Het huwelijk buiten het paradijs
1. Wat had de voortzetting van het huwelijk buiten Eden, tot gevolg, en de afstammelingen van welke zoon van Adam overleefden de Vloed?
DE VERBANNEN echtelieden Adam en Eva zetten hun huwelijk buiten het paradijs van Eden voort. Wij kunnen er zeker van zijn dat het van die tijd af geen vredig huwelijk meer was. Daarbuiten op de vervloekte grond begonnen zij hun met zonde besmette kinderen voort te brengen, die zich vanaf hun geboorte reeds in een stervende toestand bevonden. Adam werd vader van „zonen en dochteren” (Gen. 4:1; 5:4). Na verloop van tijd werden er nieuwe huwelijken gesloten. De volwassen zonen van Adam huwden met de volwassen dochters van Adam. Het bericht zegt derhalve dat hun eerstgeboren zoon Kaïn naderhand „gemeenschap [had] met zijn vrouw en zij werd zwanger en baarde Henoch”. Het bijbelse bericht maakt melding van zes uit Kaïn voortgekomen generaties die helemaal op zichzelf „in het land der Vluchtelingschap ten oosten van Eden” woonden (Gen. 4:16-24, NW). Kaïn had een jongere broer die Seth heette. Het tegenwoordige menselijke geslacht vindt zijn oorsprong in Seth, niet in Kaïn, want al diens nakomelingen zijn in de grote Vloed omgekomen. Tot de afstammelingen van Seth behoorden onder andere de profeet Henoch en Noach, die de ark bouwde waarin acht menselijke zielen die wereldomvattende vloed hebben overleefd. — 1 Petr. 3:20; 2 Petr. 2:5.
2. Wie voerde polygamie in, en hoe gingen ongehoorzame „zonen Gods” menselijke huwelijken aan?
2 Betreffende de dagen van Noach vóór de vloed vertelt Jezus Christus ons zelf hoe „zij in die dagen vóór den zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op den dag, waarop Noach in de ark ging” (Matth. 24:38). Hoe die huwelijken werden gesloten, vermeldt de bijbel niet. Lamech, een afstammeling van de goddeloze Kaïn, voerde polygamie in, want hij nam twee vrouwen (Gen. 4:19-24). In Noachs dagen vóór de Vloed materialiseerden „zonen Gods” uit de hemel zich op aarde, ten einde met de mooie „dochters der mensen” te trouwen. Volgens het opgetekende bericht bevredigen deze ongehoorzame „zonen Gods” hun hartstocht doordat zij ’zich vrouwen namen, wie zij maar verkozen’, en hadden zij een nageslacht van bastaarden die Nefilim — „de geweldigen uit den voortijd, mannen van naam” — werden genoemd. Hoeveel vrouwen elk van deze hartstochtelijke „zonen Gods” uitkoos en voor zichzelf nam, en of zij wettelijk gehuwde vrouwen vanwege hun schoonheid bij hun wettige echtgenoot weghaalden, zegt de bijbel niet. — Gen. 6:1-4.
3. Hoe verging het polygamisten in de Vloed, en door aan welk soort van huwelijk vast te houden, zal de menselijke familie het herstelde paradijs worden binnengevoerd?
3 Eén ding is zeker: alle polygamisten werden door de Vloed vernietigd, want de in leven gebleven Noach en zijn drie zonen hadden ieder slechts één vrouw. Aangezien Jezus Christus heeft gezegd dat het in zijn dag in de „tijd van het einde” van deze goddeloze wereld net zo zal zijn als in de dagen van Noach, weten wij dat het bigamisten of polygamisten niet zal worden toegestaan het einde van deze goddeloze wereld te overleven en aldus hun leven in het paradijs onder het koninkrijk Gods voort te zetten. Dienovereenkomstig is het menselijke geslacht uit een man die slechts één vrouw had, voortgekomen, werd het door de grote Vloed heen bewaard door een man met slechts één vrouw en zijn monogame zonen, en zal het menselijke geslacht zonder onderbreking door godvruchtige mannen, vrouwen en kinderen die zich strikt aan monogamie — dat wil zeggen, het huwelijk van één vrouw met één man — houden, levend door het einde van dit „tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen” worden heengevoerd.
4. Hoe toonde God dat hij de nakomelingen van hen die de Vloed hadden overleefd, machtigde om te trouwen, en wat brengt hen die Armageddon hopen te overleven, ertoe hun verhoudingen te onderzoeken?
4 Onmiddellijk na de Vloed zegende Jehovah God Noach en zijn drie zonen en zei hij tot hen hetzelfde als hij had gezegd toen hij Adam en Eva in het paradijs van Eden zegende: „Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde.” Aldus machtigde hij hun nakomelingen om te trouwen, door eveneens nog te verklaren: „En gij, weest vruchtbaar en wordt talrijk, wemelt op de aarde, ja, wordt talrijk daarop” (Gen. 9:1-7). Thans, ruim drieënveertig eeuwen later, denkt men dat het op aarde krioelt van de mensen en dat er een bevolkings-„explosie” is, doch de vernietiging van dit goddeloze samenstel van dingen in de universele oorlog van Armageddon zal de bevolking der aarde — evenals in de Vloed — op een enorme schaal doen afnemen. Daarom onderwerpen alle aan God opgedragen personen, die naar het vreugdevolle voorrecht van een huwelijksleven in het beloofde aardse Paradijs onder Gods koninkrijk uitzien, thans hun verschillende verhoudingen gewetensvol aan een onderzoek. Zij willen deze met de regels en maatstaven die in Gods Woord met betrekking tot zeden, het huwelijk en echtscheiding worden aangegeven, in overeenstemming brengen.
5. (a) Wat is in deze „tijd van het einde” de grote vraag voor ons ten aanzien van huwelijksgewoonten en -maatstaven? (b) Mogen sommige huwelijksgebruiken die door God in het verleden werden toegestaan, thans als maatstaf worden genomen?
5 De huwelijksgewoonten en -maatstaven zijn thans over de gehele aarde verschillend. Ze worden in de verschillende landen wellicht door menselijke wetten goedgekeurd en toegestaan, maar in deze kritieke „tijd van het einde” is de grote vraag: worden ze door de wet van Jehovah God voor deze tijd goedgekeurd? Wat is Gods huwelijkswet die thans in deze „tijd van het einde” geldt? Er zijn in het verleden enkele huwelijksgebruiken geweest die door God onder zijn uitverkoren dienstknechten werden toegestaan en ten aanzien waarvan Hij in eeuwen vóór Christus regelingen had getroffen, maar zelfs deze gebruiken mogen wij thans niet als de maatstaf nemen voor gehuwde personen die God in deze tijd willen behagen. Laten wij daarom eens een onderzoek instellen.
6. Hoe trachtte Abrahams vrouw Sara haar langdurige onvruchtbaarheid te compenseren, en keurt God thans een dergelijke handelwijze goed?
6 Vierhonderd jaar na de Vloed was Jehovah’s vriend, de patriarch Abraham, een man die met één vrouw, Sara, was getrouwd. Toen hij vijfentachtig en Sara vijfenzeventig jaar oud was, hadden zij nog steeds geen kind omdat Sara onvruchtbaar was. Sara besloot een kind te adopteren. Te dien einde gaf zij haar Egyptische slavin Hagar aan Abraham opdat hij gemeenschap met haar kon hebben ten einde een gewenste zoon te verwekken. Hagar baarde een zoon die Ismaël werd genoemd en Sara adopteerde dit kind als was het van haar. Wij lezen nergens dat Abraham in de vijftien jaar daarna nog verdere betrekkingen met Hagar als bijvrouw had. Thans wordt het echter niet door God goedgekeurd om, ter wille van een kind, op zulk een wijze compensatie voor een onvruchtbare vrouw te verschaffen, of zelfs, zoals tegenwoordig wordt gedaan, kunstmatige bevruchting toe te passen. Zelfs al beloofde God dat hij Ismaël zou zegenen en hem talrijk zou maken, toch aanvaardde God dit aangenomen kind niet als Abrahams erfgenaam. Sara moest zelf de moeder van de erfgenaam worden.
7. (a) Hoe toonde God dat Abraham werkelijk geen bijvrouw had behoeven te nemen om een zoon te krijgen op wie hij Gods zegen betreffende het Zaad kon overdragen? (b) Maakt de gewoonte die in vele landen bestaat om er bijvrouwen op na te houden, het voor Gods dienstknechten thans tot iets geoorloofds?
7 Jaren later schonk de Almachtige God het voortplantingsvermogen van Abraham en Sara nieuw leven en gaf hij Abraham door bemiddeling van Sara op wonderbaarlijke wijze een zoon toen zij negentig en hij honderd jaar oud was. Abraham had werkelijk geen bijvrouw behoeven te nemen om een manlijke erfgenaam te krijgen op wie hij Gods verbondsbelofte betreffende een Zaad waardoor alle geslachten van de aarde gezegend zouden worden, kon overdragen. Enkele jaren later verzocht Sara dringend de bijvrouw Hagar en haar zoon Ismaël uit het huisgezin weg te zenden. God keurde dit goed en Abraham gehoorzaamde Gods tot uitdrukking gebrachte wil door Hagar en Ismaël voorgoed weg te sturen (Gen. 16:1 tot en met 21:21; Gal. 4:22-31). Thans keurt Jehovah God het niet goed dat zijn dienstknechten bijvrouwen hebben, zelfs al is het in vele landen de algemeen aanvaarde en toegestane gewoonte dat een man er buiten zijn wettige vrouw nog andere vrouwen als bijvrouwen op na houdt.
8. (a) Wier voorbeeld volgde Abrahams zoon Isaäk ten aanzien van het huwelijk? (b) Ter afbeelding van welk grote feit kon Isaäk aldus Gods voornemen dienen?
8 Sara’s enige kind, Isaäk, hield zich aan één vrouw. Hij volgde het goddelijke voorbeeld dat in het paradijs van Eden en eveneens door Noach en zijn drie zoons, die de Vloed hadden overleefd, was gesteld. Isaäk deed dit ondanks dat zijn vrouw Rebekka twintig jaar lang onvruchtbaar was eer zij de tweeling Jakob en Esau voortbracht (Gen. 25:19-26). Op deze wijze diende Isaäk getrouw Gods voornemen, door af te beelden dat de Zoon van God, Jezus Christus, slechts één geestelijke bruid zou hebben, en wel Gods ware christelijke gemeente, welke is samengesteld uit 144.000 getrouwe volgelingen die in zijn voetstappen treden en die door God als zijn geestelijke kinderen worden aangenomen (Gal. 4:28-31). Aan deze kinderen van God schrijvend, zegt de apostel Paulus tot de christenen in Korinthe, die hij de waarheid omtrent Christus had gebracht: „Ik ben naijverig over u met een goddelijke naijver, want ik persoonlijk heb u aan één echtgenoot ten huwelijk beloofd, om u als een eerbare maagd aan de Christus voor te stellen.” — 2 Kor. 11:2, NW.
MEER DAN EEN VROUW TEGELIJK HEBBEN
9. (a) Hoe trof Jakob regelingen om een vrouw van zijn oom Laban te krijgen? (b) Tegen welke zonde werd Jakob door zijn innige liefde voor Rachel beschermd?
9 Van Isaäks tweelingzonen was Jakob degene die door God werd uitgekozen om de goddelijke belofte aan Abraham te ontvangen welke inhield dat alle geslachten der aarde door bemiddeling van het Zaad van Gods „vrouw” gezegend zouden worden. Jakob wilde zoals zijn vader Isaäk zijn en slechts één vrouw, namelijk Rachel, de dochter van zijn eigen oom Laban, hebben. Jakob was familie van Laban, maar kreeg Rachel niet zo maar voor niets. Daarom zei Jakob tegen Laban: „Ik wil u zeven jaren dienen om uw jongste dochter Rachel.” Hierin werd toegestemd, zodat Jakob zeven jaar voor Rachel diende. „En die waren in zijn ogen als enkele dagen, omdat hij haar liefhad.” De tijd ging niet slechts vlug voorbij omdat Jakob dusdanig verliefd was dat hij zich niet bewust was van de lengte van de tijd, maar veeleer omdat hij Rachel zó liefhad dat hij zeven jaar van hard werken een lage prijs voor zo’n kostbaar meisje achtte. Jakobs diepe liefde voor Rachel beschermde hem tegen immoraliteit. Gedurende de zeven jaar dat hij met haar verloofd was, behield hij zijn maagdelijkheid — evenals zij dit deed — opdat hij moreel rein zou zijn wanneer hij haar huwde.
10. Hoe was Jakob in dit opzicht een voorbeeld voor christenen in deze tijd?
10 In dit opzicht was Jakob een voorbeeld voor christenen in deze tijd. Hoeveel mannen die aan God opgedragen christenen belijden te zijn, zouden thans een bruidsprijs van zeven jaar schaapherderswerk of een ander moeizaam werk willen betalen en dan nog vinden dat deze prijs laag is? Hoevelen van hen zouden de morele kracht bezitten om gedurende een verloving van zeven jaar hun maagdelijkheid, of de ongehuwde staat, te bewaren, om zich zuiver en rein aan hun huwelijkspartner te kunnen aanbieden? Zelfs bij een verlovingsperiode van minder dan zeven jaar dienen alle aan God opgedragen christenen evenals Jakob de verloving te respecteren en een juist zedelijk gedrag te bewaren.
11. (a) Met het oog waarop vroeg Jakob zijn oom Laban na zeven jaren werk, om Rachel? (b) Hoe had zijn tweelingbroer Esau ten aanzien van het huwelijk van minachting voor zijn ouders en het Abrahamitische verbond blijk gegeven?
11 Aan het einde van de verlovingsperiode zei Jakob tot zijn bejaarde oom Laban: „Geef mij mijn vrouw, want mijn tijd is om, opdat ik tot haar kome” (Gen. 29:18-21). Jakob was nu, aangezien hij nu vierentachtig jaar oud en tevens de natuurlijke erfgenaam van de Abrahamitische belofte was, gerechtigd om Rachel te vragen opdat zij zijn vrouw zou kunnen worden, niet alleen om vol vreugde het huwelijksbed met haar te delen, maar eveneens om een onafhankelijk, eigen huisgezin op te bouwen en een gezin te stichten. Zijn tweelingbroer Esau was nu reeds vierenveertig jaar getrouwd. Esau was een woeste, avontuurlijke jager en een hartstochtelijk man. Tegen de wensen van zijn ouders, die Jehovah God vreesden en het Abrahamitische verbond respecteerden, in, huwde Esau ongelovige vrouwen van het land, en wel twee Hethitischen. „Zij waren een kwelling des geestes voor Isaäk en voor Rebekka”, zijn ouders. Ja, Esau werd uit vrije wil en uit eigen beweging een polygamist. Toen hij zevenenzeventig jaar oud was, nam hij een derde vrouw, een nicht van hem, een Ismaëlitische (Gen. 26:34, 35; 28:8, 9). Dit deed hij toen zijn tweelingbroer Jakob ermee begon om met werken zijn bruidsprijs te verdienen, opdat hij Rachel, een vrouw die in Jehovah, de God van Abraham en Isaäk geloofde, in bezit zou kunnen krijgen.
12, 13. Hoe werd Jakob tegen zijn verlangen in, tot polygamie gebracht?
12 Jakob werd niet opzettelijk een polygamist, ten einde zijn broer Esau na te bootsen. Jakob was oorspronkelijk niet van plan een polygamist te worden. De enige vrouw die hij wilde hebben, was Rachel. Op de huwelijksavond schonk Laban echter Rachels zuster Lea, zwaar gesluierd zodat haar identiteit verborgen bleef, als vrouw aan Jakob. De volgende ochtend ontdekte Jakob dat hij met Lea, en niet met Rachel, betrekkingen had gehad.
13 Waarom had Laban zijn schoonzoon zo bedrogen? Omdat Lea ouder dan Rachel was, en Laban, haar vader, redeneerde dat het niet de gewoonte van het land was om de jongere dochter vóór de eerstgeborene uit te huwelijken. Behalve Lea gaf Laban ook zijn dienstmaagd Zilpa aan Lea als haar persoonlijke slavin en deze zou tevens, zo dat raadzaam zou worden, als bijvrouw kunnen dienen. Jakob had echter slechts één ware liefde en hij wilde nog steeds Rachel hebben. Derhalve stelde Laban Jakob voor om nog zeven jaar voor hem te werken ter betaling van Rachels bruidsprijs. Jakob stemde hiermee in.
14. Wanneer ontving Jakob Rachel als vrouw, en hoe toonde Jehovah God of hij Jakobs polygamie onder deze omstandigheden goedkeurde of afkeurde?
14 Aan het einde van de één week durende viering van het huwelijk van Jakob en Lea gaf Laban Rachel aan Jakob ten huwelijk, en begon Jakob de bruidsprijs af te betalen door hard te werken. Uit liefde voor Rachel hield hij zich aan zijn overeenkomst. Hij werkte net zolang totdat hij de volledige prijs die hij nog steeds veel minder dan de waarde van de geliefde Rachel vond, had betaald. Laban gaf Rachel eveneens een dienstmaagd (Gen. 29:9-30). Hieruit blijkt dus dat Jakob door bedrog tot polygamie werd gebracht. Hij huwde evenwel toch zusters die Jehovah vreesden, en Jehovah God gaf ten aanzien hiervan geen blijk van afkeuring. In feite zegende hij Jakob met twaalf zonen en één dochter bij deze twee zusters en hun dienstmaagden.
15. (a) Welke regeling stelde God in Israël in ten aanzien van het huwen met zusters van elkaar? (b) Hoe volgde koning Salomo Esau’s voorbeeld, maar welk gebod had God, van wijsheid blijk gevend, betreffende Israëls toekomstige koningen gegeven?
15 Toen Jehovah God later deze twaalf zoons en hun gezinnen tot de natie Israël organiseerde en deze natie uit de slavernij in Egypte wegvoerde, stond Jehovah in deze natie nog steeds polygamie toe. Hij verbood een polygamist echter om vleselijke zusters te trouwen wanneer beiden nog in leven waren. Hij gebood: „Gij zult geen vrouw nemen als bijvrouw naast haar zuster om haar schaamte te ontbloten nevens haar, tijdens haar leven” (Lev. 18:18). De grootste polygamist in de geschiedenis van de natie Israël (doch niet van de wereld) was koning Salomo van Jeruzalem. „Hij heeft als vrouwen gehad zevenhonderd vorstinnen en driehonderd bijvrouwen; en zijn vrouwen verleidden zijn hart” zodat hij zich van de aanbidding van Jehovah als de enige levende en waarachtige God afkeerde. Dit kwam omdat Salomo Esau’s voorbeeld volgde door buitenlandse vrouwen, met inbegrip van de dochter van de heersende Farao van Egypte, te trouwen (1 Kon. 11:1-3). Jehovah God had, van wijsheid blijk gevend, met betrekking tot de toekomstige koningen van Israël het gebod gegeven: „Ook zal hij zich niet vele vrouwen nemen, opdat zijn hart niet afwijke; . . . hij [zal] voor zich een afschrift laten maken van deze wet, welke bij de Levietische priesters berust. Dat zal hij bij zich hebben en daarin zal hij lezen gedurende heel zijn leven om te leren den HERE, zijn God, te vrezen.” — Deut. 17:17-19.
16. Wat deed God ook nog ten aanzien van polygamie, hoewel hij dit in Israël toestond?
16 God stond in het Israël uit de oudheid dus polygamie toe, maar hij stelde in verband daarmee wettelijke voorzieningen vast ten einde zowel de oorspronkelijke vrouw van de polygamist als enige andere vrouw en hun respectieve kinderen te beschermen (Deut. 21:15-17). Dat polygamie werd beoefend, had ongetwijfeld ten doel in de natie van het natuurlijke Israël een grote bevolking op te bouwen.
17. Hoe stond het er in Jezus’ dagen in Israël met de polygamie voor, en aan welke standaard voor zijn volgelingen hield hij ten aanzien van het huwelijk vast?
17 Toen Israël in de eerste eeuw voor de christelijke jaartelling onder de heerschappij van de Romeinen kwam, die bezig waren de wereld te veroveren, was polygamie onder de Israëlieten of joden bijna in onbruik geraakt. In The Jewish Encyclopedia (Deel VIII, bladzijde 336) lezen wij: „Monogamie was in Romeinse tijden onder de joden de regel, doch er bestonden in het oog springende uitzonderingen.” Op grond van de wet die via Jehovah’s profeet Mozes aan de Israëlieten werd gegeven, konden de joden — die nog steeds beweren onder die wet te staan — evenals hun verre verwanten, de Arabische mohammedanen, vrijelijk polygamie beoefenen. In schrille tegenstelling hiermee verklaarde Jezus Christus dat zijn volgelingen die in zijn voetstappen treden, Gods wil moeten doen door, wat het huwelijk betreft, het in het paradijs gestelde voorbeeld na te volgen. Jezus Christus, de Zoon van God, was volmaakt en zonder zonde. Ten aanzien van het menselijke huwelijk hield hij daarom aan de standaard van de volmaakte man in het paradijs vast, welke standaard inhield dat een man slechts één vrouw mocht hebben (Matth. 19:1-9). Het is de enige standaard die in het paradijs, dat spoedig onder Gods koninkrijk hersteld zal worden, zal worden toegestaan.
18. Waarom dient een aanbidder van Jehovah er mee in te stemmen dat zijn vrouw hem iets kost, en welke vrouw zou men als ’van Jehovah’ kunnen beschouwen?
18 Voordat de vele malen gehuwde koning Salomo zich van Gods zuivere aanbidding afkeerde, schreef hij de volgende woorden: „Wie een goede vrouw gevonden heeft, vond het geluk; een gezegende gave verkreeg hij van Jahve” (Spr. 18:22, KB). „Huis en have is een erfdeel der vaderen, maar een verstandige vrouw is van den HERE” (Spr. 19:14). Iemand die Jehovah God aanbidt, dient er daarom gewillig mee in te stemmen dat zijn vrouw hem iets kost, hetzij vóór hetzij na het huwelijk, en vooral zulk een vrouw die hem gunst van Jehovah zou doen verwerven, een vrouw die hij wegens haar volledige opdracht en exclusieve toewijding aan God als ’van Jehovah’ zou kunnen beschouwen.
19. Welke voorbeelden van het betalen van een bruidsprijs verschaft de bijbel?
19 In bijbelse tijden was het onder Gods uitverkoren volk gebruikelijk om als aanvangsuitgave een bruidsprijs voor een vrouw te betalen. David, die een reus doodde, betaalde tweehonderd voorhuiden van Filistijnse soldaten voor zijn vrouw Michal, de dochter van koning Saul (1 Sam. 18:20-27). De profeet Hosea gaf vijftien zilverstukken en anderhalve homer gerst voor zijn vrouw (Hos. 3:1-3). Jezus Christus betaalde met het offer van zijn eigen leven voor zijn geestelijke bruid (Ef. 5:25, 26). Bedenk eveneens dat Eva Adam een rib kostte. — Gen. 2:21, 22.
20, 21. Welke kostbare huwelijksgewoonte bestaat er op sommige plaatsen nog steeds voor de vader van de bruid, en welke bijbelse voorbeelden hebben wij hiervan?
20 Die gewoonte uit de oudheid bestaat tegenwoordig nog steeds in vele delen van de aarde. Ook is het in sommige delen gebruikelijk dat de vader te zamen met zijn dochter een bruidsschat geeft, dat wil zeggen, geld, goederen of een stuk grond, hetgeen een vrouw bij het trouwen voor haar bruidegom meebrengt. Dit kost haar vader geld. Doch dit gebruik van het geven van een bruidsschat bestond zelfs in de natie Israël. Neem bijvoorbeeld het geval van Kaleb, Jozua’s metgezel toen zij het land Kanaän gingen bespieden. Ondanks zijn leeftijd mocht hij de rivier de Jordaan oversteken en met Jozua als de opvolger van de profeet Mozes het Beloofde Land binnengaan. Kaleb moest zijn deel van het land veroveren. Hij beloofde zijn dochter Achsa tot vrouw te geven aan degene die de vijandelijke stad Kirjath-Sefer zou veroveren. Zijn neef Othniël veroverde de stad. Toen Achsa hem tot vrouw werd gegeven, vroeg zij van haar vader Kaleb een toevoeging aan haar bruidsschat. Derhalve voegde Kaleb aan een zuidelijk stuk land dat voor haar was bestemd, de benodigde waterbronnen toe. — Joz. 15:13-19.
21 Farao, de koning van Egypte, huwelijkte zijn dochter aan koning Salomo uit. Als „afscheidsgeschenk” of bruidsschat gaf Farao de stad Gezer aan de bruid, welke stad koning Salomo daarna opbouwde (1 Kon. 9:16, 17, NW). Een bruidsschat wordt niet door een vader betaald opdat men zijn dochter maar zal huwen, maar om de man die haar neemt, materiële bijstand te verlenen, zodat zij niet volledig op kosten van haar echtgenoot komt.
22. (a) Werden bruidsprijs en bruidsschat op de pinksterdag in 33 n. Chr. voor de christelijke gemeente afgeschaft, en welke aanwijzingen verschaffen ons het antwoord? (b) Aan welke huwelijksstandaard moeten christenen zich overeenkomstig Gods nieuwe verbond thans houden?
22 Toen de christelijke gemeente op de pinksterdag, in 33 n. Chr., werd opgericht, bestonden de oorspronkelijke leden uit joden en zij die door middel van de besnijdenis joodse proselieten waren geworden. Drie en een half jaar lang bleef de christelijke gemeente uitsluitend uit joden en proselieten bestaan. In sommige opzichten droegen deze joden hun huwelijksgewoonten op het christendom over. Zelfs Jezus Christus, hun Leider, gebruikte joodse huwelijksgewoonten ten einde zijn lezingen door middel van gelijkenissen te illustreren (Matth. 22:1-14; 25:1-13; Luk. 12:35-40). Sommige huwelijksregels welke voor de joden golden, werden — alhoewel ze door Jehovah God waren vastgelegd en door Hem in zijn via Mozes aan de joden gegeven wet waren bekrachtigd — door Jehovah’s nieuwe verbond met de christelijke gemeente afgeschaft. Wij lezen echter nergens dat bruidsprijzen en bruidsschatten werden afgeschaft of onder christenen werden verboden, en evenmin dat het vieren van een bruiloft niet meer was toegestaan. In Jehovah’s nieuwe verbond werd ten aanzien van de christelijke gemeente echter wel de volmaakte huwelijksstandaard hersteld die Jehovah zelf in het paradijs van Eden voor de volmaakte man en vrouw had ingesteld. Aan die standaard moeten wij christenen ons thans houden.
(Er volgen in deze serie nog meer artikelen)