-
De plaats van de gemeente in de ware aanbiddingDe Wachttoren 1961 | 1 juni
-
-
16:4, 5; Ef. 3:3-7; 1 Thess. 1:1; 4:13-18; 5:1-11; 2 Thess. 1:1; 2:2-11, NW.
20 Door met een gemeente verbonden te zijn, vernamen de vroege christenen over de brieven aan de Korinthiërs, welke verklaringen bevatten over het Avondmaal des Heren, de werking van geestelijke gaven en de opstanding. Ja, alle leerstellige uiteenzettingen in de brieven van de apostelen waren geïnspireerde, door bemiddeling van leden van het besturende lichaam verschafte instructies en ze bereikten de afzonderlijke, gezalfde christenen via de gemeente. Zij konden alleen maar voordeel trekken van opzieners, die ’op een juiste wijze dienden’, mannen die ’met betrekking tot hun onderwijs stevig vasthielden aan het getrouwe woord’, wanneer zij met de gemeente waren verbonden en ermee omgingen. Ja, alleen op deze wijze konden zij op een tastbare wijze te weten komen dat er geen verschil bestaat tussen Griek of jood, besnedene of onbesnedene, vreemdeling, Scyth, slaaf, vrije, man of vrouw. — 1 Korinthiërs, de hoofdstukken 11–15; 1 Timótheüs, hoofdstuk 3; Kol. 3:11, NW.
21. Hoe behield de gemeente haar identiteit, en welke uitwerking had dit op de gelovigen uit vele landen?
21 De gemeente werd door God opgebouwd opdat ze zijn voortreffelijkheden zou bekendmaken en zijn wijsheid zou tentoonspreiden (1 Petr. 2:9, NW). Om deze reden handelde de gemeente in overeenstemming met Gods wil, en niet met de wil en gewoonten van de verschillende volken en hun levenswijzen (Ef. 4:20-24, NW). Terwijl deze gemeente zich naar vele landen uitbreidde, behield ze haar identiteit, haar werkbeginselen, haar zuivere leer en haar eenheid. In plaats dat ze door elke wind van leer en alle soorten van gedrag gekenmerkt en gevormd werd, drukte ze haar stempel op degenen die zich met haar verbonden. Ze moest rein en heilig blijven; daarom werden immorele personen uit de gemeenschap gesloten (1 Kor. 5:13). Met de waarheid van Gods Woord moest ze de mensen verenigen; daarom werden ook zij die verdeeldheid en valse leringen binnen de gemeente zouden brengen, uitgesloten (Tit. 3:10; Rom. 16:17). Op deze wijze behield de gemeente haar organisatorische identiteit en vorm. De denk- en levensbeginselen welke door middel van de gemeente werden onderwezen, lieten een diep merkteken achter op de gelovigen en oefenden invloed uit op hun persoonlijke leven, hun huwelijks- en gezinsleven, en op de verhouding tussen slaven en meesters. — Kol. 3:5; Efeziërs, hoofdstuk 5.
22. Van welk belang was de eerste gemeente bij de ware aanbidding?
22 Dit zijn slechts enkele van de bijbelse bewijzen die tonen dat de christelijke gemeente van de eerste eeuw bij het opleiden en opbouwen van de gezalfde christenen van essentieel belang was. In feite was ze een pilaar en fundament van de waarheid. De gemeente bleek een voorziening van God te zijn, door middel waarvan christelijke gelovigen ervan werden doordrongen dat zij elkaar nodig hadden en waardoor zij ten volle in de gelegenheid werden gesteld om liefde, barmhartigheid en vergevensgezindheid in praktijk te brengen, en respect voor theocratische autoriteit aan te kweken. Ze bluste Gods geest niet uit en ook verstikte ze niet de uitingen van liefde, maar ze was veeleer door onderwijs en voorbeeld in staat om allen in de gemeente in liefde en rijpheid op te bouwen zodat zij het meest ontvankelijk waren voor de werking van de heilige geest.
-
-
Het voornaamste doel der wetenschapDe Wachttoren 1961 | 1 juni
-
-
Het voornaamste doel der wetenschap
„Het voornaamste doel der wetenschap is, meer over God te weten te komen en Hem, door middel van het werk Zijner handen, te bewonderen. Indien er tevens nuttige aspecten aan het licht treden — en dit is in zeer grote mate het geval — wel, des te beter. Indien de geleerden hun werk aldus zouden bezien, zouden zij ermee ophouden de wetenschap te aanbidden.” — Anthony Standen, Science Is a Sacred Cow.
-