Hoofdstuk 11
Staat uw naam in het boek des levens?
SARDES
1. In welke geestelijke toestand verkeert de gemeente in Sardes, en op welke wijze begint Jezus zijn boodschap?
ONGEVEER 50 kilometer ten zuiden van het huidige Akhisar (Thyatíra) ligt de plek waar zich vroeger de volgende gemeente bevond die een boodschap van de verheerlijkte Jezus ontving: Sardes. In de zesde eeuw voor onze gewone tijdrekening was deze stad de trotse hoofdstad van het oude koninkrijk Lydië en de zetel van de schatrijke koning Croesus. De stad maakte nadien moeilijke tijden door, en in de tijd van de apostel Johannes is haar vroegere glorie onder Croesus louter geschiedenis. Insgelijks is de christelijke gemeente aldaar in een geestelijk verarmde toestand geraakt. Voor het eerst begint Jezus zijn boodschap niet met een prijzend woord. In plaats daarvan zegt hij: „En schrijf aan de engel van de gemeente in Sardes: Deze dingen zegt hij die de zeven geesten van God en de zeven sterren heeft: ’Ik ken uw daden, dat gij de naam hebt levend te zijn, maar gij zijt dood.’” — Openbaring 3:1.
2. (a) Wat betekent het voor de christenen in Sardes dat Jezus „de zeven geesten” heeft? (b) Welke reputatie had de gemeente in Sardes, maar wat waren de feiten?
2 Waarom identificeert Jezus zich als degene die „de zeven geesten” heeft? Omdat deze geesten een afbeelding zijn van Jehovah’s heilige geest die in zijn volheid werkzaam is. Later beschrijft Johannes ze ook als „zeven ogen”, waarmee geduid wordt op het door Gods heilige geest aan Jezus geschonken vermogen om alles te doorgronden (Openbaring 5:6). Aldus is hij in staat elke situatie die zich kan voordoen, aan het licht te brengen en aan te pakken (Matthéüs 10:26; 1 Korinthiërs 4:5). De gemeente in Sardes had de reputatie levend, actief, te zijn. Maar Jezus kan zien dat de gemeente geestelijk dood is. Klaarblijkelijk zijn de meesten van haar leden teruggevallen in een zelfde toestand van apathie als waarin zij verkeerden voordat zij christenen waren geworden. — Vergelijk Efeziërs 2:1-3; Hebreeën 5:11-14.
3. (a) Waarom dient „de engel van de gemeente in Sardes” speciaal nota te nemen van het feit dat Jezus „de zeven sterren” heeft? (b) Welke krachtige raad geeft Jezus de gemeente in Sardes?
3 Jezus herinnert „de engel van de gemeente in Sardes” er ook aan dat Hij degene is die „de zeven sterren” heeft. Hij houdt die gemeente-ouderlingen in zijn rechterhand aangezien hij de autoriteit bezit hen te leiden in hun herderlijke werk. Zij dienen hun hart erop te zetten ’beslist te weten hoe hun kleinvee eruitziet’ (Spreuken 27:23). Zij zouden er dus goed aan doen zorgvuldig te luisteren naar Jezus’ volgende woorden: „Word waakzaam en versterk de overige dingen, die op het punt stonden te sterven, want ik heb bevonden dat uw daden niet ten volle verricht zijn voor het oog van mijn God. Bedenk daarom steeds hoe gij ontvangen en hoe gij gehoord hebt, en blijf het bewaren en heb berouw. Beslist, indien gij niet ontwaakt, zal ik komen als een dief, en gij zult geenszins weten op welk uur ik u zal overvallen.” — Openbaring 3:2, 3.
4. Hoe zouden Petrus’ woorden de gemeente in Sardes helpen ’de overige dingen te versterken’?
4 De ouderlingen in Sardes moeten terugdenken aan de vreugde die zij in het begin hadden, toen zij de waarheid leerden kennen, en aan de zegeningen die zij toen ontvingen. Maar nu zijn zij dood met betrekking tot hun geestelijke activiteit. Hun lamp, de gemeente, verspreidt een flikkerend licht omdat de werken des geloofs ontbreken. Jaren voordien had de apostel Petrus aan de gemeenten in Asia (waarschijnlijk met inbegrip van Sardes) geschreven met het doel waardering op te bouwen voor het glorierijke goede nieuws dat christenen hadden aanvaard en dat bekendgemaakt was „met heilige geest, die uit de hemel gezonden” was — in Johannes’ visioen afgebeeld door de zeven geesten. Petrus herinnerde die christenen in Asia er ook aan dat zij tot ’een uitverkoren geslacht behoorden, een koninklijke priesterschap, een heilige natie, een volk tot een speciaal bezit, opdat zij alom de voortreffelijkheden zouden bekendmaken van degene die hen uit de duisternis had geroepen tot zijn wonderbaar licht’ (1 Petrus 1:12, 25; 2:9). Over zulke geestelijke waarheden mediteren, zal de gemeente in Sardes helpen berouw te hebben en ’de overige dingen te versterken’. — Vergelijk 2 Petrus 3:9.
5. (a) Wat was er met de waardering van de christenen in Sardes gebeurd? (b) Wat zal er gebeuren indien de christenen in Sardes Jezus’ raad in de wind slaan?
5 Op dit ogenblik zijn hun waardering en liefde voor de waarheid als een vuur dat bijna gedoofd is. Nog maar een paar kooltjes blijven gloeien. Jezus moedigt hen aan de kolengloed aan te wakkeren, het vuur op te rakelen, berouw te hebben van de zonden waartoe hun onachtzaamheid hen heeft geleid en weer een geestelijk levende gemeente te worden. (Vergelijk 2 Timótheüs 1:6, 7.) Anders zal de gemeente in Sardes, wanneer Jezus onverwacht — „als een dief” — komt om het oordeel te voltrekken, onvoorbereid zijn. — Matthéüs 24:43, 44.
Zijn komst „als een dief”
6. Hoe kwam Jezus in 1918 „als een dief”, en welke situatie trof hij aan onder degenen die zijn volgelingen beweerden te zijn?
6 Jezus’ waarschuwing dat hij „als een dief” zou komen, is ook in deze tijd nog van kracht. Ze gold in het bijzonder voor christenen die vroeg in de dag des Heren op aarde zouden leven. Kort na 1914 vond er een vervulling van Maleachi’s profetie plaats: „’Plotseling zal tot Zijn tempel komen de ware Heer, die gijlieden zoekt, en de boodschapper van het verbond, in wie gij behagen hebt. Ziet! Hij zal stellig komen’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd” (Maleachi 3:1; Openbaring 1:10). Als „boodschapper van het verbond” kwam Jezus om degenen die zijn volgelingen beweerden te zijn, te inspecteren en te oordelen (1 Petrus 4:17). Destijds, in 1918, was de christenheid betrokken bij het vergieten van bloed in de Eerste Wereldoorlog en was, geestelijk gesproken, volledig dood. Zelfs ware christenen, die vóór de oorlog zo ijverig hadden gepredikt, maakten een tijd van geestelijke slaperigheid door. Sommigen van hun vooraanstaande ouderlingen waren in de gevangenis opgesloten, en aan de predikingsactiviteit was nagenoeg een eind gekomen. Toen Jehovah’s geest deze christenen het jaar daarop deed ontwaken, waren niet allen gereed. Enkelen, gelijk de dwaze maagden uit Jezus’ gelijkenis, waren geestelijk niet toegerust voor het voorrecht Jehovah te dienen. Gelukkig waren er echter velen die, gelijk de beleidvolle maagden, acht hadden geslagen op Jezus’ waarschuwing: „Waakt daarom voortdurend, want gij weet noch de dag noch het uur.” — Matthéüs 25:1-13.
7. Waarom moeten christenen in deze tijd wakker blijven?
7 Aan de noodzaak voor een christen om waakzaam te zijn, was vroeg in de dag des Heren geen eind gekomen. In zijn uitvoerige profetie betreffende „het teken . . . wanneer al deze dingen tot een besluit zullen komen”, gaf Jezus een krachtige waarschuwing: „Van die dag of het uur weet niemand iets af . . . Blijft toezien, blijft wakker, want gij weet niet wanneer de bestemde tijd is. Wat ik echter tot u zeg, zeg ik tot allen: Waakt voortdurend” (Markus 13:4, 32, 33, 37). Ja, tot op dit tijdstip moet ieder van ons, of hij nu tot de gezalfden of tot de grote schare behoort, waakzaam blijven en ertegen vechten in een geestelijke slaap weg te zakken. Mogen wij, wanneer Jehovah’s dag „als een dief in de nacht” komt, klaar wakker bevonden worden opdat wij een gunstig oordeel ontvangen. — 1 Thessalonicenzen 5:2, 3; Lukas 21:34-36; Openbaring 7:9.
8. Hoe heeft de Johannesklasse Gods volk in deze tijd gestimuleerd geestelijk levend te blijven?
8 De Johannesklasse is zich in deze tijd sterk bewust van de noodzaak Gods volk te stimuleren geestelijk levend te blijven. Met dit doel worden er over de hele aarde verscheidene malen per jaar regelingen getroffen voor speciale bijeenkomsten. In een recent jaar waren er op 2981 districtscongressen in totaal 10.953.744 aanwezigen en werden er 122.701 nieuwe gelovigen gedoopt. Reeds meer dan honderd jaar bedient de Johannesklasse zich van het tijdschrift De Wachttoren om Jehovah’s naam en voornemen bekend te maken. Als reactie op de bittere vervolgingen die Jehovah’s Getuigen gedurende de twee wereldoorlogen te verduren kregen, wekte De Wachttoren hen tot hernieuwde ijver op door artikelen te publiceren als „Gezegend zijn de onbevreesden” (1919), „Een oproep tot actie” (1925) en „Triomf over vervolging” (1942).a
9. (a) Wat moeten alle christenen zich afvragen? (b) Welke aanmoediging heeft De Wachttoren gegeven?
9 Net als in Sardes is het in de hedendaagse gemeenten gebiedend noodzakelijk dat alle christenen zichzelf voortdurend onderzoeken. Wij allen moeten ons steeds afvragen: Worden onze „daden . . . ten volle verricht” voor het oog van onze God? Kweken wij persoonlijk, zonder anderen te oordelen, de geest van zelfopoffering aan en streven wij ernaar God met onze hele ziel te dienen? In dit verband heeft het tijdschrift De Wachttoren aanmoediging gegeven door onderwerpen te bespreken zoals „Blijft bewijzen dat gij goedgekeurd zijt” en „Niet langer voor onszelf leven”.b Laten wij, aangezien wij over zulke schriftuurlijke hulp beschikken, onszelf diep onderzoeken, terwijl wij proberen nederig en gebedsvol in rechtschapenheid voor het aangezicht van Jehovah te wandelen. — Psalm 26:1-3; 139:23, 24.
„Enkele namen”
10. Welk aanmoedigende aspect merkte Jezus op in de gemeente Sardes, en welke invloed dient dit op ons te hebben?
10 Jezus’ volgende woorden aan de gemeente in Sardes zijn zeer aanmoedigend. Hij zegt: „Niettemin hebt gij enkele namen in Sardes die hun bovenklederen niet hebben verontreinigd, en zij zullen met mij in witte klederen wandelen, omdat zij het waardig zijn. Wie overwint, zal aldus met witte bovenklederen worden getooid; en ik zal zijn naam geenszins uit het boek des levens uitwissen, maar ik zal zijn naam belijden voor mijn Vader en voor zijn engelen” (Openbaring 3:4, 5). Vormen deze woorden geen aansporing voor ons en sterken ze ons niet in ons vaste besluit getrouw te zijn? Vanwege onachtzaamheid van de zijde van een lichaam van ouderlingen kan een gemeente in haar geheel in een diepe geestelijke slaap vallen. Toch kan het zijn dat enkele personen in die gemeente er moedig naar streven hun christelijke identiteit zuiver en onbevlekt te houden, waardoor zij een goede naam bij Jehovah behouden. — Spreuken 22:1.
11, 12. (a) Hoe moeten er zelfs gedurende de grote afval sommigen zijn geweest gelijk die „enkele namen” van getrouwen in Sardes? (b) Hoe werden de met tarwe te vergelijken christenen gedurende de dag des Heren vertroost?
11 Ja, die „bovenklederen” duiden op iemands rechtvaardige identiteit als een christen. (Vergelijk Openbaring 16:15; 19:8.) Het moet voor Jezus hartverwarmend zijn geweest te zien dat ondanks de apathie van de grote meerderheid, „enkele namen”, enkele gezalfde christenen in Sardes, er toch in slaagden deze identiteit te behouden. Evenzo moeten er gedurende de vele eeuwen van de grote afval, toen belijdende christenen geheel geassimileerd werden door Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, altijd enkele afzonderlijke personen zijn geweest die, ondanks een geweldige overmacht, probeerden Jehovah’s wil te doen. Dit waren de rechtvaardigen, die te vergelijken waren met tarwe die overwoekerd was door een weelderige groei van sektarisch onkruid. — Openbaring 17:3-6; Matthéüs 13:24-29.
12 Jezus beloofde dat hij „alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” met deze met tarwe te vergelijken christenen zou zijn. Hij weet wie het zijn en welke goede naam zij voor zichzelf hebben opgebouwd (Matthéüs 28:20; Prediker 7:1). Denkt u zich de vreugde eens in van die „enkele” getrouwen die aan het begin van de dag des Heren nog in leven waren! Zij werden ten slotte afgescheiden van de geestelijk dode christenheid en werden bijeengebracht in een rechtvaardige gemeente, die meer overeenkwam met de gemeente in Smyrna. — Matthéüs 13:40-43.
13. Welke zegeningen zijn weggelegd voor gezalfde christenen die ’hun bovenklederen niet verontreinigen’?
13 Degenen in Sardes die tot het einde getrouw zijn en hun christelijke identiteit niet bezoedelen, wacht de verwezenlijking van een schitterende hoop. Na de oprichting van Jezus’ Messiaanse koninkrijk in 1914 worden zij tot geestelijk leven opgewekt en als overwinnaars met witte bovenklederen getooid als symbool van hun onberispelijke, onbevlekte rechtvaardigheid. Omdat zij de smalle weg die naar het leven voert, hebben bewandeld, zullen zij zich in een eeuwige beloning verheugen. — Matthéüs 7:14; zie ook Openbaring 6:9-11.
Voor eeuwig in het boek des levens!
14. Wat is „het boek des levens”, en wier namen staan daarin opgetekend?
14 Wat is „het boek des levens”, en wier namen zullen daarin opgetekend blijven? Het boek of de boekrol des levens heeft betrekking op het bericht omtrent Jehovah’s dienstknechten die ervoor in aanmerking komen de gave van eeuwig leven te ontvangen (Maleachi 3:16). Hier in Openbaring gaat het specifiek over de namen van gezalfde christenen. Maar de namen van degenen die ervoor in aanmerking komen eeuwig leven op aarde te ontvangen, staan er ook in opgetekend. Bovendien kunnen namen ’uitgewist’ worden uit dat boek (Exodus 32:32, 33). Niettemin zullen de leden van de Johannesklasse wier namen tot aan hun dood in het boek des levens blijven, onsterfelijk leven in de hemel ontvangen (Openbaring 2:10). Dit zijn de namen die Jezus specifiek voor zijn Vader en voor Zijn engelen belijdt. Wat een schitterende beloning!
15. Hoe zullen de leden van de grote schare ervan verzekerd zijn dat hun namen onuitwisbaar in het boek des levens geschreven blijven?
15 De leden van de grote schare, wier namen ook in het boek des levens geschreven staan, zullen levend door de grote verdrukking heen komen. Door gedurende Jezus’ hele duizendjarige regering en tijdens de beslissende beproeving die daarop volgt, geloof te oefenen, zullen zij met eeuwig leven in het Paradijs op aarde beloond worden (Daniël 12:1; Openbaring 7:9, 14; 20:15; 21:4). Hun namen zullen dan onuitwisbaar in het boek des levens geschreven blijven. Reageert u, nu u weet wat hier door middel van de heilige geest kenbaar wordt gemaakt, niet geestdriftig op Jezus’ herhaalde vermaning: „Wie een oor heeft, hij hore wat de geest tot de gemeenten zegt”? — Openbaring 3:6.
[Voetnoten]
a Deze artikelen zijn niet in het Nederlands verschenen.
b Zie De Wachttoren van 15 juli 2005 en 15 maart 2005.
[Illustratie op blz. 57]
Moge uw naam in het boek des levens blijven