenaars en hoereerders en degenen die spiritisme beoefenen en afgodendienaars en alle leugenaars, hun deel zal zijn in het meer dat met vuur en zwavel brandt. Dit betekent de tweede dood” (Openbaring 21:8). Ja, wie het erfdeel wil ontvangen, moet de praktijken vermijden die dit oude samenstel van dingen bezoedeld hebben. Hij moet overwinnen door ondanks alle druk en verleiding getrouw te blijven. — Romeinen 8:35-39.
14 Hoewel de christenheid beweert de bruid van Christus te zijn, wordt ze gekenmerkt door de walgelijke praktijken die Johannes hier beschrijft. Daarom gaat ze samen met de rest van Babylon de Grote ten onder in de eeuwige vernietiging (Openbaring 18:8, 21). Evenzo moet al wie tot de gezalfden of tot de grote schare behoort en zulke kwalijke praktijken gaat beoefenen of daartoe begint aan te moedigen, de eeuwige vernietiging onder de ogen zien. Indien zij in deze daden volharden, zullen zij de beloften niet beërven. En in de nieuwe aarde zal al wie dergelijke praktijken probeert in te voeren, prompt vernietigd worden en de tweede dood ondergaan zonder hoop op een opstanding. — Jesaja 65:20.
15. Wie geven een voortreffelijk voorbeeld als overwinnaars, en met welk visioen wordt het boek Openbaring tot een sublieme climax gevoerd?
15 Een voortreffelijk voorbeeld van overwinnaars wordt gegeven door het Lam, Jezus Christus, en zijn uit 144.000 leden bestaande bruid, het Nieuwe Jeruzalem. Hoe passend is het derhalve dat de Openbaring tot een sublieme climax wordt gevoerd door een laatste, bovenaards gezicht op het Nieuwe Jeruzalem! Johannes beschrijft nu tot slot nog één visioen.
[Illustraties op blz. 302]
In de maatschappij van de nieuwe aarde zal er vreugdevol werk en aangename omgang voor allen zijn