Hoofdstuk 43
De luisterrijke stad
Visioen 16 — Openbaring 21:9–22:5
Onderwerp: Een beschrijving van het Nieuwe Jeruzalem
Tijd waarin vervuld: Na de grote verdrukking en het in de afgrond werpen van Satan
1, 2. (a) Waar wordt Johannes door een engel heen gebracht om het Nieuwe Jeruzalem te zien, en welk contrast valt ons hier op? (b) Waarom is dit de grootse climax van de Openbaring?
EEN engel had Johannes naar een wildernis gebracht om hem Babylon de Grote te tonen. Nu voert een engel uit dezelfde groep engelen Johannes naar een hoge berg. Wat een contrast krijgt hij te zien! Niet een onreine, immorele stad zoals de Babylonische hoer, maar het Nieuwe Jeruzalem — zuiver, geestelijk, heilig — en het daalt neer uit de hemel zelf. — Openbaring 17:1, 5.
2 Zelfs het aardse Jeruzalem heeft nooit een dergelijke heerlijkheid gehad. Johannes vertelt ons: „En er kwam één van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, welke vol waren van de zeven laatste plagen, en hij sprak met mij en zei: ’Kom hier, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam, tonen.’ Hij dan voerde mij in de kracht van de geest weg naar een grote en hoge berg, en hij toonde mij de heilige stad Jeruzalem, die van God uit de hemel neerdaalde en de heerlijkheid van God had” (Openbaring 21:9-11a). Vanaf zijn gunstige uitkijkpunt op die hoog oprijzende berg overziet Johannes de wonderschone stad, die tot in de kleinste bijzonderheden lieflijk is. Mensen des geloofs hebben vanaf het moment dat de mensheid tot zonde verviel en daardoor de dood over zich bracht, met vurige verwachting naar haar komst uitgezien. Eindelijk is ze er! (Romeinen 8:19; 1 Korinthiërs 15:22, 23; Hebreeën 11:39, 40) Het is de prachtige geestelijke stad, bestaande uit 144.000 loyale rechtschapenheidbewaarders, luisterrijk in haar heiligheid en de weerspiegeling van de heerlijkheid van Jehovah zelf. Dit nu is de grootse climax van de Openbaring!
3. Hoe beschrijft Johannes de schoonheid van het Nieuwe Jeruzalem?
3 De schoonheid van het Nieuwe Jeruzalem is adembenemend: „Haar glans was gelijk een zeer kostbare steen, als een kristalhelder schijnende jaspissteen. Ze had een grote en hoge muur en had twaalf poorten en bij de poorten twaalf engelen, en er waren namen op gegrift, welke die van de twaalf stammen der zonen van Israël zijn. Naar het oosten waren er drie poorten en naar het noorden drie poorten en naar het zuiden drie poorten en naar het westen drie poorten. De muur van de stad had ook twaalf fundamentstenen en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam” (Openbaring 21:11b-14). Hoe passend dat de eerste indruk die door Johannes wordt weergegeven, een en al glanzende schittering is! Stralend als een nieuwe bruid vormt het Nieuwe Jeruzalem een passende gemalin voor Christus. De stad schittert helder, en hoe zou het anders kunnen aangezien ze een schepping is van „de Vader der hemelse lichten”. — Jakobus 1:17.
4. Waardoor wordt te kennen gegeven dat het Nieuwe Jeruzalem niet de vleselijke natie Israël is?
4 Op haar twaalf poorten staan de namen van de twaalf stammen van Israël. Deze symbolische stad bestaat derhalve uit de 144.000, die werden verzegeld „uit elke stam van de zonen van Israël” (Openbaring 7:4-8). In overeenstemming hiermee staan op de fundamentstenen de namen van de twaalf apostelen van het Lam. Ja, het Nieuwe Jeruzalem is niet de vleselijke natie Israël, gegrondvest op de twaalf zonen van Jakob, maar het geestelijke Israël, opgebouwd op het fundament van „de apostelen en profeten”. — Efeziërs 2:20.
5. Wat wordt te kennen gegeven door de „grote en hoge muur” van het Nieuwe Jeruzalem en door het feit dat er bij elke ingang een engel opgesteld staat?
5 De symbolische stad heeft een reusachtige muur. In oude tijden werden stadsmuren gebouwd voor de veiligheid, om vijanden buiten te houden. De „grote en hoge muur” van het Nieuwe Jeruzalem laat zien dat ze geestelijk veilig is. Geen vijand van rechtvaardigheid, geen onreine of oneerlijke, zal er ooit binnen kunnen komen (Openbaring 21:27). Maar voor degenen die erin toegelaten worden, is het binnengaan in deze wonderschone stad als het binnengaan in het Paradijs (Openbaring 2:7). Nadat Adam uit het oorspronkelijke paradijs verdreven was, werden er cherubs voor de ingang geplaatst om onreine mensen buiten te houden (Genesis 3:24). Op overeenkomstige wijze staat bij elke ingang van de heilige stad Jeruzalem een engel opgesteld om de geestelijke veiligheid van de stad te waarborgen. Ja, gedurende de hele periode van de laatste dagen waken engelen over de gemeente van gezalfde christenen, die het Nieuwe Jeruzalem wordt, om die voor Babylonische besmetting te behoeden. — Matthéüs 13:41.
De stad wordt gemeten
6. (a) Hoe beschrijft Johannes het meten van de stad, en wat wordt door dit meten kenbaar gemaakt? (b) Hoe kan de maatstaf die gebruikt werd, „naar mensenmaat [zijn], die tegelijkertijd engelenmaat is”? (Zie voetnoot.)
6 Johannes vervolgt zijn verslag: „Degene nu die met mij sprak, had als maatstaf een gouden rietstok, om de stad en haar poorten en haar muur te meten. En de stad ligt in het vierkant, en haar lengte is even groot als haar breedte. En hij mat de stad met de rietstok, twaalfduizend stadiën; haar lengte en breedte en hoogte zijn gelijk. Hij mat ook haar muur, honderd vierenveertig el, naar mensenmaat, die tegelijkertijd engelenmaat is” (Openbaring 21:15-17). Toen het tempelheiligdom werd gemeten, verschafte dit een waarborg dat Jehovah’s voornemens ten aanzien ervan vervuld zouden worden (Openbaring 11:1). Nu toont het meten van het Nieuwe Jeruzalem, dat door de engel wordt gedaan, hoe onveranderlijk Jehovah’s voornemens ten aanzien van deze heerlijke stad zijn.a
7. Wat is opmerkelijk in verband met de afmetingen van de stad?
7 Wat een opmerkelijke stad is dit! Een volmaakte kubus met een omtrek van 12.000 stadiën (ca. 2220 km), omgeven door een muur van 144 el (64 m) hoog. Geen letterlijke stad zou ooit zulke afmetingen kunnen hebben. Ze zou een gebied beslaan dat ongeveer 14 maal zo groot is als het hedendaagse Israël, en ze zou tot bijna 560 kilometer in het hemelruim oprijzen! De Openbaring werd in tekenen gegeven. Wat vertellen deze afmetingen ons dus over het hemelse Nieuwe Jeruzalem?
8. Waarop duiden (a) de 144 el hoge muren van de stad? (b) de 12.000 stadiën die de stad meet? (c) de volmaakte kubusvorm van de stad?
8 De 144 el hoge muren herinneren ons eraan dat de stad bestaat uit 144.000 geadopteerde geestelijke zonen van God. Het getal 12 dat voorkomt in de afmeting van 12.000 stadiën van de stad — met een lengte, breedte en hoogte die aan elkaar gelijk zijn — wordt in bijbelse profetieën figuurlijk in organisatorische omlijstingen gebruikt. Derhalve is het Nieuwe Jeruzalem een magnifiek ontworpen organisatorische regeling om Gods eeuwige voornemen te verwezenlijken. Het Nieuwe Jeruzalem vormt, te zamen met de Koning Jezus Christus, Jehovah’s Koninkrijksorganisatie. Dan is er de vorm van de stad: een volmaakte kubus. In Salomo’s tempel was het Allerheiligste, waarin zich een symbolische afbeelding van Jehovah’s tegenwoordigheid bevond, een volmaakte kubus (1 Koningen 6:19, 20). Hoe passend is het derhalve dat het Nieuwe Jeruzalem, dat verlicht is door de heerlijkheid van Jehovah zelf, er als een volmaakte kubus van grote afmetingen uit ziet! Alle maten ervan zijn volmaakt in evenwicht. Het Nieuwe Jeruzalem is een stad zonder onregelmatigheden of gebreken. — Openbaring 21:22.
Kostbare bouwmaterialen
9. Hoe beschrijft Johannes de bouwmaterialen van de stad?
9 Johannes vervolgt zijn beschrijving: „Haar muur nu was gebouwd van jaspis, en de stad was zuiver goud, gelijk helder glas. De fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei edelgesteente versierd: het eerste fundament was jaspis, het tweede saffier, het derde chalcedon, het vierde smaragd, het vijfde sardonyx, het zesde sardius, het zevende chrysoliet, het achtste beril, het negende topaas, het tiende chrysopraas, het elfde hyacint, het twaalfde amethist. En de twaalf poorten waren twaalf parels; elk van de poorten was gemaakt van één parel. En de brede straat van de stad was zuiver goud, als doorzichtig glas.” — Openbaring 21:18-21.
10. Waarop duidt het feit dat de stad is gebouwd van jaspis, goud en „allerlei edelgesteente”?
10 De bouw van de stad is werkelijk schitterend. Wij lezen niet over alledaagse, aardse bouwmaterialen zoals leem of steen, maar in plaats daarvan over jaspis, gelouterd goud en „allerlei edelgesteente”. Wat een passende beschrijving van hemelse bouwmaterialen! Niets zou luisterrijker kunnen zijn. De oude ark van het verbond was met zuiver goud bekleed, en in de bijbel beeldt dit element dikwijls dingen af die goed en waardevol zijn (Exodus 25:11; Spreuken 25:11; Jesaja 60:6, 17). Maar geheel het Nieuwe Jeruzalem, en zelfs zijn brede straat, is gemaakt van „zuiver goud, gelijk helder glas”, waarmee een schoonheid en een intrinsieke waarde worden geschilderd die elk voorstellingsvermogen te boven gaan.
11. Waardoor wordt gewaarborgd dat degenen die deel uitmaken van het Nieuwe Jeruzalem, de hoogste uitnemendheid van geestelijke zuiverheid zullen uitstralen?
11 Geen menselijke smelter zou ooit zulk zuiver goud kunnen produceren. Maar Jehovah is de Meester-Louteraar. Hij zit „als een louteraar en reiniger van zilver”, en hij loutert de afzonderlijke getrouwe leden van het geestelijke Israël „als goud en als zilver”, door alle onzuiverheden van hen te verwijderen. Uitsluitend personen die werkelijk zijn gelouterd en gereinigd, zullen uiteindelijk deel uitmaken van het Nieuwe Jeruzalem, en op deze wijze bouwt Jehovah de stad met levende bouwmaterialen die de hoogste uitnemendheid van geestelijke zuiverheid uitstralen. — Maleachi 3:3, 4.
12. Wat wordt te kennen gegeven door het feit dat (a) de fundamenten van de stad versierd zijn met twaalf edelstenen? (b) de poorten van de stad parels zijn?
12 Zelfs de fundamenten van de stad zijn prachtig, want ze zijn versierd met twaalf edelstenen. Dit doet denken aan de joodse hogepriester uit de oudheid, die bij plechtige gelegenheden een efod droeg bezet met twaalf verschillende edelstenen die min of meer overeenkomen met die welke hier beschreven worden (Exodus 28:15-21). Dat is beslist geen toeval! Het beklemtoont daarentegen de priesterlijke functie van het Nieuwe Jeruzalem, waarvan Jezus, de grote Hogepriester, de „lamp” is (Openbaring 20:6; 21:23; Hebreeën 8:1). Ook vallen de voordelen van Jezus’ hogepriesterlijke bediening de mensheid via het Nieuwe Jeruzalem ten deel (Openbaring 22:1, 2). De twaalf poorten van de stad, elk een wondermooie parel, doen denken aan Jezus’ illustratie waarin het Koninkrijk werd vergeleken met een parel van grote waarde. Allen die door deze poorten binnengaan, zullen oprechte waardering voor geestelijke waarden hebben getoond. — Matthéüs 13:45, 46; vergelijk Job 28:12, 17, 18.
Een stad van licht
13. Wat zegt Johannes vervolgens betreffende het Nieuwe Jeruzalem, en waarom heeft de stad geen letterlijke tempel nodig?
13 In Salomo’s tijd werd het stadsbeeld van Jeruzalem beheerst door een tempel die op het hoogste punt van de stad, op de berg Moría in het noorden, was gebouwd. Maar hoe staat het met het Nieuwe Jeruzalem? Johannes zegt: „En ik zag geen tempel in haar, want Jehovah God, de Almachtige, is haar tempel, evenals het Lam. En de stad heeft noch de zon noch de maan nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlichtte haar, en haar lamp was het Lam” (Openbaring 21:22, 23). Er bestaat in wezen ook geen noodzaak hier een letterlijke tempel te bouwen. De oude joodse tempel was slechts een model, en de werkelijkheid van dat model, de grote geestelijke tempel, bestaat sedert Jehovah in 29 G.T. Jezus als Hogepriester heeft gezalfd (Matthéüs 3:16, 17; Hebreeën 9:11, 12, 23, 24). Een tempel veronderstelt ook een priesterklasse die slachtoffers aan Jehovah brengt ten behoeve van het volk. Maar allen die tot het Nieuwe Jeruzalem behoren, zijn priesters (Openbaring 20:6). En het grote slachtoffer, Jezus’ volmaakte menselijke leven, is eens voor altijd gebracht (Hebreeën 9:27, 28). Bovendien kan iedere inwoner van de stad Jehovah persoonlijk benaderen.
14. (a) Waarom heeft het Nieuwe Jeruzalem de zon en de maan niet nodig om de stad te beschijnen? (b) Wat voorzei Jesaja betreffende Jehovah’s universele organisatie, en hoe is het Nieuwe Jeruzalem hierbij betrokken?
14 Toen Jehovah’s heerlijkheid op de berg Sinaï aan Mozes voorbijging, was het gevolg dat Mozes’ aangezicht zo helder straalde dat hij het voor zijn mede-Israëlieten moest bedekken (Exodus 34:4-7, 29, 30, 33). Kunt u zich dan indenken hoe helder een stad moet stralen die voortdurend door Jehovah’s heerlijkheid wordt verlicht? In zulk een stad kan het nooit nacht zijn. Ze zou geen letterlijke zon of maan nodig hebben. Ze zou tot in eeuwigheid licht uitstralen. (Vergelijk 1 Timótheüs 6:16.) Het Nieuwe Jeruzalem baadt in zulk een glanzende schittering. Ja, deze bruid en haar Bruidegom-Koning worden de hoofdstad van Jehovah’s universele organisatie — Zijn „vrouw”, „het Jeruzalem dat boven is” — waarover Jesaja profeteerde: „Voor u zal de zon niet meer een licht blijken te zijn bij dag, en wat glans betreft, de maan zelf zal u geen licht meer geven. En Jehovah moet voor u een voor onbepaalde tijd durend licht worden, en uw God uw luister. Uw zon zal niet meer ondergaan, noch zal uw maan afnemen; want Jehovah zelf zal voor u tot een voor onbepaalde tijd durend licht worden, en de dagen van uw rouw zullen voltooid zijn.” — Jesaja 60:1, 19, 20; Galaten 4:26.
Een licht voor de natiën
15. Welke in de Openbaring opgetekende woorden omtrent het Nieuwe Jeruzalem stemmen overeen met Jesaja’s profetie?
15 Deze zelfde profetie voorzei tevens: „En natiën zullen stellig tot uw licht gaan, en koningen tot de glans van uw schijnen” (Jesaja 60:3). De Openbaring toont aan dat deze woorden ook op het Nieuwe Jeruzalem van toepassing zijn: „En de natiën zullen bij haar licht wandelen, en de koningen der aarde zullen hun heerlijkheid in haar brengen. En haar poorten zullen overdag nooit worden gesloten, want nacht zal daar niet bestaan. En zij zullen de heerlijkheid en de eer van de natiën in haar brengen.” — Openbaring 21:24-26.
16. Wie zijn „de natiën” die bij het licht van het Nieuwe Jeruzalem zullen wandelen?
16 Wie zijn deze „natiën” die bij het licht van het Nieuwe Jeruzalem wandelen? Het zijn mensen die eens een deel van de natiën van deze goddeloze wereld waren en die gunstig reageren op het licht dat deze heerlijke hemelse stad uitstraalt. Vooraan in hun gelederen bevinden zich de leden van de grote schare, die reeds uit „alle natiën en stammen en volken en talen” zijn gekomen en die te zamen met de Johannesklasse God dag en nacht aanbidden (Openbaring 7:9, 15). Nadat het Nieuwe Jeruzalem uit de hemel is neergedaald en Jezus de sleutels van de dood en van Hades heeft gebruikt om de doden op te wekken, zullen miljoenen anderen zich bij hen voegen, mensen die oorspronkelijk uit „de natiën” afkomstig zijn en die Jehovah en zijn Zoon, de met een Lam te vergelijken Echtgenoot van het Nieuwe Jeruzalem, gaan liefhebben. — Openbaring 1:18.
17. Wie zijn „de koningen der aarde” die „hun heerlijkheid” in het Nieuwe Jeruzalem „brengen”?
17 Wie zijn dan „de koningen der aarde” die „hun heerlijkheid in haar brengen”? Het zijn niet de letterlijke koningen der aarde als groep, want al die koningen gaan ten onder in de vernietiging wanneer zij te Armageddon tegen Gods koninkrijk strijden (Openbaring 16:14, 16; 19:17, 18). Zouden de koningen hooggeplaatste personen uit de natiën kunnen zijn die een deel van de grote schare worden, of zijn zij uit de doden opgewekte koningen die zich in de nieuwe wereld aan Gods koninkrijk onderwerpen? (Matthéüs 12:42) Dat is hoogst onwaarschijnlijk, want de heerlijkheid van die koningen was grotendeels werelds van aard en is sinds lang verbleekt. „De koningen der aarde” die hun heerlijkheid in het Nieuwe Jeruzalem brengen, moeten derhalve de 144.000 zijn, die „uit elke stam en taal en elk volk en elke natie . . . gekocht” zijn om als koningen te regeren met het Lam, Jezus Christus (Openbaring 5:9, 10; 22:5). Zij brengen hun door God geschonken heerlijkheid in de stad om haar glans nog te verhogen.
18. (a) Wie zullen buiten het Nieuwe Jeruzalem gehouden worden? (b) Wie alleen zullen de stad mogen binnengaan?
18 Johannes vervolgt: „Maar alles wat niet heilig is en een ieder die iets walgelijks en de leugen beoefent, zal er geenszins binnengaan, alleen zij die geschreven staan in de boekrol des levens van het Lam” (Openbaring 21:27). Niets wat door Satans samenstel van dingen bezoedeld is, kan deel uitmaken van het Nieuwe Jeruzalem. Ook al staan de poorten van de stad voortdurend open, niemand die „iets walgelijks en de leugen beoefent”, zal er mogen binnengaan. Er zullen geen afvalligen in die stad zijn, en ook geen leden van Babylon de Grote. En als iemand zou proberen de stad te ontheiligen door haar toekomstige leden die nog op aarde zijn te verderven, worden hun pogingen tenietgedaan (Matthéüs 13:41-43). Alleen „zij die geschreven staan in de boekrol des levens van het Lam”, de 144.000, zullen uiteindelijk het Nieuwe Jeruzalem binnengaan.b — Openbaring 13:8; Daniël 12:3.
De rivier van water des levens
19. (a) Hoe beschrijft Johannes dat de mensheid via het Nieuwe Jeruzalem zegeningen ten deel zullen vallen? (b) Wanneer stroomt de „rivier van water des levens”, en hoe weten wij dit?
19 Via het luisterrijke Nieuwe Jeruzalem zal de mensheid op aarde grootse zegeningen ontvangen. Dit verneemt Johannes nu: „En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, die vanuit de troon van God en van het Lam stroomde over het midden van haar brede straat” (Openbaring 22:1, 2a). Wanneer stroomt deze „rivier”? Aangezien ze „vanuit de troon van God en van het Lam” stroomt, kon dat pas zijn nadat de dag des Heren in 1914 was begonnen. Dat was de tijd voor de door het zevende trompetgeschal ingeluide gebeurtenis en de grootse aankondiging: „Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus” (Openbaring 11:15; 12:10). Gedurende de tijd van het einde nodigen de geest en de bruid mensen met de juiste gezindheid uit het water des levens om niet te nemen. Voor zulke mensen zal het water uit deze rivier beschikbaar blijven tot aan het einde van dit samenstel van dingen en ook nog daarna, in de nieuwe wereld, wanneer het Nieuwe Jeruzalem ’van God uit de hemel neerdaalt’. — Openbaring 21:2.
20. Waardoor wordt te kennen gegeven dat er reeds een zekere mate van water des levens beschikbaar is?
20 Dit is niet de eerste keer dat de mensheid levengevend water is aangeboden. Toen Jezus op aarde was, sprak hij over water dat eeuwig leven schonk (Johannes 4:10-14; 7:37, 38). Voorts staat Johannes op het punt de liefdevolle uitnodiging te horen: „De geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’ En laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’ En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet” (Openbaring 22:17). Deze uitnodiging weerklinkt zelfs nu al, waardoor te kennen wordt gegeven dat er reeds een zekere mate van water des levens beschikbaar is. Maar in de nieuwe wereld zullen die wateren als een ware rivier vanuit Gods troon en via het Nieuwe Jeruzalem stromen.
21. Wat wordt afgebeeld door de „rivier van water des levens”, en hoe helpt Ezechiëls visioen van deze rivier ons dit te weten te komen?
21 Wat is deze „rivier van water des levens”? Letterlijk water is een onmisbaar element voor leven. Zonder voedsel kan een mens een aantal weken in leven blijven, maar zonder water sterft hij binnen ongeveer een week. Water is tevens een reinigingsmiddel en onontbeerlijk voor de gezondheid. Het water des levens moet derhalve iets afbeelden dat onontbeerlijk is voor het leven en de gezondheid van de mensheid. De profeet Ezechiël kreeg ook een visioen van deze „rivier van water des levens”, en in zijn visioen stroomde de rivier vanuit de tempel en daalde af naar de Dode Zee. En toen gebeurde er een groot wonder! Die levenloze, van chemische stoffen verzadigde watermassa werd veranderd in zoet water dat wemelde van vis! (Ezechiël 47:1-12) Ja, de rivier uit het visioen schenkt nieuw leven aan iets wat voorheen dood was, waardoor wordt bevestigd dat de rivier van water des levens een afbeelding is van Gods door bemiddeling van Jezus Christus getroffen voorziening tot herstel van volmaakt menselijk leven voor het „dode” mensdom. Deze rivier is „helder als kristal”, waarin wij de zuiverheid en heiligheid van Gods voorzieningen herkennen. Ze is niet zoals de met bloed bevlekte, doodaanbrengende „wateren” van de christenheid. — Openbaring 8:10, 11.
22. (a) Waar ontspringt de rivier, en waarom is dit passend? (b) Waarmee heeft het water des levens te maken, en wat omvat deze symbolische rivier nog meer?
22 De rivier ontspringt bij „de troon van God en van het Lam”. Dit is passend, aangezien Jehovah’s levengevende voorzieningen zijn gebaseerd op het loskoopoffer, en dit werd verschaft omdat Jehovah „de wereld zozeer [heeft] liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Johannes 3:16). Het water des levens heeft ook te maken met Gods Woord, dat in de bijbel als water wordt aangeduid (Efeziërs 5:26). De rivier van water des levens omvat echter niet alleen de waarheid, maar ook elke andere van Jehovah afkomstige, op Jezus’ slachtoffer gebaseerde voorziening om gehoorzame mensen van zonde en de dood te bevrijden en hun eeuwig leven te schenken. — Johannes 1:29; 1 Johannes 2:1, 2.
23. (a) Waarom is het passend dat de rivier van water des levens over het midden van de brede straat van het Nieuwe Jeruzalem stroomt? (b) Welke door God aan Abraham gedane belofte zal vervuld worden wanneer het water des levens in overvloedige mate stroomt?
23 Gedurende de Duizendjarige Regering zullen de voordelen van de losprijs door middel van het priesterschap van Jezus en zijn 144.000 onderpriesters volledig worden aangewend. Het is dus passend dat de rivier van water des levens over het midden van de brede straat van het Nieuwe Jeruzalem stroomt. Deze stad bestaat uit de leden van het geestelijke Israël, die samen met Jezus het ware zaad van Abraham vormen (Galaten 3:16, 29). Wanneer het water des levens daarom in overvloedige mate over het midden van de brede straat van de symbolische stad stroomt, zullen „alle natiën der aarde” volop gelegenheid hebben om zich door bemiddeling van Abrahams zaad te zegenen. Jehovah’s belofte aan Abraham zal volledig vervuld worden. — Genesis 22:17, 18.
Bomen des levens
24. Wat ziet Johannes nu aan weerszijden van de rivier van water des levens, en wat wordt erdoor afgebeeld?
24 In Ezechiëls visioen wordt de rivier zelfs een krachtige stroom, en de profeet zag aan weerszijden ervan allerlei vruchtdragende bomen groeien (Ezechiël 47:12). Maar wat ziet Johannes? Het volgende: „En aan deze en aan gene zijde van de rivier stonden bomen des levens, die twaalf vruchtoogsten voortbrengen, elke maand hun vruchten opleverend. En de bladeren van de bomen waren tot genezing van de natiën” (Openbaring 22:2b). Door deze „bomen des levens” moet eveneens iets worden afgebeeld dat deel uitmaakt van Jehovah’s voorziening om de gehoorzame mensheid eeuwig leven te schenken.
25. Welke rijke voorziening treft Jehovah voor gunstig reagerende mensen in het wereldomvattende Paradijs?
25 Wat een rijke voorziening treft Jehovah voor gunstig reagerende mensen! Niet alleen mogen zij van die verfrissende wateren drinken, maar zij mogen ook een voortdurende verscheidenheid aan levenonderhoudende vruchten van die bomen plukken. O, waren onze oorspronkelijke ouders toch maar tevreden geweest met een soortgelijke ’begeerlijke’ voorziening in het paradijs van Eden! (Genesis 2:9) Maar nu is er een wereldomvattend Paradijs, en Jehovah treft door middel van de bladeren van die symbolische bomen zelfs voorzieningen „tot genezing van de natiën”.c Verre superieur aan welke plantaardige of andere soort van medicijn maar ook die in onze tijd beschikbaar gesteld wordt, zal de verzachtende aanwending van die symbolische bladeren de gelovige mensheid tot geestelijke en lichamelijke volmaaktheid opheffen.
26. Wat kunnen de bomen des levens onder andere afbeelden, en waarom?
26 Die bomen, rijkelijk van water voorzien door de rivier, kunnen onder andere een afbeelding zijn van de 144.000 leden van de vrouw van het Lam. Terwijl zij op aarde zijn, drinken ook zij van Gods voorziening voor leven door bemiddeling van Jezus Christus. Het is interessant dat deze door de geest verwekte broeders van Jezus profetisch „grote bomen der rechtvaardigheid” worden genoemd (Jesaja 61:1-3; Openbaring 21:6). Zij hebben al veel geestelijke vruchten tot lof van Jehovah voortgebracht (Matthéüs 21:43). En gedurende de Duizendjarige Regering zullen zij een aandeel hebben aan het uitreiken van de loskoopvoorzieningen die zullen dienen tot „genezing van de natiën”, een genezing van zonde en de dood. — Vergelijk 1 Johannes 1:7.
Geen nacht meer
27. Welke verdere zegeningen zullen degenen die het voorrecht hebben het Nieuwe Jeruzalem binnen te gaan, volgens Johannes ten deel vallen, en waarom wordt er gezegd dat ’er geen enkele vervloeking meer zal zijn’?
27 Toegang tot het Nieuwe Jeruzalem — een geweldiger voorrecht is beslist niet mogelijk! Denk u eens in — die eens geringe, onvolmaakte mensen zullen Jezus tot in de hemel volgen om deel te gaan uitmaken van zo’n glorierijke regeling! (Johannes 14:2) Johannes geeft ons enig idee van de zegeningen die zij zullen genieten, door te zeggen: „En er zal geen enkele vervloeking meer zijn. Maar de troon van God en van het Lam zal in de stad zijn, en zijn slaven zullen heilige dienst voor hem verrichten; en zij zullen zijn aangezicht zien, en zijn naam zal op hun voorhoofd zijn” (Openbaring 22:3, 4). Toen de Israëlitische priesterschap verdorven raakte, werd ze getroffen door Jehovah’s vloek (Maleachi 2:2). Aangaande het trouweloze „huis” van Jeruzalem verklaarde Jezus dat het verlaten achtergelaten zou worden (Matthéüs 23:37-39). Maar in het Nieuwe Jeruzalem „zal geen enkele vervloeking meer zijn”. (Vergelijk Zacharia 14:11.) Al zijn inwoners zullen in het vuur van beproevingen hier op aarde getoetst zijn, en daar zij de overwinning hebben behaald, zullen zij ’onverderfelijkheid en onsterfelijkheid aangedaan’ hebben. In hun geval weet Jehovah, zoals hij het ook van Jezus wist, dat zij nimmer zullen afvallen (1 Korinthiërs 15:53, 57). Bovendien zal „de troon van God en van het Lam” er zijn om de hechte positie van de stad tot in alle eeuwigheid te waarborgen.
28. Waarom staat Gods naam op het voorhoofd van de leden van het Nieuwe Jeruzalem geschreven, en welk opwindende vooruitzicht hebben zij?
28 Evenals Johannes zelf zijn alle toekomstige leden van die hemelse stad „slaven” van God. Als zodanig staat Gods naam duidelijk zichtbaar op hun voorhoofd geschreven, waardoor hij als hun Eigenaar wordt geïdentificeerd (Openbaring 1:1; 3:12). Zij zullen het een voorrecht van onschatbare waarde achten als deel van het Nieuwe Jeruzalem heilige dienst voor hem te verrichten. Toen Jezus op aarde was, deed hij zulke toekomstige regeerders een opwindende belofte door te zeggen: „Gelukkig zijn de zuiveren van hart, want zij zullen God zien” (Matthéüs 5:8). Hoe gelukkig zullen die slaven zijn Jehovah in eigen persoon werkelijk te mogen aanschouwen en aanbidden!
29. Waarom zegt Johannes over het hemelse Nieuwe Jeruzalem dat „er geen nacht meer [zal] zijn”?
29 Johannes vervolgt: „Ook zal er geen nacht meer zijn, en zij hebben geen lamplicht nodig, noch hebben zij zonlicht, want Jehovah God zal hen verlichten” (Openbaring 22:5a). Het oude Jeruzalem was net als iedere andere stad op aarde voor licht afhankelijk van de zon overdag en van maanlicht en kunstlicht bij nacht. Maar in het hemelse Nieuwe Jeruzalem zal zo’n verlichting onnodig zijn. De stad zal door Jehovah zelf verlicht worden. „Nacht” kan ook in figuurlijke zin worden gebruikt om tegenspoed of scheiding van Jehovah aan te duiden (Micha 3:6; Johannes 9:4; Romeinen 13:11, 12). Nooit kan er zo’n nacht heersen in de heerlijke, stralende tegenwoordigheid van de almachtige God.
30. Hoe besluit Johannes het schitterende visioen, en waarvan verzekert de Openbaring ons?
30 Johannes besluit dit schitterende visioen door over deze slaven van God te zeggen: „En zij zullen als koningen regeren tot in alle eeuwigheid” (Openbaring 22:5b). Het is waar dat aan het einde van de duizend jaar de voordelen van de losprijs volledig aangewend zullen zijn en Jezus een tot volmaaktheid gebrachte mensheid aan zijn Vader zal aanbieden (1 Korinthiërs 15:25-28). Wat Jehovah daarna voor Jezus en de 144.000 in gedachten heeft, weten wij niet. Maar de Openbaring verzekert ons dat hun voorrecht om heilige dienst voor Jehovah te verrichten, tot in alle eeuwigheid zal voortduren.
De gelukkige climax van de Openbaring
31. (a) Hoe wordt de Openbaring door het visioen van het Nieuwe Jeruzalem tot een climax gebracht? (b) Wat brengt het Nieuwe Jeruzalem voor andere getrouwe leden van de mensheid tot stand?
31 De verwezenlijking van dit visioen van het Nieuwe Jeruzalem, de bruid van het Lam, is de gelukkige climax waarnaar het boek Openbaring vooruitwijst, en terecht. Al Johannes’ medechristenen uit de eerste eeuw, aan wie het boek aanvankelijk gericht werd, zagen ernaar uit als onsterfelijke mederegeerders met Jezus Christus die stad binnen te gaan. Het overblijfsel van gezalfde christenen dat in deze tijd nog op aarde is, koestert dezelfde hoop. Aldus schrijdt de Openbaring voort naar haar grootse climax, terwijl de voltallige bruid met het Lam verenigd wordt. Vervolgens zullen door middel van het Nieuwe Jeruzalem de voordelen van Jezus’ loskoopoffer ten behoeve van de mensheid worden aangewend, zodat uiteindelijk alle getrouwen eeuwig leven zullen ontvangen. Op deze wijze zal de bruid, het Nieuwe Jeruzalem, als een loyale helpster van haar Bruidegom-Koning, een aandeel hebben aan het opbouwen van een rechtvaardige nieuwe aarde, die eeuwig zal blijven bestaan — en dit alles tot heerlijkheid van onze Soevereine Heer Jehovah. — Matthéüs 20:28; Johannes 10:10, 16; Romeinen 16:27.
32, 33. Wat hebben wij uit het boek Openbaring geleerd, en wat dient onze diepgevoelde reactie te zijn?
32 Hoe verheugd zijn wij derhalve nu wij het einde van onze beschouwing van het boek Openbaring naderen! Wij hebben gezien dat de laatste krachtsinspanningen van Satan en zijn zaad volkomen verijdeld zullen worden en dat Jehovah’s rechtvaardige oordelen volledig ten uitvoer gelegd zullen worden. Babylon de Grote moet voor eeuwig van het toneel verdwijnen, met in haar kielzog alle andere hopeloos verdorven elementen van Satans wereld. Satan zelf en zijn demonen zullen in de afgrond geworpen en later vernietigd worden. Het Nieuwe Jeruzalem zal met Christus vanuit de hemel regeren terwijl de opstanding en het oordeel voortgang vinden, en de tot volmaaktheid gebrachte mensheid zal zich ten slotte in eeuwig leven op de Paradijsaarde verheugen. Hoe levendig schildert de Openbaring al deze dingen! Hoezeer sterkt het ons vaste besluit om ’dit eeuwige goede nieuws als blijde tijdingen bekend te maken aan elke natie en stam en taal en elk volk’ op aarde in deze tijd! (Openbaring 14:6, 7) Zet u zich volledig in voor dit grootse werk?
33 Laten wij met een van dankbaarheid vervuld hart aandacht schenken aan de slotwoorden van de Openbaring.
[Voetnoten]
a Het feit dat de maatstaf die gebruikt werd, „naar mensenmaat [was], die tegelijkertijd engelenmaat is”, kan te maken hebben met het feit dat de stad bestaat uit de 144.000, die oorspronkelijk mensen waren maar die geestelijke schepselen te midden van de engelen worden.
b Merk op dat „de boekrol des levens van het Lam” uitsluitend de namen van de 144.000 leden van het geestelijke Israël bevat en dus verschilt van „de boekrol des levens”, die ook de namen bevat van hen die leven op aarde ontvangen. — Openbaring 20:12.
c Merk op dat de uitdrukking „de natiën” dikwijls betrekking heeft op degenen die niet tot het geestelijke Israël behoren (Openbaring 7:9; 15:4; 20:3; 21:24, 26). Het gebruik van de uitdrukking hier suggereert niet dat de mensheid gedurende de Duizendjarige Regering in afzonderlijke nationale groepen georganiseerd zal blijven.