-
„Rijstchristenen” zijn geen christenenDe Wachttoren 1961 | 15 februari
-
-
„Rijstchristenen” zijn geen christenen
„RIJSTCHRISTENEN” behoren op het vasteland van China tot het verleden. Dit werd althans volgens The Christian Century van 20 februari 1960 op een onlangs gehouden vergadering van de methodistische Raad van Zendelingen door dr. T.K. Jones verklaard.
Wat is een „rijstchristen” eigenlijk? Iemand die tot een van de religiën der christenheid is overgehaald omdat men hem daar rijst of ander voedsel verschafte. Aangezien louter maagvoeding nu niet bepaald erg geschikt is om bij de mensen een sterke overtuiging op te bouwen, is het niet te verwonderen dat „rijstchristenen” er door communistische druk in China toe worden gebracht hun zogenaamde christendom vaarwel te zeggen.
Hoewel het communisme inderdaad een einde aan de „rijstchristenen” op het vasteland van China gemaakt kan hebben, zal deze vorm van christendom — zolang religieuze organisaties zich van dezelfde methoden bedienen — elders blijven floreren. Dit blijkt ook uit wat in een vroegere uitgave van het bovengenoemde religieuze weekblad stond: „Nieuwe rooms-katholieke kerken welke in plaatsen [op Formosa] werden gebouwd waar geen katholieke bevolking was, werden toegerust voor het opslaan en verdelen van reliefvoorraden. . . . Priesters gebruiken de overschotten van de V.S., waar zij heel goedkoop aan konden komen, om bekeerlingen te winnen en vervolgens om hen te behouden.”
De vijfde vraag van een serie van elf vragen welke door de Wereldraad van Kerken naar de leden van deze organisatie werd gestuurd, was in dit verband zeer passend. Hierin werd gevraagd: „Kunnen wij ermee instemmen elk kerkelijke optreden te verwerpen waarbij materiële of sociale voordelen worden geschonken om mensen ertoe te bewegen zich bij de een of andere kerk aan te sluiten, of ongepaste druk wordt uitgeoefend wanneer mensen in een toestand van hulpeloosheid of spanning verkeren?”
„Rijstchristenen” zijn niet slechts tot de rijstlanden in Azië beperkt. Absoluut niet. De gehele christenheid is door dit zelfzuchtige virus — belijden God te aanbidden maar dit uitsluitend op grond van bijbedoelingen doen — aangetast. Hierdoor valt er in bepaalde landen een grote toename te bespeuren in het aantal kerklidmaten, het vieren van religieuze feesten, de verkoop van religieuze artikelen en de bouw van nieuwe kerken. Dat deze toegenomen activiteit geen oprecht christendom vertegenwoordigt, blijkt uit het feit dat de misdaad, de overtredingen en de immoraliteit eveneens toenemen.
De apostel Paulus zei over zulke „rijstchristenen” dat zij mensen zijn „die in de geest verdorven zijn en zijn beroofd van de waarheid, denkende dat godvruchtige toewijding een middel tot gewin is”. Wanneer Paulus voorzegt „dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen”, beschrijft hij de verschillende soorten van misdaad die thans in de wereld worden aangetroffen en verklaart hij vervolgens dat de mensen „meer liefde voor genot dan voor God” zouden hebben, „die met een schijn van godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben; houd ook dezen op een afstand”. — 1 Tim. 6:5, NW; 2 Tim. 3:1-5.
Strikt gesproken kunnen er niet zulke personen als rijstchristenen bestaan. Er kunnen rijst-hervormden en rijst-katholieken zijn, maar niet rijstchristenen, want Jezus Christus heeft ons hierin geen voorbeeld gesteld. Hij legde meer nadruk op het geestelijke dan op het fysieke, door te zeggen: „Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit den mond Gods uitgaat.” Hij noemde degenen gelukkig „die zich bewust zijn van hun geestelijke nooddruft, want het koninkrijk der hemelen behoort hun toe. Gelukkig zijn zij die hongeren en dorsten [niet naar rijst en wijn, maar] naar rechtvaardigheid, want zij zullen verzadigd worden.” — Matth. 4:4; 5:3, 6, NW.
Toen de scharen Jezus dagenlang hadden gevolgd, heeft Jezus hen, in plaats dat hij hen verzwakt van honger langs de weg liet omkomen, inderdaad op wonderbaarlijke wijze van stoffelijk voedsel voorzien door op zijn minst bij twee gelegenheden duizenden mensen met een paar broden en vissen te voeden. Toen enkelen hem echter alleen maar volgden omdat zij op deze wijze waren gevoed, bestrafte hij hen met de woorden: „Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen [bewijzen dat hij een profeet van God was] gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt en verzadigd zijt. Werkt, niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt.” — Joh. 6:25-27.
Werkelijk christendom heeft niets met zelfzuchtigheid gemeen, maar is een aangelegenheid van onzelfzuchtigheid of liefde: „Gij zult den Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht” en „Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf”. Jezus heeft ook gezegd dat „de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen”. Door zijn handelwijze toonde Jezus aan dat hij inzag dat ’het gelukkiger is te geven dan te ontvangen’. — Mark. 12:30, 31; Matth. 20:28; Hand. 20:35, NW.
Kunnen Jezus’ leringen in onze tijd letterlijk worden opgevat? Is het met zoveel zelfzucht om ons heen mogelijk deze christelijke beginselen toe te passen? Ja, dit is mogelijk, en in de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen wordt hier ruimschoots het bewijs van geleverd. De meeste leden ervan zijn uit de populaire religiën der wereld, uit het heidendom en uit het christendom, gekomen. Wat heeft voor al dezen de aandrijvende kracht gevormd om christelijke getuigen van Jehovah te worden? Niet iets van stoffelijke aard, maar de liefde voor de waarheid, de liefde voor God en de liefde voor hun medemensen. Velen hebben zich hier ook toe aangetrokken gevoeld door de hoge beginselen en de ijver van degenen die hen deze boodschap brachten, en in het bijzonder door de glorierijke hoop van Gods koninkrijk en de zegeningen die er in een nieuwe wereld van rechtvaardigheid door geschonken zullen worden.
Hoe praktisch is dit allemaal geweest? Dat het aantal bedienaren van het evangelie dat geregeld elke maand predikt, zonder ook maar in enig opzicht door „rijst” geholpen te zijn, in tien jaar tijd bijna drie en een half maal zo groot is geworden, van 230.532 in 1949 tot 803.482 in 1959. En dezen hebben alle op rassenverschillen gebaseerde, politieke, nationale en culturele vooroordelen terzijde geschoven en werken in 176 landen en eilanden harmonieus met elkaar samen. Het ware christendom heeft werkelijk geen „rijst” nodig om christenen voort te brengen!
-
-
Loof de vredevorstDe Wachttoren 1961 | 15 februari
-
-
Loof de vredevorst
SINDS de dood van Gandhi was er in India nog nooit zo’n grote menigte op de been geweest. Meer dan een miljoen dorpelingen en stadsbewoners verdrongen zich in New Delhi’s straten. Zij zwaaiden en riepen „Eisenhower zindabad!” („Lang leve Eisenhower!”) „Eisenhower ki jai!” („Loof Eisenhower!”) Boven deze schreeuwende massa staken rood en wit gekleurde banieren uit waarop de bekendmaking stond: „EISENHOWER — PRINCE OF PEACE.”
Een vijfenveertigjarige dorpsbewoner nam van de weg waarover de officiële auto had gereden een handvol zand mee naar huis voor zijn zieke vrouw. „Als ik dit op het voorhoofd van mijn vrouw leg”, zo legde hij uit, „zal zij beslist beter worden”. Eisenhower en Nehru behoren volgens hem „tot Gods uitverkoren kinderen die speciaal naar deze aarde zijn gezonden om zijn wil te volbrengen”.
Een oude vrouw en haar gezin maakten de reis in de veronderstelling dat zij een reïncarnatie van Visnu, de beschermer van de hindoeïstische drieëenheid, zouden zien. „Vindt u het dom van ons dat wij van kilometers ver zijn gekomen om speciaal Visnu Ka Avatar te zien? Heeft hij ons geen tarwe gezonden toen wij dit nodig hadden, en heeft hij geen dammen voor ons gebouwd?” Haar dochter stemde hiermee in en voegde eraan toe dat de bezoeker een „goddelijke, stralende glimlach” had.
Hoe vleiend de overweldigende begroeting de president en zijn gezelschap ook mag hebben toegeschenen, voor vele christenen in de gehele wereld vormde dit alles een aanleiding voor angstige voorgevoelens. Het deed sommigen denken aan de tijd toen koning Herodes Agrippa I een openbare toespraak begon te houden en werd onderbroken door de godslasterlijke kreet: „De stem van een god en niet van een mens!” De gewijde geschiedenis bericht hierover: „Terstond sloeg hem een engel des Heren, omdat hij God de eer niet gaf” (Hand. 12:22, 23). De begroeting te New Delhi ging zelfs nog verder doordat een gewijde profetie over Christus, de Vredevorst, ten onrechte op een menselijke regeerder van toepassing werd gebracht. Het kan geen kwaad deze profetie in het licht van ’s mensen tegenwoordige speurtocht naar vrede opnieuw aan een onderzoek te onderwerpen.
BEVRIJDING BELOOFD
Als gevolg van samenzweringen en oorlog schudde het Nabije Oosten nog steeds op zijn grondvesten toen de geest van Jehovah Jesaja tot schrijven aanspoorde. De groeiende wereldmacht Assyrië
-