-
Neem Gods Woord ter harteDe Wachttoren 1961 | 15 maart
-
-
schat zijns harten het goede voort . . . Want waar het hart vol van is, daarvan spreekt de mond.” Laten allen die waarheid liefhebben, Gods Woord ter harte nemen, „want dit is voor u geen ledig woord, maar dit is uw leven”.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1961 | 15 maart
-
-
Vragen van lezers
● Elk jaar ontvangt het Genootschap betreffende verschillende aspecten van het Avondmaal des Heren een aantal vragen. In antwoord hierop het volgende:
De viering van de dood van onze Heer is zowel een vreugdevolle als een ernstige gebeurtenis. Ze verdient het tot in alle details en vooral van de zijde der gemeenteopzieners, de grootst mogelijke aandacht te krijgen, evenals wij er zeker van mogen zijn dat Jezus alles in verband met de paschaviering nauwgezet verzorgde.
Het brood dat wordt gebruikt, moet ongezuurd zijn. Het ongezuurd zijn van het brood beeldt af dat Jezus zonder zonde was. Zijn lichaam was volmaakt en volledig, er behoefde niets aan te worden toegevoegd. Evenzo zal bij het bereiden van het ongezuurde brood niets — zoals zout of elk middel dat wordt gebruikt om baksel bros te maken — worden gebruikt om aan het deeg te worden toegevoegd. Buitendien zou wanneer men er iets bij zou doen waardoor de smaak verbeterd zou worden, afbreuk worden gedaan aan het feit dat het het „brood der kwellingen” is. — Deut. 16:3, NW; 1 Kor. 5:6-8.
Joodse matses kunnen al of niet aan deze vereisten voldoen, hetgeen ervan afhangt hoe ze zijn bereid. Het kan noodzakelijk zijn om uw eigen ongezuurde brood te bakken, zoals dit elk jaar op het Bethelhuis in Brooklyn wordt gedaan. De broeder die dit verzorgt, gebruikt het volgende recept: Neem een kopje (volkoren) bloem gemengd met twee en een kwart kopje water. Klop dit in een schaal grondig door elkaar en doe dan wat beslag in een middelmatig warme koekepan zoals bij het bakken van pannekoeken; bak het baksel aan beide zijden. Doe de koeken nadat ze hard zijn geworden in een bakpan en bak ze in een oven op 325 graden totdat ze croquant zijn.
Wat de wijn betreft, deze dient in de eerste plaats gegist te zijn. Er bestaat geen twijfel over dat Jezus gegiste wijn gebruikte en geen druivensap. Druivensap kan geen oude wijnzakken doen barsten. Het was uitsluitend omdat Jezus geen bezwaren tegen het drinken van wijn had dat zijn vijanden hem ervan beschuldigden een „wijndrinker” te zijn. Buitendien blijft druivensap niet ongegist vanaf de druivenoogst in de herfst tot de lente, de paschatijd, de tijd dat Jezus de gedachtenis aan zijn dood instelde. Het getuigenis van de joodse geschiedenis bevestigt dat er met het pascha gegiste wijn werd gebruikt. — Matth. 9:17; 11:19.
De wijn dient ook rood te zijn. Alleen rode wijn is een passend symbool van bloed; het dient „druivenbloed” te zijn. Evenals Jezus’ bloed verder geheel toereikend was, in zichzelf volledig, dient dit ook met de „vrucht van den wijnstok”, die wordt gebruikt om het af te beelden, het geval te zijn. De wijn die wordt gebruikt, dient daarom ongezoet te zijn; de meeste paschawijnen zijn in aanzienlijke mate gezoet en daarom ongeschikt. Evenmin dient de wijn sterker gemaakt te worden; dit wil zeggen, dat er niet zoiets als brandewijn aan toegevoegd mag worden om het alcoholpercentage te verhogen, zoals dit met portwijn het geval is. Evenmin mogen er kruiden of specerijen bij worden gedaan, zoals dit met vermouts en wijnen zoals Dubonnet is gedaan. Eigengemaakte, ongezoete rode wijn is aanvaardbaar, evenals bourgogne, chianti en rode bordeaux, om maar enkele van de meer algemene soorten rode wijn te noemen. — Deut. 32:14.
De symbolen dienen voorhanden te zijn en aan iedere aanwezige te worden doorgegeven, ook al lijkt het wel zeker dat niemand tot het overblijfsel behoort. Elkeen dient ten tijde dat de symbolen aan hem worden doorgegeven, door er al of niet van te gebruiken, er blijk van te geven of hij op grond van de wijze waarop God zich met hem bezighoudt een goed gefundeerde hemelse of aardse hoop bezit. Zij die belijden dat zij tot het overblijfsel behoren, dienen daarom niet te worden afgezonderd, waarbij de symbolen alleen maar aan hen worden doorgegeven. Er zal afzonderlijk de zegen worden gevraagd, eerst over het brood dat daarna zal worden doorgegeven, en vervolgens over de wijn welke hierna zal rondgaan. De ’beker’ dient een groot wijnglas of een normale beker te zijn, hoewel er, wanneer de gemeente groot is, verscheidene mogen worden gebruikt. Kieskeurige bezwaren hiertegen op grond van hygiënische overwegingen kunnen niet in aanmerking worden genomen. Door een groot aantal kleine glaasjes kan niet het gemeenschappelijke deelhebben aan het bloed van Christus worden gesymboliseerd, evenals vele kleine stukjes brood — zoals die door de Rooms-Katholieke Kerk bij de mis worden gebruikt — het symbool van het ene brood teniet zouden doen. Er dient ook te worden opgemerkt dat er geen noodzaak bestaat de symbolen totdat ze worden rondgediend, bedekt te houden, daar dit aan religieuze mystiek en ceremoniën doet denken, hetgeen vermeden dient te worden. — Rom. 8:16, 17, 24, 25; 1 Kor. 10:15-17.
-