-
De bijbelse waarheid heeft mij bevrijd van vrees voor de helDe Wachttoren 1969 | 1 november
-
-
Gedurende een aantal jaren hadden wij toen de Koninkrijksbedieningsschool bij ons, een school waarin gemeenteopzieners een opleiding kregen. Ruim een jaar geleden werd een gedeelte van de Koninkrijksboerderij verkocht en daarom werden de meesten van ons boeren naar de Wachttorenboerderij overgeplaatst, ongeveer honderdvijfenveertig kilometer buiten de stad New York en enkelen van ons werden naar het hoofdbureau in Brooklyn overgeplaatst. Zo ben ik, na dertig jaar op de Koninkrijksboerderij, weer terug in Brooklyn Bethel. In 1965 kreeg ik een hartaanval, maar nu is mijn gezondheid aanzienlijk verbeterd zodat ik op negentigjarige leeftijd nog altijd in staat ben elke ochtend en elke middag twee uur kantoorwerk te doen.
Als ik nu terugblik op vierenveertig jaar Betheldienst, dank ik Jehovah dagelijks voor zijn goedheid en heb ik, evenals de psalmist David, gevoeld hoe goedheid en liefderijke goedgunstigheid mij al de dagen van mijn leven hebben gevolgd, en ik wil in het huis van Jehovah wonen tot in lengte van dagen. — Ps. 23:6, NW.
-
-
De ware aanbidding — een levenswijzeDe Wachttoren 1969 | 1 november
-
-
De ware aanbidding — een levenswijze
VÓÓR u ligt het vooruitzicht op eeuwig leven onder het koninkrijk Gods. Dit vooruitzicht is stevig gefundeerd op de waarheid van Gods eigen Woord, dat zegt: „De rechtvaardigen beërven het land en wonen daarin voor immer” (Ps. 37:29). De verwezenlijking van dit grootse vooruitzicht ligt binnen uw bereik indien u God werkelijk liefhebt en hem aanbidt door ’in de waarheid te wandelen’. — 2 Joh. 1-4.
De ware aanbidding houdt meer in dan alleen de waarheid kennen. Ze houdt zelfs meer in dan de waarheid aan anderen te vertellen en te verkondigen. De ware aanbidding houdt in dat men geloof stelt in de waarheid en dienovereenkomstig handelt, dat men ’in de waarheid wandelt’ door ze in het dagelijks leven in praktijk te brengen (Jak. 1:22-25). De ware aanbidding was zo zeer van invloed op het dagelijks leven van de eerste christenen, dat ze bekend kwam te staan als „De Weg” en „de weg der waarheid” (Hand. 9:2; 2 Petr. 2:2). Het is de „weg” die God heeft afgebakend opdat alle ware aanbidders bij het nastreven van hun doel, het eeuwige leven, hun leven ernaar zullen richten.
Onze aanbidding van Jehovah God kan dus niet iets zijn wat los staat van de rest van ons leven. Wij moeten veeleer de waarheid van zijn Woord in elke activiteit van het leven in praktijk brengen. De bijbel brengt het aldus onder woorden: „Hetzij gij daarom eet of drinkt of iets anders doet, doet alle dingen tot Gods heerlijkheid.” — 1 Kor. 10:31; zie ook Kolossenzen 3:17.
Alles wat wij ondernemen, dient in harmonie te zijn met de waarheid van Gods Woord en zo tot Gods heerlijkheid te strekken. Dit zal ons blijvend gelukkig maken. De rechtvaardige beginselen van zijn Woord veranderen niet naar gelang van woonplaats of persoonlijke omstandigheden. Ze zijn altijd waar, altijd juist. — Ps. 119:142.
Indien u werkelijk de ware aanbidding beoefent, wat zal dit dan nu voor u betekenen? Het zal betekenen dat uw hele leven in harmonie wordt gebracht met Gods weg. Zijn Woord vertelt ons: Doet „de oude persoonlijkheid, die met uw vroegere levenswandel overeenkomt [weg] . . . gij [dient] nieuw gemaakt . . . te worden in de kracht die uw denken aandrijft, en de nieuwe persoonlijkheid . . . aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit.” — Ef. 4:22-24.
Het aandoen van de nieuwe persoonlijkheid houdt in dat wij ontuchtige en leugenachtige taal plaats laten maken voor reine, waarheidsgetrouwe taal. Het betekent dat dronkenschap en seksuele immoraliteit worden vervangen door een rechtschapen, eerbaar gedrag. Het betekent dat wij geen hebzucht aankweken, maar onzelfzuchtigheid en edelmoedigheid. — Kol. 3:5-10.
Wat verkwikkend is het wanneer iemand in de dagelijkse omgang met mensen — met gezinsleden, zakenrelaties, goede bekenden en vreemden — godvruchtige eigenschappen ten toon spreidt! Denk alleen maar eens aan de grootse uitwerking die het zal hebben wanneer de volgende raad van Gods Woord wordt toegepast: „Bekleedt u . . . met de tedere genegenheden van mededogen, goedheid, ootmoedigheid van geest, zachtaardigheid en lankmoedigheid. Blijft elkaar verdragen en elkaar vrijelijk vergeven als de een tegen de ander een reden tot klagen heeft. Zoals Jehovah u vrijelijk vergeven heeft, doet ook gij evenzo. Bekleedt u bij al deze dingen echter met liefde, want ze is een volmaakte band van eenheid.” — Kol. 3:12-14.
Vindt u het echter moeilijk deze verandering tot stand te brengen en elke dag vol te houden? Met de hulp van Gods geest kunt u het. Door de ware aanbidding kunt u de prachtige vrucht van Gods geest in uw leven voortbrengen. Die „vrucht van de geest . . . is liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing”. — Gal. 5:22, 23.
Wanneer de ware aanbidding uw levenswijze wordt, zal ze u voortdurend tot gids zijn. Bij het nemen van beslissingen, kleine of grote, zult u leren u af te vragen: „Wat zal Jehovah God behagen? Wat geven de beginselen in zijn Woord aan als de juiste en verstandige handelwijze?” — Ps. 119:105; Spr. 3:1-6.
Een waar christen zal het bijvoorbeeld belangrijk achten dat zijn wereldse betrekking geen inbreuk maakt op zijn dienst voor Jehovah God, of geen werk of praktijken omvat die door de bijbel worden veroordeeld. (Hebr. 13:5, 18; Jes. 2:3, 4; Openb. 18:4). Zelfs wanneer het om ontspanning gaat, moet Gods Woord onze gids zijn bij het kiezen van iets opbouwends, iets heilzaams (Fil. 4:8). Er is niets in uw leven waarop de ware aanbidding geen gunstige invloed uitoefent.
VREUGDEVOLLE BELONING VOOR VOLHARDING
Wegens de druk die de wereld op ware christenen uitoefent, is het soms echter niet gemakkelijk de „weg der waarheid” getrouw te blijven bewandelen. Jezus waarschuwde dat ware aanbidders net als hij gehaat en vervolgd zouden worden (Joh. 15:18-20; 2 Tim. 3:12). Er kunnen zich omstandigheden voordoen die dreigen uw geregelde studie van de bijbel of uw omgang met medechristenen op gemeentevergaderingen te belemmeren. Door tegenstand kan het gebeuren dat het predikingswerk moeilijk wordt, gevaarlijk zelfs. Wat zult u dan doen?
De bijbel geeft de raad: „Gij hebt volharding nodig, om, na de wil van God gedaan te hebben, de vervulling van de belofte te ontvangen” (Hebr. 10:36). De enig juiste handelwijze is dus, moedig voorwaarts te gaan in Gods dienst en u op Hem te verlaten. Gods Woord zegt: „Werp uw last op Jehóvah, en hijzelf zal u schragen. Nooit zal hij toelaten dat de rechtvaardige wankelt.” — Ps. 55:22 (23), NW; Hebr. 6:11, 12.
Aan de eerste christenen schreef de discipel Jakobus: „Beschouwt het een en al vreugde, mijn broeders, wanneer u verscheidene beproevingen overkomen, daar gij weet dat deze beproefde hoedanigheid van uw geloof volharding bewerkt” (Jak. 1:2, 3). Ja, wij kunnen werkelijk vreugde hebben indien wij, onder tegenstand, de beproeving op ons geloof doorstaan. Waarom?
Omdat wij door volharding tonen dat wij in de grote strijdvraag die ten overstaan van heel het universum werd opgeworpen, de zijde van onze hemelse Vader krachtig voorstaan. Bovendien verzekert Gods Zoon ons: „Door volharding van uw zijde zult gij uw ziel verwerven.” Ja, door volharding zult u de beloning van eeuwig leven ontvangen. — Luk. 21:16-19; 1 Petr. 2:21-23; 2 Thess. 1:4, 5.
Wij leven in de meest gezegende tijd van de hele menselijke geschiedenis. Het zal nu niet lang meer duren of Jehovah en zijn Zoon, Christus Jezus, zullen het universum zuiveren van alle vijanden van Gods koninkrijk. Wat een vreugde zal het zijn, na die oorlog onder rechtvaardige toestanden op de paradijsaarde te leven, vrij van lijden, verdriet en dood!
U kunt het volste vertrouwen hebben in die hoop. Waarom? Omdat ons verzekerd wordt dat „God . . . niet liegen kan” (Tit. 1:2). Houd daarom het oog gericht op dat gezegende vooruitzicht en verzaak nooit de aanbidding van Jehovah, de ware God. Ga voorwaarts op de weg der waarheid, want „de wereld gaat . . . voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid”. — 1 Joh. 2:17.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1969 | 1 november
-
-
Vragen van lezers
● Was Judas Iskáriot reeds weggegaan toen Jezus de viering van het Avondmaal des Heren instelde? — J. D., Uruguay.
Ja, want uit de Schrift blijkt dat Judas op 14 Nisan 33 G.T. wel met Jezus voor de viering van het Pascha aanwezig was, doch dat hij was weggegaan voordat Christus de herdenking van zijn dood instelde.
Het enige van de vier evangeliën waardoor de lezer tot een andere gevolgtrekking zou kunnen komen, is dat van Lukas. Lukas maakt eerst melding van de normale paschaviering, waaraan Judas als jood natuurlijk heeft deelgenomen (Luk. 22:15-18). In de volgende twee verzen — Lukas 22:19 en 20 — geeft hij enkele opmerkingen weer die Jezus maakte toen hij de nieuwe regeling, de jaarlijkse herdenking van zijn dood, instelde. Vervolgens toont Lukas aan dat Jezus die avond op een gegeven moment te kennen gaf dat een van de twaalf apostelen een verrader was, door welke opmerking zij zich afvroegen wie hij bedoelde (Luk. 22:21 tot 23). Als men zou aannemen dat Lukas de gebeurtenissen in chronologische volgorde heeft weergegeven, zou dit erop wijzen dat Judas aanwezig was toen het brood en de wijn van het Avondmaal des Heren werden rondgegeven.
Laten wij echter bedenken dat, ook al had Lukas zich ten doel gesteld zijn evangelie in „logische volgorde” weer te geven, hij niet altijd een strikt chronologische volgorde heeft gevolgd (Luk. 1:3). Dit valt gemakkelijk op te maken uit Lukas 3:18-21. Hoewel dit geenszins afbreuk doet aan de waarde van Lukas’ evangelie — het is immers een geïnspireerd verslag — wordt het duidelijk dat de andere evangeliën in aanmerking genomen dienen te worden ten einde de chronologische volgorde vast te stellen. Bovendien vertelt Lukas ons niet wanneer precies Judas het groepje verliet. Het was stellig voordat Jezus zei: „Gij zijt degenen die in mijn beproevingen steeds bij mij zijt gebleven” (Luk. 22:28). Laten wij ons dus tot de andere evangeliën wenden om te bepalen wanneer de verrader wegging.
Zowel Matthéüs als Markus verklaren dat er onder degenen die tijdens de paschaviering bijeenwaren een vraag rees. Jezus had te kennen gegeven dat een van de apostelen een verrader was en zij wilden weten wie het was. Beide verslagen duiden aan dat dit plaatsvond toen zij het paschamaal „aan het eten waren” (Matth. 26:20-25; Mark. 14:17-21). Hoewel veel van de punten die in de drie eerder geschreven evangeliën reeds zijn weergegeven, niet in het evangelie van Johannes zijn opgenomen, maakt het wel melding van het feit dat zij vroegen wie de verrader was. Johannes vult de kwestie nog aan door te vertellen dat Jezus Judas identificeerde door hem een stukje brood te geven. Wat gebeurde er vervolgens? Johannes schrijft met betrekking tot Judas: „Nadat hij nu de bete had ontvangen, ging hij onmiddellijk naar buiten.” — Joh. 13:21-30.
Nu wij meer te weten zijn gekomen over de vraag betreffende de identiteit van de verrader en Judas’ vertrek, keren wij terug tot Matthéüs en Markus. Beiden
-