’Blijf onbevlekt, onbesmet en in vrede’
„Doet uw uiterste best om tenslotte door hem onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden.” — 2 PETRUS 3:14.
1, 2. Wat is heiligheid?
JEHOVAH GOD is heilig. Zijn Zoon, Jezus Christus, sprak hem in gebed aan als „Heilige Vader” (Johannes 17:1, 11). En van geestelijke schepselen in de hemel wordt gezegd dat zij uitroepen: „Heilig, heilig, heilig is Jehovah der legerscharen” (Jesaja 6:3). Maar wat is heiligheid?
2 De woorden „heilig” en „heiligheid” geven Hebreeuwse woorden weer die waarschijnlijk zijn afgeleid van een wortel die in letterlijke zin „helder zijn, nieuw, fris, onbevlekt of rein zijn” betekent. In de Schrift worden deze woorden echter voornamelijk in morele of geestelijke zin gebruikt. In het Hebreeuws verstond men daaronder oorspronkelijk ook afgezonderdheid, exclusiviteit of geheiligd zijn voor de heilige God, Jehovah. In de christelijke Griekse Geschriften duiden de met „heilig” en „heiligheid” weergegeven woorden eveneens op afzondering voor God. Ze worden ook toegepast op heiligheid als een eigenschap van Jehovah, alsmede op zuiverheid of volmaaktheid in iemands persoonlijke gedrag. Heiligheid betekent dus reinheid, zuiverheid en een toestand van geheiligd zijn.
Heiligheid vereist van Jehovah’s volk
3. Waarom komt Jehovah reine aanbidding toe?
3 Wat wordt dan bedoeld met de uitroep in de hemel: „Heilig, heilig, heilig is Jehovah God, de Almachtige”? (Openbaring 4:8) Wel, deze uitroep schrijft God heiligheid, reinheid in de hoogste graad toe! Daarom komt Jehovah, „de Allerheiligste”, reine aanbidding toe (Spreuken 9:10). Bijgevolg gebood Jehovah God de profeet Mozes het volgende tot de Israëlieten te zeggen: „Gij dient u heilig te betonen, want ik, Jehovah, uw God, ben heilig.” — Leviticus 19:1, 2.
4. Hoe alleen kan Jehovah op aanvaardbare wijze aanbeden worden?
4 Een ieder die voorgeeft aanvaardbare dienst voor Jehovah te verrichten terwijl hij onreinheid beoefent, is walgelijk in zijn ogen, want men kan hem alleen op een aanvaardbare wijze aanbidden wanneer men dit met godvruchtige wijsheid en in heiligheid doet (Spreuken 20:25; 21:27). Toen God voorzei dat hij de weg voor zijn in ballingschap verkerende volk zou vrijmaken opdat zij uit Babylon naar Jeruzalem konden terugkeren, zei hij dan ook: „De Weg der Heiligheid zal die worden genoemd. De onreine zal er niet langs trekken” (Jesaja 35:8). Het overblijfsel dat in 537 v.G.T. terugkeerde, deed dit met heilige motieven, met het doel de ware aanbidding van „de Allerheiligste” te herstellen. En de Israëlieten hadden zich heilig kunnen betonen door God te gehoorzamen. Maar zij schoten erin tekort van zijn standpunt uit bezien heilig, onbevlekt, te blijven. — Vergelijk Jakobus 1:27.
5. Hoe toonde Paulus aan dat de geestelijke Israëlieten God in heiligheid moeten aanbidden?
5 De geestelijke Israëlieten, of de gezalfde christenen, moeten Jehovah eveneens in heiligheid aanbidden (Galáten 6:16). In dit verband verzocht de apostel Paulus medegelovigen dringend ’hun lichaam aan te bieden als een levend, heilig en aan God welgevallig slachtoffer’. Om dit te kunnen doen, moesten deze gelovigen zich ervan vergewissen dat zij de goddelijke wil deden, want Paulus voegde hieraan toe: „Wordt niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij u ervan kunt vergewissen wat de goede en welgevallige en volmaakte wil van God is.” — Romeinen 12:1, 2.
6. Waarvoor moeten alle christenen zich hoeden?
6 In deze tijd van toename stromen veel nieuwelingen Jehovah’s organisatie binnen. Ook zij aanbidden Jehovah in heiligheid. Wat stemt het hun gelukkig het vooruitzicht te hebben de „grote verdrukking” te overleven en zich in Gods rechtvaardige nieuwe samenstel in eeuwig leven op een paradijsaarde te verheugen! (Matthéüs 24:21; Lukas 23:43) Maar willen degenen die een hemelse hoop hebben en de „grote schare” personen met aardse vooruitzichten zich in eindeloos leven verheugen, dan moeten zij zich hoeden voor verontreinigende gewoonten of wat maar ook dat tegen de schriftuurlijke moraal en leer indruist. — Openbaring 7:9, 14.
7. Wat zei Petrus waardoor de nadruk wordt gelegd op de noodzaak voorbeeldig te zijn „in heilige gedragingen”?
7 De apostel Petrus doelde op onze tijd toen hij schreef: „Jehovah’s dag [zal] komen als een dief, waarop de hemelen [wereldse regeringen] met een sissend gedruis zullen voorbijgaan, maar de elementen [wereldse houdingen en wegen], intens heet, zullen ontbonden worden, en de aarde [de van God vervreemde mensenmaatschappij] en de werken daarop, zullen ontdekt worden” en in het vernietigende „vuur” van Jehovah’s dag even brandbaar blijken te zijn als „de hemelen” en „de elementen”. Petrus voegde er daarom aan toe: „Aangezien al deze dingen aldus ontbonden zullen worden, wat voor soort van mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, verwachtende en goed in gedachten houdende de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah, waardoor de hemelen brandende ontbonden zullen worden en de elementen, intens heet, zullen smelten!” Ja, alle getuigen van Jehovah dienen voorbeeldig te zijn „in heilige gedragingen”. En degenen die hun heiligheid handhaven, kunnen uitzien naar een veilige plaats in Gods rechtvaardige ’nieuwe hemelen en nieuwe aarde’ (2 Petrus 3:7, 10-13). Wat een gezegende vooruitzichten!
8. Wat moet een christen doen als hij is afgeweken van de weg der heiligheid?
8 Hoe staat het er echter met een christen voor wanneer het een tijdlang goed is gegaan met hem in Jehovah’s dienst maar hij later verontreinigende gewoonten ontwikkelt of in strijd gaat handelen met de bijbelse leer of moraal? Dan is hij afgeweken van de weg der heiligheid en moet hij blijk geven van oprecht berouw en juiste stappen doen die tot herstel leiden. Paulus zei in dit verband tot medegezalfden: „Daar wij . . . deze beloften hebben, geliefden, laten wij ons reinigen van elke verontreiniging van vlees en geest, en in de vreze Gods heiligheid tot volmaaktheid brengen” (2 Korinthiërs 7:1). Elke christen die zijn eigenzinnige handelwijze moet corrigeren, zal ervaren dat de schriftuurlijke raad van liefdevolle opzieners veel zegen afwerpt. — Spreuken 28:13; Jakobus 5:13-20.
9. Welke vraag rijst er met het oog op 2 Petrus 3:14?
9 Na op het rechtvaardige nieuwe samenstel gewezen te hebben, zei Petrus vervolgens: „Geliefden, aangezien gij deze dingen verwacht, doet uw uiterste best om tenslotte door [Jehovah God] onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden” (2 Petrus 3:14). Die woorden werden tot gezalfde christenen gericht, maar alle getuigen van Jehovah moeten in feite ’onbevlekt, onbesmet en in vrede’ bevonden worden. Wat staat ons dus te doen?
„Onbevlekt en onbesmet”
10. Hoe hebben de leden van de „grote schare” hun „gewaden” rein gemaakt in Jezus’ bloed?
10 Wij moeten ons uiterste best doen om „onbevlekt en onbesmet” bevonden te worden. De leden van de „grote schare” hebben „hun lange gewaden gewassen en . . . wit gemaakt in het bloed van Lam”. Eens maakten zij deel uit van deze zondige wereld en waren hun identificatiegewaden erdoor bezoedeld en waren ze vuil in Jehovah’s ogen. Hoe hebben zij hun gewaden vlekkeloos wit gemaakt in „het bloed van het Lam”, Jezus Christus? Door openlijk blijk te geven van hun geloof dat ’er geen vergeving geschiedt indien er geen bloed wordt vergoten’ en dat Jezus „het Lam Gods [is], dat de zonde der wereld wegneemt” (Openbaring 7:9, 14; Hebreeën 9:22; Johannes 1:29, 36). Dit hebben zij gedaan door zich onvoorwaardelijk aan God op te dragen en deze opdracht door de doop — een totale onderdompeling in water — te symboliseren. Zo’n opdracht aan God moest door bemiddeling van Jezus Christus geschieden en met de overtuiging dat zijn vergoten bloed het voor God mogelijk maakt hun zonden te vergeven en hen aanvaardbaar te maken in Zijn ogen.
11. In welke toestand moeten wij blijven, aangezien onze vrede met Jehovah door zonde wordt verstoord?
11 De leden van de „grote schare” moeten hun „gewaden” wit houden door niet bevlekt te raken met wereldsgezindheid, waardoor zij hun christelijke persoonlijkheid en identificatie als Jehovah’s goedgekeurde getuigen zouden verliezen. Ja, alle ware christenen moeten zich ervan weerhouden besmet te raken door de houding en de denk- en handelwijze van de wereld. Aangezien onze vrede met Jehovah door zonde wordt verstoord, kunnen wij bij de komst van de grote „dag van Jehovah” alleen „in vrede” bevonden worden, als wij in een toestand blijven waarin onze zonden verzoend kunnen worden. Er moeten geen vlekken aan ons kleven ten gevolge van vals-religieuze praktijken of de immoraliteit van deze wereld.
12. Hoe kan 2 Petrus 2:13 zelfs van toepassing worden gebracht op situaties die zich binnen de christelijke gemeente kunnen voordoen?
12 Om onbevlekt en onbesmet te blijven, zijn een gedrag en houding vereist die tegengesteld zijn aan die van „valse leraren”, over wie Petrus schreef: „Zij beschouwen een weelderig leven overdag als een genot. Zij zijn vlekken en smetten, zich met onbeperkt genot aan hun bedrieglijke leringen overgevend terwijl zij te zamen met u feestvieren” (2 Petrus 2:1, 13). Ja, zelfs binnen de gemeente moeten wij oppassen voor valse leraren die „een weelderig leven overdag als een genot [beschouwen]”. Overdag, wanneer er zo veel tot geestelijk nut van anderen gedaan zou kunnen worden, houden personen die niet geestelijk gezind zijn, zich wellicht bezig met kwaaddoen, met inbegrip van onstuimige pretmakerij en onmatig eten en drinken. Zij zullen misschien proberen gezellige bijeenkomsten zoals huwelijksrecepties te veranderen in gelegenheden die gekenmerkt worden door hartstocht opwekkende muziek, sensueel dansen, overdadig eten en overmatig alcoholgebruik. Dergelijke dingen mogen onder Jehovah’s volk niet toegelaten worden. — Jesaja 5:11, 12; zie De Wachttoren, 15 juli 1984, blz. 16-22.
13. Wat kan de gastheer doen opdat een gezellige bijeenkomst geestelijk opbouwend zal zijn?
13 De gastheer op een gezellige bijeenkomst is verantwoordelijk voor wat daar gebeurt. Opdat de gelegenheid geestelijk opbouwend zal zijn, is het verstandig erop te letten dat deze qua omvang in de hand gehouden kan worden en dat er niemand wordt uitgenodigd van wie naar alle waarschijnlijkheid een ongezonde invloed zal uitgaan. Zoals door Paulus’ woorden in 2 Timótheüs 2:20-22 te kennen wordt gegeven, vormen niet allen die met een gemeente verbonden zijn, noodzakelijkerwijs wenselijke metgezellen. Daarom is een christelijke gastheer niet verplicht personen uit te nodigen die bekend staan om hun ongebreidelde spraak of die gewoon zijn zich te buiten te gaan aan voedsel of drank. Hij houdt in gedachte dat wij ’hetzij wij eten of drinken of iets anders doen, alle dingen tot Gods heerlijkheid dienen te doen’. — 1 Korinthiërs 10:31.
14. Welk standpunt dient te worden ingenomen met betrekking tot valse leraren?
14 Slechts enkelen zijn ’vlekken en smetten, die zich met genot aan bedrieglijke leringen overgeven’ als zij in ons gezelschap zijn. Maar opzieners en anderen in de gemeente moeten waakzaam zijn en valse leraren die misschien heimelijk de gemeente binnendringen in een poging immoraliteit of valse leerstellingen te bevorderen, krachtig verwerpen (Judas 3, 4). Alleen door onbuigzaam aan Gods rechtvaardige maatstaven vast te houden, zal het mogelijk zijn de gemeente onbevlekt en onbesmet te houden.
Wat is ervoor nodig om „in vrede” te zijn?
15. (a) Hoe kan iemand vrede met God verwerven? (b) Wat moeten wij doen om bij de komst van Jehovah’s grote dag „in vrede” bevonden te worden?
15 Om „in vrede” bevonden te worden, moet Jehovah’s volk vrede met hem bewaren (2 Petrus 3:14). Wij mogen ons in deze positie verheugen door toedoen van Jezus Christus, over wie Paulus schreef: „Het heeft God goedgedacht de gehele volheid in hem te doen wonen en door tussenkomst van hem alle andere dingen weer met zich te verzoenen door vrede te maken door middel van het bloed dat hij aan de martelpaal heeft vergoten, ongeacht of het de dingen op de aarde zijn of die in de hemelen” (Kolossenzen 1:19, 20). Ernstige zonden brengen schade toe aan iemands verhouding met Jehovah en hebben tot gevolg dat de persoon wegens een gekweld geweten innerlijk in beroering is, terwijl vrede het bezit is van degenen die zich aan Gods geboden houden (Psalm 38:3; Jesaja 48:18). Om bij de komst van Jehovah’s grote dag „in vrede” bevonden te worden, moeten wij derhalve in een door God goedgekeurde toestand blijven waarin het mogelijk is dat onze zonden door het bloed dat Jezus aan de martelpaal heeft vergoten, verzoend worden.
16. Hoe kunnen wij volgens de apostel Paulus vrede met medegelovigen nastreven?
16 Wij moeten ook in vrede zijn met andere aanbidders van Jehovah. Paulus gaf de aansporing: „Laten wij . . . de dingen nastreven die de vrede bevorderen en de dingen die tot opbouw van elkaar dienen.” De context laat zien dat wij er zorgvuldig op moeten toezien medegelovigen niet tot struikelen te brengen in verband met voedsel, drank of wat maar ook (Romeinen 14:13-23). Maar er is meer bij betrokken, want Paulus zei tot de christenen in Efeze: „Ik . . . [verzoek] u dringend zo te wandelen dat gij u de roeping waarmee gij werdt geroepen, waardig toont, met volledige ootmoedigheid des geestes en zachtaardigheid, met lankmoedigheid, elkaar in liefde verdragend, er ernstig naar strevend de eenheid des geestes te bewaren in de verenigende band van vrede” (Efeziërs 4:1-3). Wij zullen beslist blijk willen geven van onze eenheid door alle woorden en daden die de vrede verstoren, te vermijden en een krachtig standpunt in te nemen als ondersteuners van Jehovah’s soevereiniteit.
17. Wat is volgens 1 Petrus 3:10-12 bij het ’zoeken van vrede’ betrokken?
17 Om ’vrede te zoeken’, moeten wij beslist voorzichtig zijn met betrekking tot onze daden en onze woorden, want de apostel Petrus schreef: „Wie het leven wil liefhebben en goede dagen wil zien, weerhoude zijn tong van wat slecht is en zijn lippen van het spreken van bedrog, maar laat hij zich afkeren van wat slecht is en doen wat goed is; laat hij vrede zoeken en die nastreven. Want de ogen van Jehovah zijn op de rechtvaardigen en zijn oren tot hun smeking; maar het aangezicht van Jehovah is tegen hen die slechte dingen doen” (1 Petrus 3:10-12; Psalm 34:12-16). Jehovah’s loyale dienstknechten moeten er dus op verscheidene manieren mee voortgaan ’vrede te zoeken’ om „in vrede” bevonden te kunnen worden.
Verlaat u op Jehovah’s hulp
18. Wat kunnen wij doen als de houding, denk- en handelwijze van deze wereld aantrekkingskracht op ons uitoefenen?
18 Petrus gaf te kennen dat „de elementen” — de wereldse geest of wereldse houdingen en wegen — tijdens „Jehovah’s dag” „ontbonden” of vernietigd zullen worden (2 Petrus 3:7, 10). Maar wat kunnen wij doen als de houding, denk- en handelwijze van de wereld aantrekkingskracht op ons uitoefenen? Wij moeten beslist volledig voordeel trekken van de geestelijke voorzieningen die via Jehovah’s organisatie zijn getroffen. Zo moeten wij Gods Woord en de door „de getrouwe en beleidvolle slaaf” verschafte christelijke publikaties geregeld bestuderen (Matthéüs 24:45-47). Ook moeten wij ons dankbaar blijven betonen voor de loskoopvoorziening, Jezus’ ’kostbare bloed, gelijk dat van een onbesmet en onbevlekt lam’. — 1 Petrus 1:18, 19.
19. Hoe kan het gebed nuttig zijn als wereldse houdingen invloed op ons uitoefenen?
19 Wij moeten bij het ’nastreven van rechtvaardigheid’ God om hulp bidden (1 Timótheüs 6:11-14). Als wij beseffen dat wereldse houdingen invloed op ons uitoefenen of als een liefdevolle medegelovige dit onder onze aandacht heeft gebracht, zou het verstandig zijn dit probleem specifiek in onze gebeden te vermelden en Jehovah te vragen ons te helpen deze neigingen te overwinnen. Het zou beslist passend zijn God te vragen ons zijn geest te schenken en ons te helpen de vruchten ervan, die zo verschillen van de wereldse houdingen en wegen, in ons leven aan te kweken (Galáten 5:16-26; Psalm 25:4, 5; 119:27, 35). Jehovah kan ons helpen ons op rechtvaardige, eerbare, deugdzame en lofwaardige dingen te concentreren. En hoe passend is het oprechte smekingen tot hem op te zenden, opdat de onvergelijkelijke „vrede van God” ons hart en onze geestelijke vermogens zal behoeden! (Filippenzen 4:6, 7) Dan zullen zorgen, verleidingen en dergelijke dingen niet het punt bereiken dat ze ons overmeesteren. Ons leven zal daarentegen gekenmerkt worden door van God afkomstige kalmte. Ja, „overvloedige vrede behoort hun toe die [Jehovah’s] wet liefhebben”. — Psalm 119:165.
Blijf ’onbevlekt, onbesmet en in vrede’
20. Waarom kunnen wij zeggen dat het mogelijk is in een geestelijk onbesmette toestand te verkeren?
20 Gelukkig kunnen allen in Jehovah’s organisatie, met inbegrip van de nieuwelingen die thans binnenkomen, aanvaardbaar zijn voor God (Handelingen 10:34, 35). Met Jehovah’s hulp is het mogelijk ’goddeloosheid en wereldse begeerten te verzaken’ en te leven zoals dit ware christenen betaamt (Titus 2:11-14). Hoewel wij eens van Jehovah vervreemd waren en onze geest op slechte werken gericht was, zijn wij door middel van Christus’ dood met God verzoend. Aldus is het mogelijk in een geestelijk onbesmette toestand te verkeren, mits wij in het geloof blijven en ons niet van de hoop van het goede nieuws laten afbrengen. — Kolossenzen 1:21-23.
21. Hoe kunnen wij uiteindelijk ’onbevlekt, onbesmet en in vrede’ bevonden worden?
21 Met de hulp van Jehovah, zijn Woord en zijn organisatie kunnen wij onbevlekt blijven van de wereld, zonder besmet te raken door haar houding, denk- en handelwijze. Aldus kan ook ware vrede ons deel worden. Ja, door in onze heilige aanbidding van Jehovah te volharden, kunnen wij ten slotte ’onbevlekt, onbesmet en in vrede’ bevonden worden.
Wat zou u antwoorden?
◻ Waarom wordt er van Jehovah’s volk heiligheid verlangd?
◻ Hoe kunnen wij onbevlekt en onbesmet blijven?
◻ Wat wordt er verlangd om „in vrede” te zijn?
◻ Op welke manieren kunnen wij onze afhankelijkheid van Gods hulp tonen?
[Illustraties op blz. 16, 17]
Aspecten van ’onbevlekt, onbesmet en in vrede’ blijven
God van ganser harte toegewijd dienen
De christelijke persoonlijkheid aankweken
Geestelijk opbouwende omgang hebben
Vrede met God zoeken door het gebed