Moedig elkaar aan omdat de dag nadert
„Laten wij elkaar aanmoedigen, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.” — HEBREEËN 10:25.
1, 2. Welke dag nadert, en wat dient de instelling te zijn van Jehovah’s volk?
DEGENEN die in deze tijd met elkaar de uitnodiging ’Kom en gebruik het water des levens’ doen horen, zonderen zich niet af. Terwijl de grote dag van Jehovah’s overwinning naderbij komt, passen zij de bijbelse raad toe: „Laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar laten wij elkaar aanmoedigen, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.” — Hebreeën 10:24, 25.
2 De bijbelse profetieën omtrent die „dag” spreken van „Jehovah’s dag” (2 Petrus 3:10). Aangezien Jehovah de Allerhoogste is, de almachtige God, zou geen dag een grotere luister kunnen hebben dan zijn dag (Handelingen 2:20). Die dag betekent de rechtvaardiging van zijn soevereiniteit als God over heel het universum. Die dag van ongeëvenaarde belangrijkheid nadert.
3. Hoe kwam Jehovah’s dag dichterbij voor de christenen in de eerste eeuw, en hoe geldt dat voor ons in deze tijd?
3 De apostel Paulus zei christenen in de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening dat Jehovah’s dag naderbij kwam. Zij zagen uit naar de komst van die dag, maar destijds lag die dag nog meer dan 1900 jaar in de toekomst (2 Thessalonicenzen 2:1-3). Desalniettemin moesten zij aangemoedigd worden omdat die dag pertinent zou komen, en als de christenen in dat geloof gestaag voorwaarts gingen, zouden zij die gezegende dag binnengaan (2 Timotheüs 4:8). Destijds kon men die dag zien naderen. Wat ons in deze tijd betreft, Jehovah’s dag is inderdaad genaderd. Alle schitterende vervullingen van bijbelse profetieën staven dit verheugende feit. Spoedig zal de naam van onze God, Jehovah, voor alle eeuwigheid geheiligd worden. — Lukas 11:2.
Aangemoedigd door de goddelijke naam
4. Wie gaat volgens Openbaring 19:6 Koning worden, en waaruit kan zijn naam opgemaakt worden?
4 De goddelijke naam zou voor de hele menselijke familie een belangwekkende zaak moeten zijn. Today’s English Version verklaart: „Loof God! Want de Heer, onze Almachtige God, is Koning!” (Openbaring 19:6) Volgens die twintigste-eeuwse bijbelvertaling is hij de Heer, de almachtige God. Die vertaling, net als vele andere moderne vertalingen, vermeldt nergens de naam van het goddelijke Wezen dat als Koning begint te regeren. De goddelijke naam ligt echter opgesloten in de uitroep „Hallelujah” („Looft Jah” of „Looft Jehovah”) die wordt aangetroffen in de Revised Standard Version, de New International Version en Moffatts vertaling van Openbaring 19:6. Gedurende een groot deel van onze gewone tijdrekening is de goddelijke naam in bijbelvertalingen in wezen verborgen gehouden. Zoals wij zullen zien is die naam echter een grote aanmoediging geweest voor Gods volk, zowel in oude als in moderne tijd.
5, 6. (a) Waarom was het voor Mozes nodig de naam te weten van de God die hij vertegenwoordigde? (b) Wat moet de uitwerking zijn geweest op de Israëlieten toen Mozes de goddelijke naam beklemtoonde?
5 Wij herinneren ons dat toen Mozes door de Allerhoogste God naar het in Egyptische slavernij verkerende volk Israël gezonden werd, de vraag wie hem gezonden had opkwam in de geest van de mensen tot wie Mozes gezonden werd. Mozes voorzag dat het lijdende joodse volk de naam zou willen weten van de God die hij vertegenwoordigde. In dit verband lezen wij in Exodus 3:15: „God [zei] nogmaals tot Mozes: ’Dit dient gij tot de zonen van Israël te zeggen: „Jehovah, de God van uw voorvaders, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob, heeft mij tot u gezonden.” Dit is mijn naam tot onbepaalde tijd, en dit is de gedachtenis aan mij van geslacht tot geslacht.’”
6 Toen de Israëlieten deze informatie hadden horen beklemtonen, moeten zij zich zeer aangemoedigd hebben gevoeld. Hun bevrijding werd hun verzekerd door de enige ware God, Jehovah. En hoe aanmoedigend moet het zijn geweest het vooruitzicht te hebben bekend te raken met God als hij de betekenis van zijn persoonlijke naam zou demonstreren — zich niet hooghartig isolerend! — Exodus 3:13; 4:29-31.
7. (a) Hoe weten wij dat Jezus’ discipelen vertrouwd waren met de goddelijke naam? (b) Hoe werd Gods naam naar de achtergrond geschoven?
7 De discipelen van de Heer Jezus Christus werden ook bijzonder aangemoedigd door de goddelijke naam, Jehovah, en door wat die naam vertegenwoordigde (Johannes 17:6, 26). Gedurende Jezus’ aardse bediening heeft hij die goddelijke naam stellig niet naar de achtergrond geschoven, en het was niet zijn bedoeling dat zijn eigen naam, Jezus, de voorrang zou krijgen. Pas na het begin van de voorzegde afval van het ware christelijke geloof werd de goddelijke naam naar de achtergrond geschoven, ja, praktisch totaal uit het christelijke spraakgebruik verwijderd (Handelingen 20:29, 30). Toen eenmaal de naam van de Zoon van God grotere prominentie begon te krijgen en die van de Vader begon te overschaduwen, gingen belijdende naamchristenen merken dat hun aanbidding van de Vader steeds onpersoonlijker werd, steeds meer de nauwe band tussen kinderen en een Vader ging missen en dus ook niet zo aanmoedigend meer was.
8. Welke uitwerking is Gods volk blijven ondervinden van het aannemen van de naam Jehovah’s Getuigen?
8 Daarom was het een reden voor onuitsprekelijke vreugde toen de Internationale Bijbelonderzoekers die met het Wachttorengenootschap verbonden waren, in 1931 de naam Jehovah’s Getuigen aannamen. Niet alleen gaf het vreugde maar het was ook bijzonder aanmoedigend. Om deze reden konden de Bijbelonderzoekers met hun nieuwe naam elkaar aanmoedigen. — Vergelijk Jesaja 43:12.
9. Hoe staan ware christenen tegenover Degene van wie zij Getuigen zijn?
9 Bijgevolg vinden ware christenen in deze tijd het juist om Degene te identificeren van wie zij de voorzegde Getuigen zijn, net zoals Jezus Christus, hun Leider, deed toen hij hier op aarde was (Openbaring 1:1, 2). Ja, zij identificeren hem alleen als degene wiens naam Jehovah is. — Psalm 83:18.
Vervuld met vreugde en heilige geest
10-12. (a) Welk effect zou de werkzame kracht op Jezus’ volgelingen hebben? (b) Hoe willen de met vreugde vervulde getuigen van Jehovah elkaar behandelen?
10 Jezus Christus zei in zijn afscheidswoorden tot zijn apostelen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Mattheüs 28:19, 20.
11 Merk op dat pas onderwezen christenen gedoopt moesten worden in de naam van de heilige geest. Deze heilige geest is geen persoon maar de werkzame kracht van Jehovah God, die Hij aanwendt door bemiddeling van Jezus Christus. Met Pinksteren stortte Jehovah God door bemiddeling van Jezus deze werkzame kracht uit op de opgedragen volgelingen van Jezus Christus (Handelingen 2:33). Zij werden vervuld met deze heilige geest, en een van de uitingen, of vruchten, van de heilige geest is vreugde (Galaten 5:22, 23; Efeziërs 5:18-20). Vreugde is een stimulerende hoedanigheid. De discipelen moeten vervuld zijn met de vreugde van de heilige geest. De bede die is verwoord door de apostel Paulus, is bijzonder passend: „Moge de God die hoop geeft, u vervullen met alle vreugde en vrede doordat gij gelooft, opdat gij overvloedig moogt zijn in hoop met kracht van heilige geest.” — Romeinen 15:13.
12 Vervuld met deze vreugde schenkende geest zullen getuigen van Jehovah in deze tijd, met inbegrip van de „grote schare”, het verlangen hebben, ja, ertoe bewogen worden elkaar te midden van dit onvriendelijke samenstel van dingen aan te moedigen. De apostel Paulus sprak dan ook van „een uitwisseling van aanmoediging”. — Openbaring 7:9, 10; Romeinen 1:12; 14:17.
Alle reden om aangemoedigd te zijn
13. Welke redenen hebben wij om aangemoedigd te zijn en elkaar aan te moedigen?
13 Zich midden in dit samenstel van dingen bevindend waarvan de tegenstander van alles wat rechtvaardig is, de heerser en zelfs de god is, zullen christenen elkaar willen aanmoedigen in de wereldwijde christelijke gemeente, die is doortrokken van de heilige geest van Jehovah God (Hebreeën 10:24, 25; Handelingen 20:28). Wij hebben alle reden om aangemoedigd te zijn. Ja, hoe dankbaar zijn wij dat wij nauwkeurige kennis bezitten omtrent Jehovah en omtrent Zijn Zoon en omtrent de werkzame kracht die zij gebruiken, namelijk de heilige geest! Hoe dankbaar zijn wij voor de hoop die zij schenken! Onze aanbidding is aldus vervuld met vreugde. De apostel Paulus zei de christenen aan wie hij zijn brief schreef dat zij elkaar moesten aanmoedigen en elkaar in hun allerheiligst geloof moesten opbouwen. En dat gold ’te meer omdat zij de dag als het ware zagen naderen’. Bovendien, wanneer de politieke machten van deze aarde het naamchristendom, te zamen met alle andere valse religies, wegvagen, zal de situatie vereisen dat wij elkaar nog meer aanmoedigen.
14. Wie dienen elkaar aan te moedigen en hoe?
14 Hoewel de ouderlingen de leiding nemen in het aanmoedigen van de kudde in hun individuele gemeenten, moeten alle christenen elkaar aanmoedigen zoals Hebreeën 10:25 vermaant. In feite is dit een christelijk vereiste. Als u een lid bent van een gemeente, geeft u dan deze aanmoediging? U vraagt u wellicht af: ’Hoe kan ik dat? Wat kan ik doen?’ Welnu, worden niet alleen al door uw aanwezigheid op de vergaderingen en uw ondersteuning van de christelijke regeling alle andere broeders en zusters aangemoedigd, net zoals u waarschijnlijk wordt aangemoedigd wanneer u anderen getrouw de gemeentevergaderingen ziet bijwonen? Ook kunnen zij aangemoedigd worden door uw voorbeeld van getrouwe volharding. Door de christelijke levenswandel vol te houden ongeacht de problemen en moeilijkheden van het leven en het nooit op te geven, kunt u een inspirerend voorbeeld geven.
Ga ontmoediging door de Duivel tegen
15. Waarom heeft de Duivel „grote toorn”, en tegen wie is die gericht?
15 Wij zijn niet de enigen die weten dat Jehovah’s dag nabij is. Satan de Duivel weet het ook. Openbaring 12:12 vertelt ons dat er nu sprake is van wee voor de aarde „want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft”. Zoals Openbaring 12:17 te kennen geeft, is zijn grote toorn gericht tegen degenen „die de geboden van God onderhouden en het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus”. Het lijdt geen twijfel — de Duivel wil ons ontmoedigen! En hij weet precies hoe hij dat gaat proberen. Hij kent onze zwakheden en problemen, en hij bespeelt die.
16. Waarom gebruikt Satan ontmoediging als wapen?
16 Waarom gebruikt de Duivel ontmoediging als wapen? Omdat het vaak werkt. Zelfs iemand die regelrechte tegenstand en vervolging heeft verduurd, kan aan ontmoediging ten prooi vallen. Satan wil Jehovah God honen en wil proberen te bewijzen dat hij mensen kan afkeren van het dienen van Hem (Spreuken 27:11; vergelijk Job 2:4, 5; Openbaring 12:10). Als hij u kan ontmoedigen, kan hij misschien bewerken dat u het langzamer aan gaat doen in uw dienst voor God; hij kan u misschien zelfs doen stoppen, inactief doen worden ten aanzien van de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk. — 2 Korinthiërs 2:10, 11; Efeziërs 6:11; 1 Petrus 5:8.
17. Hoe waren de negatieve effecten van ontmoediging in Mozes’ tijd merkbaar?
17 De negatieve effecten van ontmoediging kunnen opgemerkt worden in het geval van de Israëlieten in het oude Egypte. Nadat Mozes tot Farao had gesproken, verzwaarde die tiran hun lasten en zijn onderdrukking van hen in grote mate. God zei Mozes de Israëlieten te verzekeren dat Hij hen inderdaad zou bevrijden, hen tot Zijn volk zou maken, ontkoming zou verschaffen en hen in het Beloofde Land zou brengen. Mozes sprak in deze zin tot de zonen van Israël. Maar Exodus 6:9 bericht: „Uit ontmoediging en wegens de harde slavernij luisterden zij niet naar Mozes.” Totdat Jehovah Mozes overtuigde en hem aanmoedigde, ontmoedigde deze reactie zelfs Mozes zo dat hij er niets voor voelde om met Farao te spreken zoals hem was opgedragen. — Exodus 6:10-13.
18. Waarom is er grote behoefte aan dat Gods volk de door de Duivel veroorzaakte ontmoediging tegengaat?
18 Satan de Duivel kent terdege het negatieve effect dat ontmoediging op een dienstknecht van God kan hebben. Spreuken 24:10 zegt erover: „Hebt gij u ontmoedigd betoond op de dag van benauwdheid? Uw kracht zal gering zijn.” Aangezien wij zo ver in de tijd van het einde leven, moeten wij geestelijk krachtig en sterk zijn. Het is al erg genoeg dat wij te kampen hebben met onze onvolmaaktheden, zwakheden en fouten die ons kunnen terughouden; maar als Satan deze fouten tracht uit te buiten, hebben wij hulp nodig.
Verlaat u vast op Christus’ slachtoffer
19. Wat zal ons helpen ontmoediging tegen te gaan, en waarom?
19 Een grote hulp in dit opzicht is de losprijsvoorziening die Jehovah mogelijk maakte door bemiddeling van Jezus Christus. Wij kunnen overwinnaars worden door ons vast op deze losprijs te verlaten. Het is gevaarlijk de belangrijkheid van deze voorziening te bagatelliseren. Ja, wij zullen nog steeds dwalen, of zondigen, zolang wij onvolmaakt zijn. Maar wij hoeven niet ontmoedigd te zijn en op te houden, met het idee dat er geen hoop is, en zo in Satans val lopen. Wij weten dat wij een volledig slachtoffer voor zonde hebben. De losprijs kan zonden wegnemen. Als wij tot de „grote schare” behoren, moeten wij volledig geloof hebben en vertrouwen dat wij onze gewaden kunnen wassen en wit kunnen maken in het bloed van het Lam. — Openbaring 7:9, 14.
20. Hoe geeft Openbaring 12:11 te kennen dat de grote bewerker van ontmoediging overwonnen kan worden?
20 In Openbaring 12:10 wordt Satan beschreven als „de beschuldiger van onze broeders, die hen dag en nacht voor onze God beschuldigt”. Hoe kunnen wij zo’n verdorven beschuldiger en monsterlijke bewerker van ontmoediging overwinnen? 12 Vers 11 van dat hoofdstuk verschaft het antwoord: „Zij hebben hem overwonnen wegens het bloed van het Lam en wegens het woord van het getuigenis dat zij hebben afgelegd, en zij hebben hun ziel niet liefgehad, zelfs niet wanneer zij met de dood werden geconfronteerd.” Jehovah’s volk moet dus volledig vertrouwen blijven hebben in het loskoopoffer, het bloed van het Lam. Blijf zoveel mogelijk kracht putten uit de aanmoediging die voortspruit uit het geven van getuigenis, door regelmatig het goede nieuws van Gods koninkrijk te delen met wie dat maar mogelijk is.
21. Hoe zouden wij onbewust kunnen meedoen aan het werk van de Duivel dat bestaat in het ontmoedigen van onze broeders?
21 Soms hebben wij misschien, onbewust zelfs, een aandeel aan het werk van de Duivel dat bestaat in het ontmoedigen van onze broeders. Hoe dan wel? Door overkritisch te worden, te veeleisend of al te rechtvaardig (Prediker 7:16). Iedereen heeft gebreken en zwakheden. Laten wij daar geen ophef van maken zoals de Duivel doet. Laat ons in plaats daarvan aanmoedigend spreken over onze broeders en Jehovah’s volk als een georganiseerde groep. Wij willen elkaar een hart onder de riem blijven steken en aldus vermijden elkaar te ontmoedigen.
Aanmoedigen terwijl de dag nadert
22, 23. (a) Waarom moeten wij het niet alleen aan de ouderlingen overlaten om bronnen van aanmoediging te zijn? (b) Hoe kunnen opzieners in de christelijke gemeente aangemoedigd worden?
22 Wij dienen het vaste besluit te nemen elkaar altijd aan te moedigen terwijl de dag steeds meer nadert. Moedig anderen aan door uw getrouwe voorbeeld en woorden van vertroosting. Wees navolgers van Jehovah en de Heer Jezus Christus in dit opzicht. Laat het niet alleen aan de gemeenteouderlingen over om de bron van aanmoediging te zijn. De ouderlingen hebben immers zelf ook aanmoediging nodig. Zij hebben zwakheden en tekortkomingen net als de rest van de kudde, en de zorg voor hun gezin in een uiteenvallende wereld plaatst hen voor dezelfde problemen. Bovendien hebben zij wat Paulus beschreef als de zorg voor de gemeenten (2 Korinthiërs 11:28, 29). Zij hebben een zware taak — zij hebben aanmoediging nodig.
23 U kunt degenen die een positie van opzicht in de christelijke gemeente bekleden, bijzonder aanmoedigen door met hen samen te werken. Dan geeft u gehoor aan de raad in Hebreeën 13:17: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou voor u schadelijk zijn.”
24. Wat dienen wij in deze tijd van ontmoediging te doen, en waarom?
24 Wij leven in een tijd van ontmoediging. Inderdaad zijn de harten van mensen mat geworden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de bewoonde aarde komen, zoals Jezus voorzei (Lukas 21:25, 26). Laten wij, met zo veel problemen die deprimerend en ontmoedigend werken, „elkaar aanmoedigen, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen”. Geef gehoor aan de goede raad van de apostel Paulus in 1 Thessalonicenzen 5:11: „Blijft elkaar . . . vertroosten en elkaar opbouwen, zoals gij trouwens reeds doet.”
Wat zou u antwoorden?
◻ Waarom moeten christenen elkaar aanmoedigen, zelfs nog meer dan vroeger?
◻ Hoe is kennis van de goddelijke naam aanmoedigend geweest voor Jehovah’s volk?
◻ Op welke manieren kunnen wij elkaar individueel aanmoedigen?
◻ Waarom moeten wij het vermijden mee te doen aan het werk van de Duivel dat erin bestaat onze broeders te ontmoedigen?
[Illustratie op blz. 17]
Ouderlingen nemen de leiding in het aanmoedigen van de kudde in hun gemeenten