Wees een gelukkige lezer van het boek Openbaring
„Gelukkig is hij die de woorden van deze profetie hardop leest en zijn zij die ze horen en die onderhouden al wat daarin geschreven staat.” — OPENBARING 1:3.
1. In welke omstandigheden verkeerde de apostel Johannes toen hij Openbaring schreef, en met welk doel werden deze visioenen opgetekend?
„IK, JOHANNES . . . kwam wegens het spreken over God en het getuigenis afleggen van Jezus op het eiland terecht dat Patmos wordt genoemd” (Openbaring 1:9). Dat waren de omstandigheden waaronder de apostel Johannes het boek Apocalyps of Openbaring schreef. Men denkt dat hij tijdens de regering van de Romeinse keizer Domitianus (81–96 G.T.), die de keizeraanbidding afdwong en een vervolger van christenen werd, naar Patmos werd verbannen. Terwijl Johannes op Patmos was, ontving hij een reeks visioenen die hij optekende. Hij stelde ze op schrift, niet om de vroege christenen angst aan te jagen, maar om hen met het oog op de beproevingen die zij ondergingen en die welke in het verschiet lagen, te sterken, te vertroosten en aan te moedigen. — Handelingen 28:22; Openbaring 1:4; 2:3, 9, 10, 13.
2. Waarom is de situatie waarin Johannes en zijn medechristenen zich bevonden van belang voor christenen die thans leven?
2 De omstandigheden waaronder dit bijbelboek werd opgetekend, zijn zeer betekenisvol voor christenen die thans leven. Johannes onderging vervolging omdat hij een getuige van Jehovah en Zijn Zoon, Christus Jezus, was. Hij en zijn medechristenen leefden in een klimaat van vijandschap omdat zij, hoewel zij trachtten goede burgers te zijn, geen keizeraanbidding konden beoefenen (Lukas 4:8). In sommige landen bevinden ware christenen zich thans in een soortgelijke situatie, waarbij de staat zich het recht aanmatigt om te bepalen wat „religieus correct” is. Hoe vertroostend zijn derhalve de woorden in de inleiding van het boek Openbaring: „Gelukkig is hij die de woorden van deze profetie hardop leest en zijn zij die ze horen en die onderhouden al wat daarin geschreven staat; want de bestemde tijd is nabij” (Openbaring 1:3). Ja, oplettende en gehoorzame lezers van Openbaring kunnen waar geluk en veel zegeningen ten deel vallen.
3. Wie is de Bron van de aan Johannes gegeven Openbaring?
3 Wie is de uiteindelijke Bron van de Openbaring, en welk kanaal is gebruikt om haar over te brengen? Het eerste vers vertelt ons: „Een openbaring door Jezus Christus, die God hem gegeven heeft om aan zijn slaven de dingen te tonen die binnenkort gebeuren moeten. En hij heeft zijn engel uitgezonden en haar door bemiddeling van hem in tekenen aan zijn slaaf Johannes meegedeeld” (Openbaring 1:1). Eenvoudig gezegd is de feitelijke Bron van de Openbaring Jehovah God, die haar aan Jezus heeft gegeven, en Jezus heeft haar door bemiddeling van een engel aan Johannes doorgegeven. Wat verder onderzoek onthult dat Jezus zich ook van de heilige geest heeft bediend om boodschappen aan de gemeenten over te brengen en visioenen aan Johannes te geven. — Openbaring 2:7, 11, 17, 29; 3:6, 13, 22; 4:2; 17:3; 21:10; vergelijk Handelingen 2:33.
4. Van welke middelen bedient Jehovah zich thans nog steeds om zijn volk op aarde te leiden?
4 Jehovah bedient zich nog steeds van zijn Zoon, het „hoofd van de gemeente”, om zijn dienstknechten op aarde te onderwijzen (Efeziërs 5:23; Jesaja 54:13; Johannes 6:45). Tevens gebruikt Jehovah zijn geest om zijn volk te onderrichten (Johannes 15:26; 1 Korinthiërs 2:10). En net als Jezus zich van „zijn slaaf Johannes” bediende om levenonderhoudend geestelijk voedsel aan de eerste-eeuwse gemeenten door te geven, zo bedient hij zich in deze tijd van „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, die uit zijn gezalfde „broeders” op aarde bestaat, om zijn huisknechten en hun metgezellen geestelijk ’voedsel te rechter tijd’ te geven (Mattheüs 24:45-47; 25:40). Gelukkig zijn degenen die niet alleen de Bron erkennen van de ’goede gaven’ die wij aan geestelijk voedsel ontvangen maar ook het kanaal waarvan Hij zich bedient. — Jakobus 1:17.
Door Christus geleide gemeenten
5. (a) Waarmee worden christelijke gemeenten en hun opzieners vergeleken? (b) Wat zal in weerwil van menselijke onvolmaaktheid tot ons geluk bijdragen?
5 In de eerste hoofdstukken van Openbaring worden christelijke gemeenten vergeleken met lampenstandaarden. Hun opzieners worden vergeleken met engelen (boodschappers) en met sterren (Openbaring 1:20).a Over zichzelf sprekend, gebood Christus Johannes te schrijven: „Deze dingen zegt hij die de zeven sterren in zijn rechterhand houdt, hij die te midden van de zeven gouden lampestandaarden wandelt” (Openbaring 2:1). Uit de zeven boodschappen die aan de zeven gemeenten in Asia gezonden werden, blijkt dat de gemeenten en hun ouderlingen in de eerste eeuw G.T. hun sterke en hun zwakke punten hadden. Zo is het ook in deze tijd. Wij zullen derhalve veel gelukkiger zijn als wij nooit uit het oog verliezen dat Christus, ons Hoofd, zich te midden van de gemeenten bevindt. Hij weet precies wat er gaande is. De opzieners bevinden zich symbolisch gesproken „in zijn rechterhand”, dat wil zeggen, onder zijn gezag, toezicht en leiding en zijn aan hem verantwoording verschuldigd voor de wijze waarop zij de gemeenten weiden. — Handelingen 20:28; Hebreeën 13:17.
6. Waaruit blijkt dat de opzieners niet de enigen zijn die aan Christus verantwoording verschuldigd zijn?
6 Maar wij zouden onszelf misleiden als wij zouden denken dat alleen de opzieners aan Christus verantwoording verschuldigd zijn voor hun daden. In een van zijn boodschappen zei Christus: „Alle gemeenten zullen weten dat ik het ben die de nieren en harten doorzoek, en ik zal een ieder van u geven overeenkomstig uw daden” (Openbaring 2:23). Dit is zowel een waarschuwing als een aanmoediging — een waarschuwing dat Christus onze diepgewortelde motieven kent, een aanmoediging omdat het ons ervan verzekert dat Christus zich bewust is van onze krachtsinspanningen en ons zal zegenen als wij ons uiterste best doen. — Markus 14:6-9; Lukas 21:3, 4.
7. Hoe hadden christenen in Filadelfia ’het woord over Jezus’ volharding bewaard’?
7 Christus’ boodschap aan de gemeente in de Lydische stad Filadelfia bevat geen terechtwijzing, maar ze doet een belofte die van het grootste belang voor ons dient te zijn. „Omdat gij het woord over mijn volharding hebt bewaard, zal ik ook u bewaren voor het uur der beproeving, dat over de gehele bewoonde aarde moet komen om hen die op de aarde wonen, op de proef te stellen” (Openbaring 3:10). Het Grieks voor „het woord over mijn volharding hebt bewaard”, kan ook ’hebt bewaard wat ik over volharding heb gezegd’ betekenen. Vers 8 geeft te kennen dat de christenen in Filadelfia niet alleen Christus’ geboden hadden gehoorzaamd, maar ook zijn raad hadden opgevolgd om zelf getrouw te volharden. — Mattheüs 10:22; Lukas 21:19.
8. (a) Welke belofte deed Jezus aan de christenen in Filadelfia? (b) Op wie in deze tijd is „het uur der beproeving” van invloed?
8 Jezus voegde eraan toe dat hij hen voor „het uur der beproeving” zou bewaren. Wat dat precies voor die christenen destijds inhield, weten wij niet. Hoewel er na de dood van Domitianus in 96 G.T. een kort respijt in de vervolging kwam, werd er onder Trajanus (98–117 G.T.) een nieuwe golf van vervolging ontketend, die ongetwijfeld verdere beproevingen met zich bracht. Maar het voornaamste „uur der beproeving” vindt plaats in „de dag des Heren” gedurende „de tijd van het einde”, waarin wij ons nu bevinden (Openbaring 1:10; Daniël 12:4). Met de geest gezalfde christenen maakten gedurende en onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog een specifieke tijd van beproeving door. Toch duurt „het uur der beproeving” nog steeds voort. Het is van invloed op „de gehele bewoonde aarde”, met inbegrip van de miljoenen mensen die de grote schare vormen en hopen de grote verdrukking te overleven (Openbaring 3:10; 7:9, 14). Wat zullen wij gelukkig zijn als wij ’bewaren wat Jezus over volharding heeft gezegd’, namelijk: „Wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden.” — Mattheüs 24:13.
Gelukkige onderwerping aan Jehovah’s soevereiniteit
9, 10. (a) In welke opzichten dient het visioen van Jehovah’s troon invloed op ons te hebben? (b) Hoe kan het lezen van de Openbaring tot ons geluk bijdragen?
9 Het in hoofdstuk 4 en 5 van Openbaring opgetekende visioen van Jehovah’s troon en van zijn hemelse hof dient ons met ontzag te vervullen. Wij dienen onder de indruk te zijn van de uit het hart opwellende uitingen van lof die door de machtige hemelse schepselen worden gebezigd terwijl zij zich vreugdevol onderwerpen aan Jehovah’s rechtvaardige soevereiniteit (Openbaring 4:8-11). Onze stemmen dienen gehoord te worden onder die welke zeggen: „Aan Degene die op de troon zit en aan het Lam zij de zegen en de eer en de heerlijkheid en de macht tot in alle eeuwigheid.” — Openbaring 5:13.
10 In praktisch opzicht betekent dit dat wij ons in alle dingen vreugdevol aan Jehovah’s wil onderwerpen. De apostel Paulus schreef: „Wat gij ook doet in woord of in werk, doet alles in de naam van de Heer Jezus, terwijl gij God, de Vader, door bemiddeling van hem dankt” (Kolossenzen 3:17). Het lezen van de Openbaring zal ons werkelijk gelukkig maken als wij in de binnenste schuilhoeken van onze geest en ons hart Jehovah’s soevereiniteit erkennen en in elk aspect van ons leven zijn wil in aanmerking nemen.
11, 12. (a) Hoe zal Satans aardse stelsel geschokt en vernietigd worden? (b) Wie zal volgens Openbaring hoofdstuk 7 dan ’kunnen standhouden’?
11 Vreugdevolle onderwerping aan Jehovah’s soevereiniteit is de basis voor geluk op persoonlijk vlak en op universeel vlak. Weldra zal een symbolische grote aardbeving Satans wereldstelsel op zijn grondvesten doen schudden en het vernietigen. Er zal geen toevluchtsoord zijn voor mensen die weigeren zich te onderwerpen aan Christus’ hemelse Koninkrijksregering, die Gods rechtmatige soevereiniteit vertegenwoordigt. De profetie zegt: „De koningen van de aarde en de hooggeplaatste personen en de militaire bevelhebbers en de rijken en de sterken en iedere slaaf en iedere vrije verborgen zich in de holen en in de rotsen van de bergen. En zij blijven tot de bergen en tot de rotsen zeggen: ’Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Degene die op de troon zit en voor de gramschap van het Lam, want de grote dag van hun gramschap is gekomen, en wie kan dan standhouden?’” — Openbaring 6:12, 15-17.
12 In verband met die vraag beschrijft de apostel Johannes in het volgende hoofdstuk degenen die deel uitmaken van de grote schare en die uit de grote verdrukking komen, als „staande voor de troon en voor het Lam” (Openbaring 7:9, 14, 15). Dat zij voor de troon van God staan, toont aan dat zij die troon erkennen en zich volledig aan Jehovah’s soevereiniteit onderwerpen. Zij nemen derhalve een goedgekeurde positie in.
13. (a) Wat aanbidt het merendeel van de aardbewoners, en wat wordt door het merkteken op hun voorhoofd of op hun hand gesymboliseerd? (b) Waarom zal volharding dus noodzakelijk zijn?
13 Hoofdstuk 13 daarentegen beschrijft de overige aardbewoners als mensen die Satans politieke stelsel, gesymboliseerd door een wild beest, aanbidden. Zij ontvangen een merkteken op hun „voorhoofd” of op hun ’hand’, waardoor zij te kennen geven dat zij dat stelsel geestelijk en fysiek ondersteunen (Openbaring 13:1-8, 16, 17). Vervolgens voegt hoofdstuk 14 eraan toe: „Indien iemand het wilde beest en zijn beeld aanbidt en een merkteken aan zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, zal hij ook drinken van de wijn van de toorn van God, die ongemengd in de beker van zijn gramschap is ingeschonken . . . Hier komt het op volharding aan voor de heiligen, voor hen die de geboden van God en het geloof van Jezus onderhouden” (Openbaring 14:9, 10, 12). Naarmate de tijd voortschrijdt, zal het steeds meer een kwestie zijn van: Aan wie verleent u steun? Aan Jehovah en zijn soevereiniteit of aan het door het wilde beest gesymboliseerde goddeloze politieke stelsel? Gelukkig zijn degenen die het vermijden het merkteken van het beest te ontvangen en die getrouw volharden in onderworpenheid aan Jehovah’s soevereiniteit.
14, 15. Welke boodschap onderbreekt de beschrijving die in Openbaring van Armageddon wordt gegeven, en welke betekenis heeft ze voor ons?
14 De regeerders van „de gehele bewoonde aarde” stevenen af op een botsing, op een confrontatie met Jehovah over de strijdvraag van soevereiniteit. De krachtmeting zal Armageddon zijn, „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” (Openbaring 16:14, 16). Een intrigerende tussenzin staat net midden in de beschrijving van de bijeenvergadering van de regeerders der aarde voor de oorlog met Jehovah. Jezus zelf onderbreekt het visioen om te zeggen: „Zie! Ik kom als een dief. Gelukkig is hij die wakker blijft en zijn bovenklederen bewaart, opdat hij niet naakt wandelt en men zijn schande ziet” (Openbaring 16:15). Deze tekst zinspeelt wellicht op levitische tempelwachten die van hun klederen werden ontdaan en in het openbaar te schande werden gemaakt als zij tijdens hun wachtdienst slapend werden aangetroffen.
15 De boodschap is duidelijk: Als wij Armageddon willen overleven, moeten wij geestelijk waakzaam blijven en de symbolische klederen aanhouden waardoor wij als getrouwe getuigen van Jehovah God worden geïdentificeerd. Wij zullen gelukkig zijn als wij geestelijke lethargie vermijden en zonder ophouden ijverig een aandeel blijven hebben aan de verbreiding van het ’eeuwige goede nieuws’ van Gods opgerichte koninkrijk. — Openbaring 14:6.
’Gelukkig is een ieder die deze woorden onderhoudt’
16. Waarom vormen de laatste hoofdstukken van Openbaring een bijzondere reden tot geluk?
16 Gelukkige lezers van het boek Openbaring kunnen slechts opgetogen zijn van vreugde als zij de laatste hoofdstukken lezen die onze glorierijke hoop beschrijven — een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, dat wil zeggen, een rechtvaardige hemelse Koninkrijksregering die over een nieuwe, gereinigde mensenmaatschappij regeert, alles tot lof van „Jehovah God, de Almachtige” (Openbaring 21:22). Aan het einde van de schitterende reeks visioenen zei de hemelse boodschapper tot Johannes: „Deze woorden zijn getrouw en waarachtig; ja, Jehovah, de God van de geïnspireerde uitingen van de profeten, heeft zijn engel uitgezonden om aan zijn slaven de dingen te tonen die binnenkort gebeuren moeten. En zie! ik kom vlug. Gelukkig is een ieder die de woorden van de profetie van deze boekrol onderhoudt.” — Openbaring 22:6, 7.
17. (a) Welke verzekering wordt in Openbaring 22:6 gegeven? (b) Wat dienen wij angstvallig te vermijden?
17 De gelukkige lezers van Openbaring zullen zich herinneren dat er soortgelijke woorden aan het begin van de „boekrol” staan (Openbaring 1:1, 3). Deze woorden verzekeren ons dat al „de dingen” die in dit laatste boek van de bijbel waren geprofeteerd, ’binnenkort zullen gebeuren’. Wij leven zo ver in de tijd van het einde dat de in Openbaring voorzegde relevante gebeurtenissen beslist binnenkort in snelle opeenvolging zullen plaatsvinden. Iedere schijnbare stabiliteit in Satans samenstel dient ons daarom niet in slaap te sussen. De waakzame lezer zal zich de waarschuwingen in de aan de zeven gemeenten in Asia gezonden boodschappen herinneren en zal de valstrikken van materialisme, afgoderij, immoraliteit, lauwheid en afvallig sektarisme vermijden.
18, 19. (a) Met het oog waarop moet Jezus nog komen, en welke door Johannes tot uitdrukking gebrachte hoop delen wij? (b) Om welke reden moet Jehovah nog ’komen’?
18 In het boek Openbaring kondigt Jezus verscheidene malen aan: „Ik kom vlug” (Openbaring 2:16; 3:11; 22:7, 20a). Hij moet nog komen om het oordeel te voltrekken aan Babylon de Grote, Satans politieke stelsel en aan alle mensen die weigeren zich te onderwerpen aan Jehovah’s soevereiniteit, zoals die thans tot uitdrukking wordt gebracht door het Messiaanse koninkrijk. Wij stemmen in met de apostel Johannes, die uitriep: „Amen! Kom, Heer Jezus.” — Openbaring 22:20b.
19 Jehovah zelf verklaart: „Zie! Ik kom vlug, en het loon dat ik geef, heb ik bij mij, om een ieder te vergelden naar zijn werk” (Openbaring 22:12). Mogen wij, terwijl wij uitzien naar de glorierijke beloning van leven waar geen eind aan komt, als een deel van hetzij de beloofde „nieuwe hemel” of de „nieuwe aarde”, er een ijverig aandeel aan hebben tot rechtgeaarde mensen de uitnodiging te richten: „’Kom!’ En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet” (Openbaring 22:17). Mogen ook zij gelukkige lezers van het geïnspireerde en inspirerende boek Openbaring worden!
[Voetnoot]
a Zie De Openbaring — Haar grootse climax is nabij!, blz. 28, 29, 136 (voetnoot).
Punten ter herhaling
◻ Van welk kanaal heeft Jehovah zich bediend om de Openbaring over te brengen, en wat kunnen wij hieruit leren?
◻ Waarom dienen wij de aan de zeven gemeenten in Asia gezonden boodschappen graag te lezen?
◻ Hoe kunnen wij gedurende „het uur der beproeving” veilig worden bewaard?
◻ Welk geluk zal ons ten deel vallen als wij de woorden onderhouden van de boekrol die de Openbaring bevat?
[Illustratie op blz. 15]
Gelukkig zijn zij die de Bron van de blijde tijdingen erkennen
[Illustratie op blz. 18]
Gelukkig is hij die wakker blijft