-
De heilige plaats in haar juiste toestand brengenDe Wachttoren 1972 | 15 maart
-
-
De heilige plaats in haar juiste toestand brengen
„Tot tweeduizend driehonderd avonden en morgens; en de heilige plaats zal stellig in haar juiste toestand worden gebracht.” — Dan. 8:14, NW; NBG.
1. In welk opzicht is de christenheid na haar eeuwen van bestaan teleurgesteld geweest, en van welke periode nadert ze het einde?
MET de snel voortschrijdende tijd komen steeds meer mensen tot de overtuiging dat de christenheid niet de plaats of het heiligdom van de zuivere aanbidding van de ene levende en ware God is. De plaats van Zijn aanbidding behoort heilig te zijn en de christenheid is verre van dat. Na de zestien eeuwen van haar bestaan behoorde er eigenlijk iets beters van haar verwacht te worden, want ze beweert deze ware God, de Schepper van hemel en aarde, te aanbidden. Na alle ontwrichting die er op het gebied van religie heeft plaatsgevonden, is het thans duidelijk dat de christenheid niet „in haar juiste toestand [is] gebracht”, of „in rechten staat [is] hersteld” (Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). De christenheid bevindt zich overduidelijk in haar „tijd van het einde” en nadert het einde van deze periode. — Dan. 12:4.
2. Voor de vervulling van welke profetie van Daniël moeten wij ergens anders dan naar de christenheid kijken?
2 Wij moeten ergens anders kijken dan naar de christenheid om te weten te komen waar die „heilige plaats” of dat „heiligdom” van de Allerhoogste God „in haar juiste toestand” is gebracht, of „gerechtvaardigd” wordt. — Dan. 8:14; Statenvertaling.
3. Waar bevindt zich het middelpunt van de theocratie, en welke goede definitie geeft een Engelse encyclopedie van de uitdrukking „theocratie”?
3 Volgens de Heilige Schrift is het „heiligdom” van God zijn tempel van aanbidding. In een andere betekenis van het woord dat de Schrift voor „tempel” (heichal, Hebreeuws) gebruikt, is het zijn „paleis” (Mal. 3:1; Ps. 45:15). Hierin regeert hij over zijn opgedragen volk. Voor hen is hij de God-Regeerder of Theocraat. Van daaruit oefent hij theocratisch bestuur of theocratische heerschappij uit. Het is het middelpunt van zijn theocratie. Een goede definitie van deze regeringsterm „theocratie” wordt gegeven in M’Clintock en Strongs Cyclopædia, Deel 10. blz. 317, waar staat: „Een vorm van regering zoals onder de joden in de oudheid in zwang was, waarbij Jehovah, de God van het universum, rechtstreeks als hun opperste nationale heerser werd erkend en zijn wetten als de gezamenlijke wetten van het koninkrijk werden beschouwd. Dit beginsel is herhaaldelijk in de Mozaïsche wet vastgelegd en er werd daarna onveranderlijk naar gehandeld.”
4. Welke vragen rijzen er derhalve met betrekking tot Jehovah’s „heilige plaats” of „heiligdom”, en waarom dienen mensen die verontrust zijn over wat er op religieus gebied gebeurt, belang te stellen in de antwoorden?
4 Hoe zou, met het oog op het voorgaande, de „heilige plaats” of het „heiligdom” van Jehovah God „in haar juiste toestand [moeten] worden gebracht”? En wanneer zou dit gebeuren, of wanneer is het gebeurd? Dit is iets dat de ware aanbidding, de juiste religie, betreft en allen die verontrust zijn over de thans heersende beroering, verwarring en ontgoocheling op religieus gebied, hebben goede reden om belang te stellen in de antwoorden op deze vragen.
5. In de laatste jaren van welke wereldmacht ontving Daniël het visioen, en onder welke omstandigheden?
5 De profeet Daniël uit de oudheid werd gebruikt om deze aangelegenheid onder onze aandacht te brengen. Dit gebeurde reeds in de zesde eeuw voor onze gewone tijdrekening, of meer dan vijfentwintig eeuwen geleden. Daniël was toen een balling in Babylon en stond in dienst van koning Nabónidus, de vader van Belsazar die als medebestuurder optrad. Het Babylonische Rijk, de derde wereldmacht van de bijbelse geschiedenis, was toen in zijn laatste jaren, want Daniël vertelt ons verder: „In het derde jaar van het koningschap van koning Belsazar was er een visioen dat mij, ja mij, Daniël, verscheen, na dat wat mij in het begin verschenen was.” — Dan. 8:1.
DE „HEILIGE PLAATS” OF HET „HEILIGDOM”
6. Waar had Daniël zijn God aanbeden voordat hij in ballingschap werd gevoerd, en verloor die God zijn ware tempel door wat er ongeveer elf jaar later plaatsvond?
6 Voordat Daniël in het jaar 617 v.G.T. in ballingschap werd gevoerd, had hij zijn God Jehovah in de tempel te Jeruzalem aanbeden. Ongeveer elf jaar nadien, in 607 v.G.T., had koning Nebukadnezar, de grootvader van Belsazar, de stad Jeruzalem en haar door Salomo gebouwde tempel echter vernietigd. Die luisterrijke tempel was niet werkelijk de woonplaats van Daniëls God Jehovah, doch was er een afbeelding van. Met de verwoesting van Jeruzalems tempel door de Babyloniërs in 607 v.G.T. werd dus Gods ware woonplaats of Paleis niet werkelijk vernietigd. — 1 Kon. 8:27; Hand. 7:48; 17:24.
7. Wat beeldde die tempel te Jeruzalem af, en wiens offer werd in het Allerheiligste daarvan aangeboden?
7 Die aardse tempel was geen afbeelding of afschaduwing van de christelijke gemeente die 639 jaar later op de dag van Pinksteren in 33 G.T. in de herbouwde stad Jeruzalem werd opgericht. Neen, maar hij was een afbeelding of afschaduwing van Jehovah’s hemelse tempel of paleis, waarin hij oppermachtig boven de levende cherubs die hem vergezellen, regeert. In Psalm 99:1 wordt dit prachtig onder woorden gebracht: „Jehovah zelf is koning geworden. Dat de volken in beroering zijn. Hij zit op de cherubs. Laat de aarde sidderen.” Daar in het Allerheiligste van Jehovah’s tempel bood Jezus Christus, toen hij naar de tempel was opgestegen, zijn offer aan.
8, 9. (a) Wie ging het Allerheiligste van de aardse tempel binnen, en om wat te doen? (b) Wat zegt Hebreeën 9:1, 24-28 met betrekking tot de diensten van Jezus Christus als geestelijke Hogepriester?
8 Voordat het oude Jeruzalem door de Babyloniërs werd vernietigd, bood de joodse hogepriester daar elk jaar op 10 Tisjri het bloed van de offers van de Grote Verzoendag aan en spatte hij dat voor het gouden verzoendeksel waarop twee gouden cherubs gebeeldhouwd waren, waarboven het Sjekinah-licht scheen als zinnebeeld van de onzichtbare tegenwoordigheid van Jehovah aldaar (Ex. 25:17-22; Lev. 16:11-17; Num. 7:89; 1 Sam. 4:4; 2 Sam. 6:2). Jezus Christus daarentegen was geen levitische priester van het geslacht van Aäron en is niet het Allerheiligste van de stoffelijke, aardse tempel te Jeruzalem binnengegaan. Ten aanzien van zijn dienst als Jehovah’s geestelijke Hogepriester lezen wij derhalve:
9 „Christus is niet binnengegaan in een met handen gemaakte heilige plaats, een kopie van de werkelijkheid, maar in de hemel zelf, om nu ten behoeve van ons voor de persoon van God te verschijnen. . . . Maar nu heeft hij zich in het besluit van de samenstelsels van dingen eens voor altijd gemanifesteerd om zonde weg te doen door middel van het slachtoffer van zichzelf. . . . zo werd ook de Christus eens voor altijd geofferd om de zonden van velen te dragen.” — Hebr. 9:1, 24-28.
10. Wanneer begon Jezus zijn offerandelijke loopbaan op aarde, en als welke priester uit de oudheid werd hij?
10 Toen Jezus op aarde was, deed hij afstand van zijn volmaakte menselijke leven, met welke zelfopofferende loopbaan hij begon toen hij in 29 G.T. door Johannes de Doper in water werd gedoopt. Daar daalde Gods geest op Jezus neer waardoor hij tot geestelijk leven als een geestelijke Zoon van God werd verwekt. Terzelfder tijd zalfde die geest hem als een geestelijke Hogepriester en een geestelijke Koning die geleek op koning Melchizédek van de stad Salem uit de oudheid.
11. (a) In welke nieuwe verhouding kwam Jezus te staan, en waardoor werd de staat waarin hij toen wandelde afgebeeld? (b) Wat scheidde hem toen van geestelijk leven in de hemelen?
11 Vanaf die tijd noemde Johannes de Doper de gezalfde Jezus „het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt”, en ook „de Zoon van God” (Joh. 1:29-51; Matth. 3:13-17). Wegens deze nieuwe geestelijke verhouding tot Jehovah God in de hemel, wandelde Jezus Christus, zelfs gedurende de tijd dat hij zijn offerandelijke loopbaan op aarde volgde, als het ware in de geestelijke staat die werd afgebeeld door de eerste afdeling van de tempel, het Heilige genaamd. Zoals het gordijn of voorhangsel dat het Heilige van het Allerheiligste van de tempel scheidde, scheidde Jezus’ volmaakte vlees hem gedurende zijn menselijke leven in het vlees van het geestelijke leven in de onzichtbare hemelen waar God persoonlijk woont. Hij ging door dit „voorhangsel” heen door als mens te sterven en als een geest te worden opgewekt.
12. Naar de wijze van wie werd Jezus Christus een hogepriester, en wat beeldde het gordijn binnenin de tempel af?
12 Met betrekking hiertoe werd aan de gekerstende Hebreeën, de natuurlijke afstammelingen van de patriarch Abraham, geschreven: „Op deze manier is God, toen hij zich voornam om aan de erfgenamen van de belofte [aan Abraham] nog overvloediger de onveranderlijkheid van zijn raad te bewijzen, tussenbeide gekomen met een eed [om de belofte te bekrachtigen], opdat wij, die naar de veilige plaats zijn gevlucht, door twee onveranderlijke dingen, waarin God onmogelijk kan liegen, een krachtige aanmoediging mogen hebben om de hoop te grijpen die voor ons is gesteld. Deze hoop hebben wij als een anker voor de ziel, zowel zeker als vast, en ze gaat in tot binnen het gordijn, waar ten behoeve van ons een voorloper is binnengegaan, Jezus, die voor eeuwig een hogepriester naar de wijze van Melchizédek is geworden” (Hebr. 6:17-20). „Daarom, broeders, aangezien wij door het bloed van Jezus vrijmoedigheid hebben betreffende de weg des ingangs in de heilige plaats, die hij voor ons heeft ingewijd als een nieuwe en levende weg door het gordijn, dat is zijn vlees, heen, en aangezien wij een grote priester over het huis van God hebben, zo laten wij . . . naderen.” — Hebr. 10:19-22.
13. Wat voor opstanding kreeg Jezus volgens het getuigenis van 1 Petrus 3:18, en wie zullen met hem in die opstanding delen?
13 Dat Jezus Christus wegens het feit dat hij zijn menselijke leven als een slachtoffer heeft afgelegd ten einde door het „gordijn, dat is zijn vlees”, heen te gaan, als een geestelijk schepsel werd opgewekt, getuigt de apostel Petrus door te schrijven: „Immers, ook Christus is eens voor altijd gestorven betreffende zonden, een rechtvaardige voor onrechtvaardigen, om u tot God te leiden, hij, ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt in de geest” (1 Petr. 3:18). Op deze wijze heeft hij zijn vlees voor altijd achtergelaten en is hij met het „bloed”, dat wil zeggen, de waarde van zijn volmaakte menselijke slachtoffer, naar de hemel opgestegen. Daar bood hij, als Hogepriester, die loskopende verdienste voor de persoon van God, dus in het tegenbeeldige Allerheiligste, aan. Al zijn opgedragen, gedoopte volgelingen, die door Gods geest zijn verwekt en met Gods geest zijn gezalfd, hebben de hoop in Jezus’ opstanding te delen en zich als erfgenamen van God en medeërfgenamen met Jezus Christus in de geestenhemel bij hem te voegen. — Rom. 8:14-17.
14. (a) Waar wandelen deze gezalfde volgelingen in de afbeelding? (b) Waarom kunnen zij een „heerleger” en ook „de vaste plaats van zijn heiligdom” worden genoemd?
14 Zolang deze door de geest verwekte christenen nog op aarde in het vlees zijn, verrichten zij als onderpriesters dienst in de geestelijke toestand die wordt afgebeeld door de eerste afdeling van de tempel, het Heilige (1 Petr. 2:5-9). Op deze wijze dienen zij, hoewel zij nog op aarde zijn, God in zijn „heilige plaats” of „heiligdom”. Omdat deze geestelijke onderpriesters ten slotte 144.000 in aantal zullen zijn, zouden zij een „heerleger” en ook „het volk dat uit de heiligen bestaat” genoemd kunnen worden. Aangezien Jehovah God deze aarde zijn „voetbank” noemt, zouden deze 144.000 „de vaste plaats van zijn heiligdom” genoemd kunnen worden. Zij vertegenwoordigen deze op zijn minst, want zij zijn de aardse onderdanen en vertegenwoordigers van Jehovah’s Theocratie.a Gedurende de tijd dat zij in het vlees op Gods voetbank zijn, worden zij ook afgebeeld als personen die zich in de binnenste voorhof voor de priesters, waar het offeraltaar stond, bevinden. — Dan. 8:11, 24.
DE PLAATS VAN ZIJN HEILIGDOM NEERGEWORPEN
15, 16. (a) Waarin stellen het gezalfde overblijfsel en andere bijbelonderzoekers belang met betrekking tot Daniëls visioen, en welke twee beesten zag hij? (b) Wat deed het ene beest ten opzichte van het andere, en wat gebeurde er met de overwinnaar?
15 Thans, na meer dan negentien eeuwen waarin deze 144.000 theocratische medeërfgenamen van Jezus Christus werden uitgekozen, bevindt zich nog slechts een overblijfsel van deze erfgenamen van Gods hemelse koninkrijk op aarde. Deze gezalfde christenen, alsook alle andere bijbelonderzoekers, stellen er belang in opnieuw het visioen te beschouwen dat de profeet Daniël tijdens die laatste dagen van de Babylonische wereldmacht kreeg.b In Daniël 8:2-6 vertelt hij hoe een ram met twee horens wordt aangevallen door een ruigharige geitebok die één enkele horen tussen zijn ogen had. In Daniël 8:7, 8 wordt vervolgens gezegd:
16 „En ik zag hem in nauw contact met de ram komen, en hij ging van bitterheid jegens hem blijk geven, en vervolgens stootte hij de ram neer en brak zijn twee horens, en er bleek geen kracht in de ram te zijn om voor hem stand te houden. Hij wierp hem derhalve ter aarde en vertrapte hem, en de ram bleek niemand te hebben die hem uit zijn hand bevrijdde. En de geitebok, van zijn kant, nam een uitermate groot air aan; maar zodra hij machtig werd, werd de grote horen gebroken, waarna er op een in het oog vallende wijze vier voor in de plaats oprezen, naar de vier windstreken van de hemel.”
17. Voor welke tijd wordt het visioen bewaard, en wat beelden volgens hetgeen de engel zei de horens van de ram en daarna de horens die zich uit de bok ontwikkelden af?
17 Betreffende de betekenis van dit visioen worden noch Daniël noch wij in het ongewisse gelaten. Door bemiddeling van een engel wordt Daniël verteld: „Versta, o mensenzoon, dat het visioen voor de tijd van het einde is. . . . Zie, ik doe u weten wat er op het laatst van de openlijke veroordeling zal geschieden, want het is voor de bestemde tijd van het einde. De ram die gij gezien hebt, die de twee horens had, beduidt de koningen van Medië en Perzië. En de harige bok beduidt de koning van Griekenland; en wat de grote horen aangaat die tussen zijn ogen was, die beduidt de eerste koning. En dat die gebroken werd, zodat er vier waren die ten slotte in zijn plaats opstonden: er zijn vier koninkrijken uit zijn natie die zullen opstaan, maar niet met zijn kracht.” — Dan. 8:15-22.
18. Na de val van welke wereldmacht ging het visioen in vervulling, wie waren de symbolische horens van de „ram”, en wie was de symbolische enkele horen van de „bok”?
18 Deze profetie begint derhalve in vervulling te gaan nadat Daríus de Meder en Cyrus de Pers in de herfst van het jaar 539 v.G.T. de val van Babylon teweegbrachten en het Medo-Perzische Rijk als de vierde wereldmacht van de bijbelse geschiedenis werd gesticht. Dit rijk, dat — naar het oosten, naar het westen en naar het zuiden — groter in omvang werd dan dat van Babylon, behield zijn wereldheerschappij van 539 tot 331 v.G.T. (Dan. 5:1 — 6:28; 11:1, 2). Onder aanvoering van de Macedonische koning Alexander voltooide Griekenland in 331 v.G.T. de verovering van het Perzische Rijk. Die grote horen tussen de ogen van de harige bok beeldde derhalve deze „eerste koning”, Alexander de Grote, af. Op deze wijze rees het Griekse Rijk, dat zich snel naar het oosten, helemaal tot aan de rivier de Indus van India uitbreidde, tot de positie van de vijfde wereldmacht van de bijbelse geschiedenis.
19. Hoe werd de „grote horen” van de bok gebroken, en wie werden in plaats daarvan de symbolische vier horens?
19 In 323 v.G.T. maakte de dood door malariakoorts in de stad Babylon een vroegtijdig einde aan Alexanders keizerschap. Op deze wijze werd de „grote horen” op het toppunt van zijn keizerlijke macht gebroken. Na jaren van gekuip van de zijde van de generaals van Alexander, ontstonden er ten slotte vier Hellenistische koninkrijken, maar natuurlijk geen van alle met de „kracht” die Alexander had. Tegen het jaar 301 v.G.T. regeerde generaal Ptolemaeus Lagus derhalve over Egypte en Palestina, generaal Seleukos Nikator over Mesopotamië en Syrië, generaal Cassander over Macedonië en Griekenland en generaal Lysimachus over Europees Thracië en Klein-Azië. Symbolisch gesproken rezen er vier kleine „horens” in de plaats van de ene grote op als bewijs dat bijbelprofetie waarachtig, onfeilbaar is. — Dan. 11:3, 4.
20. (a) Welke periode had de vervulling van het visioen nog niet bereikt? (b) Wat ontstond er uit een van de vier horens, en met welk succes handelde deze?
20 De vervulling van de profetie strekte zich toen echter niet uit tot aan de „tijd van het einde”, „het laatst van de openlijke veroordeling” (Dan. 8:17, 19). Welke geschiedenis van de wereld laat Daniëls visioen nu van tevoren zien? Over de vier Hellenistische koninkrijkshorens schrijvend, zegt Daniël: „En uit een van die kwam nog een horen voort, een kleine, en hij bleef in aanzienlijke mate groter worden naar het zuiden en naar de opgang der zon en naar het Sieraad. En hij bleef groter worden, totdat hij zelfs tot aan het heerleger van de hemel reikte, zodat hij er van het heerleger en van de sterren ter aarde deed vallen en ze vervolgens vertrapte. En zelfs tot aan de Vorst van het heerleger nam hij een groot air aan, en hem werd het bestendige kenmerk ontnomen, en de vaste plaats van zijn heiligdom werd omvergehaald. En een heerleger zelf werd geleidelijk overgegeven, te zamen met het bestendige kenmerk, wegens overtreding; en hij bleef waarheid ter aarde werpen, en hij handelde en had succes.” — Dan. 8:9-12.
21. Wat zou de symbolische kleine horen volgens de engel doen, en hoe zou het met hem aflopen?
21 Wij krijgen een geïnspireerde sleutel tot de betekenis van dit profetische visioen, want er wordt, wederom door bemiddeling van een engel, met betrekking tot de vier Hellenistische koninkrijken tot Daniël gezegd: „En in het laatst van hun koninkrijk, naarmate de overtreders hun daden tot voltooiing brengen, zal er een koning opstaan met bars gelaat en die dubbelzinnige gezegden verstaat. En zijn kracht moet machtig worden, maar niet door zijn eigen kracht. En op verwonderlijke wijze zal hij verderf stichten, en hij zal stellig succesvol blijken te zijn en doeltreffend handelen. En hij zal machtigen werkelijk in het verderf storten, ook het volk dat uit de heiligen bestaat. En naar zijn inzicht zal hij ook stellig het bedrog in zijn hand doen gelukken. En in zijn hart zal hij een groot air aannemen, en gedurende een tijd van onbezorgdheid zal hij velen in het verderf storten. En tegen de Vorst der vorsten zal hij opstaan, maar zonder hand zal hij verbroken worden.”
22. Wat moest Daniël van de engel doen, hetgeen van invloed zou zijn op het begrijpen van het laatste gedeelte van het visioen?
22 De betekenis van dat gedeelte van het visioen moest voor ons inzicht verzegeld worden, want Daniël kreeg te horen: „En het gezicht omtrent de avond en de morgen, hetgeen gezegd is, dat is waar. En gij, van uw kant, houd het visioen geheim, want het is voor nog vele dagen.” — Dan. 8:23-26.
23. (a) Wie is de „Vorst van het heerleger”, en wie „de Vorst der vorsten”? (b) Uit welke symbolische „horen” kwam volgens de geschiedenis de ’kleine horen’ voort?
23 Die „vele dagen” moeten nu echter toch wel ten einde zijn en daarom vragen wij: Wat onthult de wereldgeschiedenis omtrent de vervulling van dit profetische visioen? De engel verklaarde dat de „Vorst van het heerleger” de „Vorst der vorsten” was. Dat is de hemelse Theocraat, Jehovah God. Van allen op aarde die „vorsten” worden genoemd, is hij De Vorst. Geen van hen is met Hem te vergelijken of kan tegen Hem standhouden. Zelfs niet de symbolische ’kleine horen’, die ’koning met bars gelaat’. Wie is die barse politieke macht dan? Volgens de geschiedenis was het een zijtak van een van de vier symbolische „horens”, de meest westelijke, namelijk het Hellenistische koninkrijk van generaal Cassander over Macedonië en Griekenland. Dit koninkrijk werd later opgeslokt door het koninkrijk van generaal Lysimachus, de koning over Thracië en Klein-Azië. Hierdoor bleven er nog maar drie symbolische „horens” over. In de tweede eeuw voor onze gewone tijdrekening werden die westelijke Hellenistische gebieden echter door Rome overgenomen.
24. (a) Hoe werd Rome de zesde wereldmacht van de bijbelse geschiedenis? (b) Waarom kon het Romeinse Rijk, ondanks zijn anti-christelijke reputatie, niet de symbolische ’kleine horen’ zijn?
24 In de eerste eeuw voor onze gewone tijdrekening nam het keizerrijk Rome de oostelijke Hellenistische en ten slotte de zuidelijke gebieden over. Zo werd Rome in het jaar 30 v.G.T. dus de zesde wereldmacht van de bijbelse geschiedenis. Bleek het Romeinse Rijk derhalve die ’kleine horen’, die ’koning met bars gelaat’, te zijn? Neen! Want het bleef niet tot aan de „bestemde tijd van het einde” bestaan. Volgens hetgeen de engel tot Daniël zei, is dat de tijd waarin de vervulling van de profetie moet plaatsvinden (Dan. 8:19). Het is waar dat het Romeinse Rijk de door de geest verwekte volgelingen van Jezus Christus, die Jehovah in zijn geestelijke „heiligdom” aanbaden en dienden, wreed heeft vervolgd. Dezen bevonden zich in de geestelijke toestand die wordt afgebeeld door het Heilige van de aardse tempel. Naar verluidt heeft Rome, na de grote brand in Rome waarvan keizer Nero de christenen de schuld gaf, de apostelen Petrus en Paulus ter dood gebracht. Ook toont Openbaring 1:9 aan dat het Romeinse Rijk de apostel Johannes naar het strafeiland Patmos verbande. Een dergelijke vervolging hield echter kort voor de zogenaamde bekering van keizer Constantijn op. Dat was echter nog altijd zestienhonderd jaar voor de „tijd van het einde” die aan het einde van de tijden der heidenen in 1914 G.T. begon. Zelfs het Heilige Roomse (d.i. Romeinse) Rijk verloor lang voor het jaar 1914 zijn macht.
25. (a) In welke verhouding stond de ’kleine horen’ tot het Romeinse Rijk, en wat bleek hij te zijn? (b) Hoe was hij een ’koning met bars gelaat’?
25 Wat is volgens de geschiedenis dan de symbolische ’kleine horen’, die agressieve ’koning met bars gelaat’? Het was een noordwestelijke zijtak van het Romeinse Rijk, namelijk Brittannië, aangezien er in wat thans Engeland is tot aan het begin van de derde eeuw G.T. Romeinse provincies waren. In de loop van de daaropvolgende eeuwen werd Engeland de zetel van een rijk dat sedert de zeventiende eeuw kolonies in Noord-Amerika omvatte. Tegen het jaar 1763 had het Britse Rijk Spanje en Frankrijk verslagen, die beide een krachtig deel van het Heilige Roomse Rijk vormden. Vanaf die tijd bewees het Britse Rijk de meester van de zeeën en de zevende wereldmacht van de bijbelse profetie te zijn. Zelfs nadat de dertien Amerikaanse kolonies zich afscheidden en de Verenigde Staten van Amerika stichtten, groeide het Britse Rijk dusdanig dat het een vierde van het aardoppervlak en een vierde van de wereldbevolking omvatte. De zevende wereldmacht kreeg een nog grotere macht toen de Verenigde Staten van Amerika met Brittannië samenwerkten en de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht gingen vormen. Economisch en militair was ze inderdaad een ’koning met bars gelaat’.
26. Op welke wijze werd de symbolische ’kleine horen’ groot „naar het Sieraad”, en welke vraag rijst er dus met betrekking tot dat Sieraad als een plaats voor de vervulling van de profetie?
26 In het jaar 1917 werd deze Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht „in aanzienlijke mate groter . . . naar het Sieraad”. Op welke wijze? Door op 9 december Jeruzalem in te nemen en Palestina onder Brits bestuur te brengen. In 1920 gaf de Volkenbond Groot-Brittannië het mandaat over Palestina hetwelk het tot 14 mei 1948 behield. In bijbelse tijden was het Beloofde Land dat Jehovah aan zijn uitverkoren volk gaf zo prachtig dat het het Sieraad, dat wil zeggen, van de gehele aarde, werd genoemd. In Ezechiël 20:6, 15 noemt Jehovah het „het sieraad van alle landen”. Werd de „vaste plaats van zijn heiligdom” letterlijk daar door de symbolische ’kleine horen’ „omvergehaald”? Om dit te weten te komen, moeten wij de tastbare feiten van deze „tijd van het einde” aan een onderzoek onderwerpen.
-
-
Wat haar „juiste toestand” voor ons in deze tijd betekentDe Wachttoren 1972 | 15 maart
-
-
Wat haar „juiste toestand” voor ons in deze tijd betekent
1. Welk conflict begon er in 1914, en waarom kwam dit voor opgedragen, gedoopte bijbelonderzoekers niet onverwacht?
IN HET jaar 1914 G.T. begon het heilige maanjaar in Jeruzalem op 1 Nisan, hetgeen overeenkwam met 27/28 maart, van zonsondergang tot zonsondergang. In de zomer van dat jaar brak plotseling de Eerste Wereldoorlog uit. Dit kwam voor bijbelonderzoekers die zich van de christenheid, waarin de Eerste Wereldoorlog begon, hadden afgescheiden, niet helemaal onverwachts. Waarom niet? Omdat deze opgedragen, gedoopte bijbelonderzoekers er tientallen jaren op hadden gewezen dat de door Jezus Christus in zijn profetie over de „voleinding der wereld” voorzegde „tijden der heidenen” in de vroege herfst van het jaar 1914 zouden eindigen (Luk. 21:24; Matth. 24:3, Statenvertaling). De tijden der heidenen waren ongeveer in de helft van de maanmaand Tisjri in 607 v.G.T. begonnen, zodat hun duur van 2520 jaar omstreeks 15 Tisjri — hetgeen overeenkomt met 4/5 oktober — 1914 zou eindigen. Het Britse Rijk en andere rijken van de christenheid waren tegen die tijd in de oorlog verwikkeld. Het andere lid van de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht begaf zich in de lente van 1917 in de oorlog.
2. (a) Welk internationale akkoord werd bij de ratificatie van het vredesverdrag in 1919 van kracht? (b) Wat gebeurde er tijdens de Eerste Wereldoorlog met de openbare aanbidding van Jehovah in zijn „heiligdom”, en wat werd er in 1919 aan gedaan?
2 In de herfst van 1918 kwamen de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht en haar bondgenoten als overwinnaars uit het wereldconflict te voorschijn. In 1919 werd het vredesverdrag van Versailles getekend en geratificeerd en daarmee werd ook het gedeelte van het Verdrag dat bekendstaat als het handvest van de Volkenbond van kracht. In die tijd was er een overblijfsel van de opgedragen, gedoopte, door de geest verwekte christenen die Jehovah in zijn „heiligdom” of „heilige plaats” aanbaden. Tijdens de wereldoorlog waren zij in de christenheid, met inbegrip van de gebieden van de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht, de zevende wereldmacht in de bijbelprofetie, hevig vervolgd en in hun aanbidding belemmerd. In de lente van 1919 deed Jehovah God hen uit hun machteloze geestelijke toestand herleven en bracht hen opnieuw voor moedige, openlijke aanbidding in zijn heiligdom bijeen. Wederom namen zij in het openbaar de in Matthéüs 24:14 voorzegde prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk ter hand.
3. In het aannemen van welke houding ten opzichte van de Volkenbond sloot dit overblijfsel zich niet bij de christenheid aan, en als wat identificeerden zij de Bond in 1921?
3 Zij beseften dat zij ambassadeurs van Jehovah’s Messiaanse koninkrijk waren dat aan het einde van de tijden der heidenen in 1914 in de hemelen was opgericht. Vandaar dat dit overblijfsel van aanbidders in Zijn heiligdom zich niet bij de christenheid aansloot door de Volkenbond als de „politieke uitdrukking van Gods koninkrijk op aarde” te begroeten. In de zomer van 1919, zelfs nog voordat het vredesverdrag van Versailles en het daartoe behorende handvest van de Volkenbond door het minimum aantal benodigde landen waren bekrachtigd, verklaarde het overblijfsel dat dit politieke vervangingsmiddel voor Gods koninkrijk niet Jehovah’s steun had en stellig zou falen. Moedig en onomwonden werd dit in het tijdschrift The Watchtower nog verder schriftuurlijk uiteengezet. In de uitgave van 1 januari 1921 werden op bladzijde 12, onder het onderkopje „Spoken of by Daniel” (waarvan gesproken is door Daniël), redenen genoemd waarom men geloofde dat de wereldorganisatie voor vrede en zekerheid, de Volkenbond, de door Jezus Christus in Matthéüs 24:15 (Statenvertaling) voorzegde „gruwel der verwoesting” was.
4. (a) Waar en in welk jaar werd die door mensen gemaakte organisatie voor wereldvrede en veiligheid als een wereldmacht geïdentificeerd? (b) Wat onderging ze door de Tweede Wereldoorlog, doch hoe is ze blijven functioneren?
4 Van 25-31 mei 1926 hield het gezalfde overblijfsel een internationaal congres in Londen. Daar werd de door mensen gemaakte organisatie voor wereldvrede en veiligheid in de openbare lezing aan de kaak gesteld als het in Openbaring 17:3-11 afgeschilderde symbolische scharlakengekleurde wilde beest met zeven koppen en tien horens. Als zodanig was het de achtste wereldmacht van de bijbelprofetie.a Juist zoals in die profetie was voorzegd, hield die internationale organisatie in de vorm van de Volkenbond met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 op te functioneren; doch in 1945 werd ze in de vorm van de organisatie van de Verenigde Naties weer tot leven gebracht. Onder deze naam is de achtste wereldmacht tot op heden blijven functioneren.
5. Welke uitdagende vraag werd het gezalfde overblijfsel in 1926 gesteld, en waarom waren zij niet aanmatigend toen zij in 1931 een nieuwe naam aannamen?
5 Enkele maanden vóór het gedenkwaardige congres dat in 1926 in Londen werd gehouden, begon de grootste naam in het universum, die van de grote Theocraat, Jehovah, op de voorgrond te treden. Dit kwam sterk uit toen de lezers van The Watchtower de uitgave van 1 januari 1926 onder de ogen kregen met het hoofdartikel, getiteld: „Wie zal Jehovah eren?” Die uitdagende vraag heeft het gezalfde overblijfsel zowel in woord als daad beantwoord. In de jaren onmiddellijk daarna gingen zij ermee voort te bewijzen wie zij eerden door wereldomvattend de naam en het Messiaanse koninkrijk van Jehovah bekend te maken. Dit verkondigingswerk stempelde hen inderdaad tot ware getuigen van Jehovah. Wie kan dit gezalfde overblijfsel er dus van beschuldigen aanmatigend te zijn omdat zij op 26 juli 1931, op een internationaal congres in Columbus, Ohio, de naam „Jehovah’s getuigen” aannamen? Niemand! Daar zij op aarde aanbidders in Zijn heiligdom waren, vormden zij de „vaste plaats van zijn heiligdom.
6. Welke regeringsvorm kwam vervolgens aan de orde, en wie behoorden hun leven en gemeenteorganisatie met die heerschappij in overeenstemming te brengen?
6 Uitstekend onder goddelijke leiding getimed, kwam vervolgens de kwestie van Theocratie, dat wil zeggen, Godsregering, aan de orde! Deze heerschappij diende stellig te gelden voor de zichtbare organisatie van degenen die Jehovah in zijn heiligdom aanbaden. Als God diende hij daar terecht Heerser te zijn. Alle aanbidders in zijn heiligdom behoorden hun leven en gemeenteorganisatie in overeenstemming te brengen met de Theocratie van de Allerhoogste God, de Soeverein van het universum.
7. Waarom werd het voor het gezalfde overblijfsel en hun metgezellen dringender, een gunstige beslissing ten aanzien van theocratie te nemen, en wanneer ontvingen zij richtlijnen?
7 Een beslissing door het overblijfsel ten gunste hiervan werd dringender naarmate in het ene land na het andere politiek totalitarisme en politieke dictatuur de kop opstaken en de politieke staat zich nationalistisch tot God verhief om door haar onderdanen te worden aanbeden. De wereldtoestanden maakten het voor het gezalfde overblijfsel en hun opgedragen metgezellen steeds noodzakelijker om tot de autoriteiten en rechters die hen tegenstonden en onderdrukten, te zeggen: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Handelingen van apostelen 5:29). Vijftien maanden voor het begin van de Tweede Wereldoorlog, waardoor een groot deel van de wereld onder krijgswetten kwam te staan en de Volkenbond buiten werking werd gesteld, kwamen er ten slotte officiële instructies met betrekking tot theocratische organisatie.
8. Wat werd in de uitgave van 1 en 15 juni 1938 van The Watchtower gepubliceerd, en wat werd door de resolutie die werd voorgelegd, noodzakelijk gemaakt?
8 In The Watchtower van 1 juni 1938 (Nederlandse uitgave van augustus 1938) verscheen het eerste deel van het artikel, getiteld „Organisatie”. Voor aanbidders in Jehovah’s heiligdom was het aangrijpend in de eerste paragraaf de volgende zinnen te lezen: „Jehova’s organisatie is in geen enkel opzicht democratisch. Jehova is oppermachtig, en zijn regeering of organisatie is strikt theocratisch. Deze gevolgtrekking is niet vatbaar voor succesvolle tegenspraak.” In The Watchtower van 15 juni 1938 (Nederlandse uitgave van september 1938) verscheen het tweede deel van „Organisatie”, hetwelk een resolutie bevatte welke ter aanneming aan de gemeenten van Jehovah’s getuigen werd voorgelegd. De eerste paragraaf ervan begon met de woorden: „Wij, de groep van God’s volk voor zijn naam uitverkoren, te . . . . . ., erkennen, dat God’s bestuur een zuivere theocratie is en dat Christus Jezus in den tempel ten volle belast is met het toezicht op de zichtbare organisatie van Jehova, evenals op de onzichtbare” (Blz. 174). Dit maakte het noodzakelijk dat allen in de gemeenten die een dienaarsambt bekleedden op theocratische wijze, van bovenaf, werden aangesteld.
9. (a) Voor welke vraag werd Jehovah’s theocratisch georganiseerde volk door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 gesteld, en waarom? (b) Wanneer en hoe kwam het antwoord, en waarop kwam het neer?
9 Toen ondanks de Volkenbond, op 1 september 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was Jehovah’s volk theocratisch georganiseerd. Hoe diende hun theocratische houding ten opzichte van deze Tweede Wereldoorlog te zijn, die, evenals de eerste, in de christenheid uitbrak? Zij konden geen compromissen sluiten, zoals zij in de Eerste Wereldoorlog hadden gedaan. Het was nu geen kwestie van onzekerheid en besluiteloosheid. De Volkenbond was een dodelijke slag toegebracht, maar Jehovah’s Messiaanse koninkrijk der hemelen bestond en regeerde nog altijd. Jehovah’s getuigen, die tot op dat moment ononderbroken dat koninkrijk waren blijven bekendmaken, konden in dit nieuwe conflict voor niet één van de koninkrijken van deze ontheocratische wereld partij kiezen. Slechts twee maanden nadat Hitlers nazi-troepen Polen waren binnengevallen, waardoor plotseling de Tweede Wereldoorlog uitbrak, had het gezalfde overblijfsel de oorlogvoerende wereld afdoende gewaarschuwd. Hoe? Door de publikatie van het hoofdartikel „Neutraliteit” in The Watchtower Announcing Jehovah’s Kingdom van 1 november 1939 (Nederlandse oorlogsuitgave van eind maart 1946). In dit artikel, waarin duidelijk werd uiteengezet wat theocratische oorlogvoering in de dagen van het oude Israël inhield, werd verklaard: „De ’Christenheid’ — niet theocratisch.” Wij zijn neutraal ten opzichte van haar oorlogen.
10. Wat zou de ’kleine horen’ volgens Daniël 8:10-12 doen, waardoor te kennen wordt gegeven wat de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht zou doen?
10 Hoe zou de geweldig groot geworden ’kleine horen’, de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht, nu op zo’n theocratisch standpunt als Jehovah’s gezalfde overblijfsel en hun loyale opgedragen metgezellen hadden ingenomen, gaan reageren? Feilloos voorzag de profetie van Daniël 8:10-12 dit, zeggende: „En hij bleef groter worden, totdat hij zelfs tot aan het heerleger van de hemel reikte, zodat hij er van het heerleger en van de sterren ter aarde deed vallen en ze vervolgens vertrapte. En zelfs tot aan de Vorst van het heerleger nam hij een groot air aan, en hem werd het bestendige kenmerk ontnomen, en de vaste plaats van zijn heiligdom werd omvergehaald. En een heerleger zelf werd geleidelijk overgegeven, te zamen met het bestendige kenmerk, wegens overtreding; en hij bleef waarheid ter aarde werpen, en hij handelde en had succes.”
DE „PLAATS VAN ZIJN HEILIGDOM” OMVERGEHAALD!
11, 12. (a) Wat betekende zulk een gedrag van de ’kleine horen’ met betrekking tot Jehovah? (b) Welk korte verhelderende commentaar gaf de engel Gabriël hierop?
11 Het is niet moeilijk te begrijpen dat de aldus beschreven handelwijze betrekking had op het binnenvallen van en inbreuk maken op het rechtmatige gebied of de rechtmatige belangen van de Allerhoogste God, de Schepper van het „heerleger van de hemel” en de „sterren”, en zelfs betekende dat de slachtoffers die als een ’bestendig kenmerk’ van zijn aanbidding aan Hem werden gebracht, werden weggenomen. Het korte commentaar dat de engel Gabriël hierop geeft, helpt ons de juiste betekenis van de profetie te krijgen, want hij zegt:
12 „En hij [de koning met bars gelaat] zal machtigen werkelijk in het verderf storten, ook het volk dat uit de heiligen bestaat. En naar zijn inzicht zal hij ook stellig het bedrog in zijn hand doen gelukken. En in zijn hart zal hij een groot air aannemen, en gedurende een tijd van onbezorgdheid zal hij velen in het verderf storten. En tegen de Vorst der vorsten zal hij opstaan, maar zonder hand zal hij verbroken worden.” — Dan. 8:24, 25.
13. Hoe heeft de zevende wereldmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog ten opzichte van Jehovah gehandeld en zelfs het „heerleger van de hemel”, ja, „sterren”, ter aarde geworpen?
13 Gedurende de Tweede Wereldoorlog heeft de zevende wereldmacht van de bijbelse geschiedenis velen, ja, zelfs machtigen, in het verderf gestort. Ze toonde geen eerbied voor de ware Theocratie. In de landen van het Britse Gemenebest en in Amerika heeft ze haar krijgswet en algehele mobilisatie voor het succes van haar oorlogsdoeleinden en voor wereldheerschappij boven Gods Messiaanse koninkrijk gesteld. Op deze wijze heeft ze een groot air aangenomen, zelfs tegen de Vorst der vorsten, Jehovah, de Soevereine „Vorst” van het hele universum. Zijn „heerleger van de hemel”, dat wil zeggen, Jehovah’s gezalfde overblijfsel, waarvan de leden in Zijn geestelijke „heiligdom” als onderpriesters dienst verrichtten, werd door de Anglo-Amerikaanse wereldmacht ter aarde geworpen, en wel door het feit dat zij ambassadeurs voor Gods Messiaanse koninkrijk zijn, te kleineren. Zelfs degenen die als „sterren” in de gemeenten van Jehovah’s getuigen waren, werden als minderwaardig beschouwd, als personen die geen geestelijke lichtdragers voor hun gemeenten en geen geestelijke „opzieners” waren met recht op vrijstelling van militaire dienstplicht, doch als louter aardse leken zonder theocratische aanstelling (Openb. 1:20; 2:1). Dank zij oorlogspropaganda, hoge oorlogskoorts en waanzinnig nationalisme werd het „volk dat uit de heiligen bestaat” wreed vervolgd.
14. Op welke wijze werd de „vaste plaats van zijn heiligdom” omvergehaald?
14 Aangezien zij de „vaste plaats van [Jehovah’s] heiligdom” vertegenwoordigden, werd deze plaats omvergehaald toen zij ter aarde werden geworpen. Dit was van invloed op hun geestelijke offers aan Jehovah God.
15. Hoe werd het „bestendige kenmerk” door de zevende wereldmacht weggenomen?
15 Bedenk dat er in het binnenste voorhof van Jehovah’s tempelheiligdom in het Israël uit de oudheid elke avond en morgen een ’bestendig kenmerk’, in de vorm van het offer van een lam, aan God werd geofferd (Ex. 29:38-42). Zo werden ook door het geestelijke overblijfsel dat in Jehovah’s „heiligdom” aanbad, ’s avonds en ’s morgens — dagelijks, voortdurend — slachtoffers van geestelijke aard aan Hem gebracht. Een belangrijke plaats onder die voortdurende of bestendige slachtoffers, nam de vrucht van hun lippen in, die in het openbaar Jehovah’s naam en zijn Messiaanse koninkrijk, zijn theocratische regering, bekendmaakten. Dit geestelijke „bestendige kenmerk” werd door de zevende wereldmacht door middel van de oorlogsmaatregelen en -beperkingen en zelfs door Jehovah’s getuigen zelf of hun van-huis-tot-huisprediking te verbieden, weggenomen. Zij werden ondergronds gedreven. Mannen en vrouwen werden in de gevangenis geworpen omdat zij aan hun christelijke neutraliteit vasthielden.
16. Op welke wijze sloeg de zevende wereldmacht in alle landen van het Gemenebest hard toe en belemmerde ze het offeren van het „bestendige kenmerk”?
16 De geschiedenis toont duidelijk aan hoe groot de toorn van de ’koning met bars gelaat’ was. Tijdens de donkere dagen van de Tweede Wereldoorlog sloeg hij over de hele wereld hard toe tegen Jehovah’s getuigen, vooral in landen die tot het Britse Gemenebest behoorden. Op 4 juli 1940 verbood de dominion Canada, die deel uitmaakt van het Gemenebest, het werk van Jehovah’s getuigen. In datzelfde jaar verbood Nieuw Zeeland de openbare bekendmaking van Jehovah’s naam. Omstreeks die tijd werd ook het werk in de Goudkust (Ghana) verboden. Vanaf die tijd werd het offerandelijke „bestendige kenmerk”, de vrucht der lippen, zeker belemmerd. In januari 1941 werd het werk in Australië en op de Fidzji-eilanden verboden. Zuid-Afrika, het meest zuidelijke land van Afrika, ondernam in 1941 officiële stappen tegen het werk. In nagenoeg alle Britse bezittingen in Afrika werden verbodsbepalingen uitgevaardigd, met inbegrip van Nigeria op 17 juni 1941. Ook de Britse bezittingen in Azië ondernamen soortgelijke stappen. In 1941 werd het werk in Burma, Ceylon en India verboden. In 1942 trad in Groot-Brittannië de neutraliteitskwestie op de voorgrond. Toen de militaire dienstplicht werd ingesteld, weigerden jonge christelijke getuigen aan de oorlog deel te nemen. De Britse rechtbanken die de zaken behandelden, veroordeelden 1593 mannen en vrouwen, van wie de meesten in de gevangenis werden geworpen. Van dezen werden 334 vrouwen tot gevangenisstraffen veroordeeld. Dit had tot gevolg dat het veel actieve verkondigers onmogelijk werd gemaakt in het openbaar lofoffers aan God te brengen.
17. Op welke wijze hadden de nazistisch-fascistische katholieke legers jaren hiervoor gepoogd de „vaste plaats van zijn heiligdom” omver te werpen?
17 Slechts enkele jaren hiervoor was de nazistisch-fascistische katholieke oorlogswals over heel Europa gerold. Jehovah’s getuigen werden wettelijke beperkingen en gevangenisstraffen opgelegd, waarbij het ene bijkantoor van de Watch Tower Bible and Tract Society na het andere werd gesloten. De druk die werd uitgeoefend had ten doel de „vaste plaats van zijn heiligdom” omver te halen.b
18. Welke moeilijkheden ondervonden Jehovah’s getuigen in de Verenigde Staten tijdens de jaren 1940 tot 1943?
18 Hoewel het werk van Jehovah’s getuigen in de Verenigde Staten niet officieel verboden was, werden er vele pogingen in het werk gesteld om de Getuigen tot zwijgen te brengen. In alle toenmalige 48 staten werden op tal van plaatsen acties door het gepeupel ondernomen. Om het vuur van geweld en haat nog aan te wakkeren, besliste het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten met 8 stemmen tegen 1 dat de vlaggegroet voor de onderdanen van het land verplicht was. Elk schoolkind dat weigerde deze groet te brengen, liep de kans van school gestuurd te worden. De vervolging van Jehovah’s getuigen vierde daarna hoogtij. Op 16 juni 1940 zei de advocaatgeneraal in een nationale radiouitzending welke door een netwerk van stations van kust tot kust werd gerayeerd: „Jehovah’s getuigen zijn herhaaldelijk aangevallen en geslagen. Zij hadden geen misdaad begaan; het gepeupel oordeelde echter dat zij dit wel hadden gedaan en deelde naar eigen maatstaven straffen uit. Het hoofd van het departement van justitie heeft onmiddellijk een onderzoek naar deze uitbarstingen gelast.” Pas op 14 juni 1943, toen het Hooggerechtshof zijn beslissing betreffende het groeten van de vlag herzag, begon de intense vervolging in de Verenigde Staten af te nemen.c
19. Hoe was het, te oordelen naar het aantal bijkantoren van het Genootschap en de mate van toename in het aantal Koninkrijksverkondigers, duidelijk dat het ’offeren van het bestendige kenmerk’ beperkt was?
19 Het is ook heel interessant op te merken dat de Watchtower Bible and Tract Society in 1938, het jaar vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, over de hele aarde 39 bijkantoren had opgericht die toezicht hielden op het werk van Jehovah’s getuigen. In 1942 waren er ongeveer 106.000 getuigen van Jehovah die het goede nieuws van het Koninkrijk over de gehele aarde predikten, doch het aantal bijkantoren was verminderd tot 25. Tegen die tijd was de druk groot en waren er op de meeste plaatsen van de aarde verbodsbepalingen. In de daaropvolgende drie jaar van de gewelddadigste oorlog in de geschiedenis werd de vervolging van Jehovah’s getuigen nog heviger. Door het verbieden van het werk werden nog meer bijkantoren gesloten, totdat er in 1943 in heel de wereld nog maar 21 bijkantoren functioneerden. Jehovah’s getuigen hielden trouw aan hun van God ontvangen opdracht om het goede nieuws te prediken vast, maar van 1942 — toen zij 106.000 verkondigers hadden — tot eind 1944 waren zij met maar 4000 verkondigers toegenomen. Het ’offeren van het bestendige kenmerk’ was werkelijk beperkt.
„HOE LANG?”
20. Wat was de door de zevende wereldmacht begane „overtreding die verwoesting veroorzaakt”, toen het „heerleger” van Jehovah’s aanbidders en het „bestendige kenmerk” wegens overtreding werden overgeven?
20 In Daniël 8:12 werd gezegd dat het geestelijke „heerleger” van aanbidders in Jehovah’s tempel, alsook het offerandelijke „bestendige kenmerk”, aldus „wegens overtreding” zou worden overgegeven. Wat ook de mate van „overtreding” van de zijde van Jehovah’s getuigen tegen hem geweest mag zijn, er was onmiskenbaar sprake van „overtreding” van de zijde van de symbolische ’kleine horen’, de zevende wereldmacht. Klaarblijkelijk werd hierop gedoeld toen de engel ten aanhoren van Daniël de vraag stelde: „Hoe lang zal het visioen duren van het bestendige kenmerk en van de overtreding die verwoesting veroorzaakt, om zowel de heilige plaats als het heerleger tot dingen te maken om te vertrappen?” (Dan. 8:13). Door ervoor te zorgen dat het offerandelijke „bestendige kenmerk” werd weggenomen en vervolgens Jehovah’s theocratische, door het gezalfde overblijfsel van onderpriesters vertegenwoordigde „heilige plaats” te vertrappen, beging de zevende wereldmacht stellig een „overtreding die verwoesting veroorzaakt”. Hierdoor werden de aardse belangen van Jehovah’s theocratie en tempelaanbidding verwoest en werd op heiligschennende wijze tegen de dingen die Jehovah God heilig waren ’overtreden’.
21. Met welke overtreding waaraan de zevende wereldmacht schuldig was, staat de uitdrukking „overtreding die verwoesting veroorzaakt” nog meer in verband?
21 Die uitdrukking „overtreding die verwoesting veroorzaakt” schijnt bovendien met nog iets anders in verband te staan waaraan de zevende wereldmacht schuldig was. Wat dan wel? Het oprichten van iets ter vervanging van het weggenomen „bestendige kenmerk”, namelijk de „gruwel der verwoesting” of „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt” (Matth. 24:15; Dan. 11:31, Statenvertaling; Nieuwe-Wereldvertaling). Zoals hiervoor is gezegd, werd die „gruwel der verwoesting” in 1921 openlijk als de internationale organisatie voor wereldvrede geïdentificeerd’ die — van 1919 tot 1939 — de Volkenbond was. Deze werd opgericht voor internationale aanbidding, als een „beeld” van het politieke „wilde beest”, in oppositie tegen het offeren van het offerandelijke „bestendige kenmerk” in Jehovah’s „heiligdom”. — Openb. 13:1-15.
22. Wanneer en waarom ging de beestachtige achtste wereldmacht in de „afgrond”?
22 Zoals in Openbaring 17:7, 8 was voorzegd, ging die beestachtige achtste wereldmacht met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in de „afgrond” van op de dood gelijkende onmacht. Haar voornaamste ondersteuner en voorstander, het Britse Rijk, bleek niet opgewassen tegen de door de Katholieke Actie gesteunde militaire agressie door het nazisme en fascisme, en had haar niet in het leven kunnen houden.
23. Wat gebeurde er, nadat Amerika werd gedwongen zich in de Tweede Wereldoorlog te begeven, in januari 1942, waaruit blijkt dat er nog steeds rekening werd gehouden met het afgodische „beeld” voor internationale aanbidding?
23 Degenen die een groot air tegen de Vorst der vorsten, Jehovah de grote Theocraat, aannamen, hielden evenwel nog steeds rekening met dat afgodische „beeld” voor internationale aanbidding. Op zondag 7 december 1941 moest het Amerikaanse lid van de zevende wereldmacht zich noodgedwongen aan de zijde van het Britse lid van de Anglo-Amerikaanse wereldmacht in de Tweede Wereldoorlog begeven. Merk op wat er toen met betrekking tot deze afgodische aanbidders van een door mensen gemaakte organisatie voor wereldvrede en zekerheid gebeurde. De zogenaamde „asmogendheden” van het nazisme, fascisme en oosterse imperialisme, waren nog steeds agressief in opmars toen er op vrijdag 2 januari 1942 een betekenisvolle gebeurtenis plaatsvond. Welke gebeurtenis? In de in The Americana Annual gepubliceerde chronologie van gebeurtenissen in 1942 staat: „In een in Washington getekende ’Verklaring door Verenigde Naties’ verbinden alle zesentwintig landen die in oorlog zijn met de asmogendheden zich ertoe geen afzonderlijke wapenstilstand of vrede te sluiten en alle militaire of economische hulpbronnen tegen de vijand aan te wenden.” — Americana Annual voor 1943, blz. 737.d
24. Wat voor plannen was de beestachtige achtste wereldmacht toen naar het schijnt aan het smeden, en hoe waarschuwde Jehovah zijn volk hier op 20 september 1942 voor?
24 De beestachtige achtste wereldmacht was zich daar onder in de afgrond naar het schijnt aan het roeren en plannen aan het smeden om er voor internationale aanbidding uit te komen. Door middel van zijn heilige geest en profetische Woord waarschuwde Jehovah God zijn volk voor dit feit. Bijgevolg hield de president van de Watch Tower Bible & Tract Society op zondag 20 september 1942, op de laatste dag van de Theocratische Nieuwe-Wereldvergadering te Cleveland, Ohio, V.S., de openbare toespraak getiteld: „Vrede — Is hij van blijvende duur?” In deze lezing, die via telefoondraden en radiostations naar eenenvijftig steden in de Verenigde Staten werd overgebracht en gelijktijdig op vergaderingen in Noord- en Zuid-Amerika, Europa, Afrika en Hawaii werd beluisterd, werd naar Openbaring 17:7, 8 verwezen, en er werd in verklaard dat de Tweede Wereldoorlog zou eindigen en gevolgd zou worden door een vrede waarin het scharlakengekleurde wilde beest, de internationale organisatie voor wereldvrede en veiligheid, uit de „afgrond” zou komen. Deze „gruwel der verwoesting” zou daarna functioneren totdat Jehovah God hen door zijn regerende koning Jezus Christus zou vernietigen. — Openb. 17:12-14.e
25. Van de zijde van welke wereldmacht was dit een „overtreding”, en tegen wie stond ze op?
25 Het staat dus buiten alle twijfel vast dat er sprake was van een „overtreding” van de zijde van de symbolische ’kleine horen’, de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht, door voor het herstel van het afgodische „beeld” van het politieke „wilde beest” te werken opdat het na de Tweede Wereldoorlog door alle volken aanbeden kon worden. Op deze wijze gebruikte hij inzicht en deed hij bedrog „in zijn hand” gelukken. Dit gebeurde in dezelfde tijd dat hij het offerandelijke „bestendige kenmerk” belemmerde en Jehovah’s „heilige plaats” vertrapte. Dit was inderdaad een „overtreding”. Het was niets minder dan ’opstaan’ tegen de Vorst der vorsten, Jehovah, wiens aanbidders in zijn „heiligdom” tegengestaan, verdrukt en vervolgd werden. De voorzegde ’koning met bars gelaat’ overrompelde allen die in de waan verkeerden dat het een „tijd van onbezorgdheid” was en hij bleef „waarheid ter aarde werpen”, vooral waarheid met betrekking tot de theocratische regering van Jehovah God door bemiddeling van Jezus Christus. — Dan. 8:17, 25.
„TWEEDUIZEND DRIEHONDERD AVONDEN EN MORGENS”
26. Welke vraag werd er met betrekking tot het „bestendige kenmerk” en de „overtreding” gesteld, en welk antwoord gaf de engel?
26 Breng u nu de vraag te binnen die de engel ten aanhoren van Daniël stelde: „Hoe lang zal het visioen duren van het bestendige kenmerk en van de overtreding die verwoesting veroorzaakt, om zowel de heilige plaats als het heerleger [van tempeldienaars] tot dingen te maken om te vertrappen?” Het antwoord dat de engel hierop gaf, luidde: „Tweeduizend driehonderd avonden en morgens; en de heilige plaats zal stellig in haar juiste toestand worden gebracht.” — Dan. 8:13, 14.
27. Van wanneer zouden die 2300 avonden en morgens op zijn vroegst beginnen te tellen, en waarom, en wanneer was dat volgens de joodse maankalender?
27 Wanneer begonnen die 2300 avonden en morgens? Als wij dit weten, kunnen wij ook te weten komen wanneer ze eindigen en wanneer Jehovah’s „heilige plaats” dus „in haar juiste toestand [wordt] gebracht” of „in rechten staat hersteld” wordt (Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap).f Indien Jehovah’s „heilige plaats” wordt „gebracht” of „hersteld” tot wat ze zou moeten zijn, dienen wij de dagen te tellen vanaf de tijd dat ze zich voordien van Jehovah’s standpunt uit, in de „juiste toestand” bevond. Dit was op zijn vroegst op 1 juni 1938, toen in het officiële tijdschrift van Jehovah’s gezalfde overblijfsel van onderpriesters in Zijn heiligdom, namelijk The Watchtower, het eerste deel van het artikel „Organisatie” verscheen, ten einde de theocratische vereisten waaraan ze moest voldoen vollediger uiteen te zetten. Als wij volgens de joodse maankalender rekenen die, eeuwen voordat de Juliaanse en Gregoriaanse kalender werden ingevoerd, ten tijde van Daniëls visioen werd gebruikt, valt 1 juni 1938 op de 2de dag van de maanmaand Sivan, 1938. Veertien dagen later, of 15 juni 1938, toen Deel Twee van het artikel „Organisatie” met de daarbij behorende resolutie in The Watchtower verscheen, zou dan op 16 Sivan 1938 vallen. Nu dus onze vraag:
28, 29. (a) Wanneer eindigden die 2300 dagen, gerekend vanaf het kritieke tijdstip? (b) Welke belangrijke gebeurtenissen vonden er toen plaats wat de achtste wereldmacht betreft?
28 Als wij dus beginnen te tellen vanaf de kritieke periode dat de theocratische organisatie vollediger in de gemeenten van Jehovah’s getuigen werd ingevoerd, wanneer eindigden de 2300 dagen dan?
29 Bedenk dat dit een profetische periode is. Er is dus een profetisch jaar van 360 dagen bij betrokken (Openb. 11:2, 3; 12:6, 14). 2300 dagen zouden dan op zes maanjaren, vier maanmaanden en twintig dagen komen. Gerekend vanaf 2 Sivan (1 juni) 1938 zou die periode dan eindigen op 21 Tisjri (8 oktober) 1944, of, gerekend vanaf 16 Sivan (15 juni) 1938, op 5 Chesvan (22 oktober) 1944.g Op dat speciale tijdstip bewogen de wereldgebeurtenissen zich dichter in de richting van het uit de afgrond halen van de beestachtige achtste wereldmacht kort na de Tweede Wereldoorlog, ditmaal in de vorm van de Verenigde-Natiesorganisatie voor wereldvrede en veiligheid. The Americana Annual maakt in zijn chronologie over 1944 melding van opmerkelijke gebeurtenissen op de volgende datums:
9 Oktober — Verenigde Staten, Groot Brittannië, Sovjet Rusland en China maken besluit van de Conferentie van Dumbarton Oaks bekend om te adviseren een internationale veiligheidsorganisatie in het leven te roepen die de naam „De Verenigde Naties” zal krijgen en die gemachtigd zal worden „door lucht-, zee- of landstrijdkrachten zulke stappen te doen als voor het handhaven of herstellen van internationale vrede en veiligheid noodzakelijk mochten zijn”.
23 Oktober — Waarnemend minister van buitenlandse zaken E. R. Stettinius, Jr., maakt officieel bekend dat Amerika de voorlopige Franse regering heeft erkend, waardoor Frankrijk een belangrijke plaats in de Verenigde Naties gaat innemen en de weg voor een snelle wederopbouw wordt gebaand de regeringen van de Sovjet-Unie, het Verenigde Koninkrijk en Canada doen soortgelijke bekendmakingen. — The Americana Annual voor 1945, blz. 730.
30. In welke richting bewogen de gebeurtenissen in het theocratische rijk zich omstreeks die tijd, zoals bijvoorbeeld in Buffalo, New York, in augustus?
30 Tegen deze tijd was het tij van de Tweede Wereldoorlog definitief ten gunste van de geallieerden gekeerd en waren de geallieerde legers reeds Hitler-Duitsland binnengevallen. Wat gebeurde er in dat jaar 1944 echter in het theocratische rijk van Jehovah’s aanbidders in zijn „heiligdom”? Daar bewogen de gebeurtenissen zich tegen het einde van de 2300 dagen in de richting van een opmerkelijke stand van zaken. Dit was het dertigste jaar sedert de geboorte van Gods Messiaanse koninkrijk in de hemelen aan het einde van de tijden der heidenen in 1914. Van 9-13 augustus werd in Buffalo, in de Amerikaanse staat New York, de „Theocratische vergadering van Verenigde Aanbidders” gehouden, waarmee via telefoondraden nog zestien andere Amerikaanse steden waren verbonden. Op 12 augustus sprak de president van het Wachttorengenootschap de vergadering toe over het onderwerp „Dit evangelie zal gepredikt worden”, en na zijn lezing werd voor het zichtbare publiek het 384 bladzijden tellende boek verkrijgbaar gesteld met als titel „The Kingdom is at Hand”. Twee dagen daarvoor was er nog een andere publikatie op de vergadering verkrijgbaar gesteld, namelijk de American Standard Version van de bijbel, die als kenmerk de goddelijke naam, Jehovah, bevatte en op de eigen persen van het Genootschap was gedrukt.
31, 32. (a) Welke gebeurtenissen kenmerkten de eerste twee dagen van de driedaagse vergadering in Pittsburgh, Pennsylvania, in 1944? (b) Waarom was de laatste dag — 2 oktober — van die vergadering opmerkelijk met betrekking tot de theocratische organisatie?
31 Van 30 september tot en met 2 oktober 1944 werden in Pittsburgh, Pennsylvania, V.S., de zetel waar de Watch Tower Bible & Tract Society officieel geregistreerd staat, een speciale dienstbijeenkomst en zakelijke bespreking gehouden. Op de eerste dag sprak de president van het Genootschap tot de 5000 aanwezigen over het onderwerp: „De organisatie thans volledig in overeenstemming brengen met de Theocratie.” De openbare toespraak van de volgende dag ging over het onderwerp: „Een wereld, een regering.” De jaarlijkse zakelijke bespreking werd van deze dag naar de volgende, maandag 2 oktober, verschoven. Deze zakelijke bespreking, die om 10 uur ’s morgens begon, was opmerkelijk. Hoe dat zo?
32 Nadat de bestuursleden van het Genootschap door de daar aanwezige aandeelhouders waren gekozen, werd er aandacht geschonken aan zes amendementen op de statuten van het Genootschap, een corporatie waaraan zestig jaar daarvoor, in het jaar 1884, onder de wet van Pennsylvania, rechtspersoonlijkheid was verleend. Hierdoor zouden artikel 2, 3, 5, 7, 8 en 10 gewijzigd worden. In de eerste amendementsresolutie die werd aangenomen, werd een verruiming van de doelstellingen van het Genootschap voorgesteld, opdat het zich op juiste wijze kon kwijten van het grote wereldomvattende werk dat in de toekomst lag. Door dit amendement kwam ook Gods naam, Jehovah, in de statuten te staan. Amendement nummer drie maakte een eind aan de oorspronkelijke bepaling in de statuten dat iemands lidmaatschap van het Genootschap op grond van zijn geldelijke bijdragen werd bepaald; van nu af aan zou het aantal leden tot hoogstens 500 beperkt zijn, terwijl allen gekozen zouden worden op grond van hun actieve dienst voor Jehovah. In het verslag in The Watchtower van 1 november 1944 werd met betrekking hiertoe gezegd: „Dit amendement brengt de statuten voor de corporatie zo dicht bij de theocratische regeling als onder de wetten van het land maar mogelijk is.” Alle zes amendementsvoorstellen werden aangenomen.
33. Wanneer gingen deze amendementen deel uitmaken van de statuten van het Genootschap, en als wier instrument heeft het Genootschap sedertdien gediend?
33 Het was noodzakelijk de goedkeuring van de rechtbank van de staat Pennsylvania te krijgen ten einde al deze amendementen wettelijk te bekrachtigen. Het volgende jaar (1945) werden de amendementen officieel geregistreerd en gingen aldus deel uitmaken van de statuten. Met deze gewijzigde statuten heeft het Wachttorengenootschap van die tijd af als een wettelijk instrument gediend van het gezalfde overblijfsel dat Jehovah in zijn „heiligdom” of „heilige plaats” aanbidt.
34. (a) Welke inlichtingen verschenen er daarna prachtig getimed in The Watchtower? (b) Wat werd er over het Engelse woord „president” en het „besturende lichaam” gezegd?
34 Prachtig getimed — hoewel het gezalfde overblijfsel zich daar toen niet van bewust was — verscheen in The Watchtower van 15 oktober 1944 het hoofdartikel getiteld: „Georganiseerd voor het laatste werk.” Direct daar achteraan, in de uitgave van 1 november kwam het hoofdartikel met de aankondiging. „Theocratische organisatie in actie.” Onder passende onderkopjes besprak dit artikel: „Voorzitter” (Engels: „President”), „Diakonos, Dienaar”, „Vereisten”, „Besturend lichaam” en „Theocratisch gedrag”. De Engelse uitdrukking „president” had hier geen betrekking op de president van het Wachttorengenootschap, doch paragraaf 12 zei: „De ouderlingen in de gemeenten, die ook geestelijke opzieners ervan waren, hadden de leiding op vergaderingen van de discipelen. Elke ouderling die aldus een vergadering presideerde, zou bij die gelegenheid de voorzitter van de vergadering zijn.” Onder het onderkopje „Besturend lichaam”, stond in paragraaf 33 en 34: „In de eerste eeuw vormden in het bijzonder de groep van apostelen, te zamen met het lichaam van ouderlingen die in Jeruzalem met hen verbonden waren, het zichtbare besturende lichaam van Jehovah’s theocratische organisatie op aarde. . . . Dat besturende lichaam bestond niet uit volmaakte mannen.”
35. Wat had het volgende artikel, „De organisatie thans volledig in overeenstemming brengen met de Theocratie”, over het „besturende lichaam” te zeggen?
35 In het daaropvolgende artikel, in dezelfde uitgave van The Watchtower, namelijk „De organisatie thans volledig in overeenstemming brengen met de Theocratie”, stond in paragraaf 3: „Het zichtbare besturende lichaam van de theocratische organisatie wordt en moet uitsluitend worden aangesteld door Jehovah God, de Opperste Heerser, en Christus Jezus, het Hoofd van zijn Kerk. Het doel ervan is richtlijnen uit te vaardigen en geestelijk voedsel te verschaffen voor heel Gods volk. Door in overeenstemming met het besturende lichaam te handelen, zijn heel de theocratische organisatie en haar metgezellen over de gehele aarde eensgezind werkzaam.”
„WAAR”
36. Waarop duidt heel die combinatie van betekenisvolle gebeurtenissen, zoals de tabel op de vorige bladzijde illustreert?
36 Waarop duidt heel die combinatie van betekenisvolle gebeurtenissen op het kritieke moment dan wel? Klaarblijkelijk hierop: dat Jehovah’s „heiligdom” of „heilige plaats” op tijd, aan het einde van de 2300 avonden en morgens, in de vroege herfst (8-22 oktober) van het jaar 1944, ’in haar juiste toestand was gebracht’. De engel zei dan ook tot Daniël: „En het gezicht omtrent de avond en de morgen, hetgeen gezegd is, dat is waar” (Dan. 8:26). De universeel aan Jehovah God toebehorende Theocratie was verheerlijkt. Voor alle andere plaatsen, is Jehovah’s „heiligdom” of „heilige plaats” de plaats waar Zijn theocratie behoort te zegevieren. Daar heeft ze, vooral sinds de herfst van 1944, dan ook inderdaad gezegevierd.
37. In welke opzichten werd het gezalfde overblijfsel van geestelijke onderpriesters in Jehovah’s heiligdom tijdens de Tweede Wereldoorlog op de proef gesteld, doch waarin zijn zij geslaagd?
37 Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de, door het overblijfsel van Jehovah’s „heiligen” vertegenwoordigde, „vaste plaats van zijn heiligdom” omvergehaald. De theocratische houding en organisatie van dit gezalfde overblijfsel van geestelijke onderpriesters was vanaf juni 1938 stellig zwaar op de proef gesteld. Het succes dat de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht en haar bondgenoten bij het wegnemen van het offerandelijke „bestendige kenmerk” van Jehovah’s openbare aanbidding en dienst hadden, maakte het voor de theocratische „heiligen” bijzonder moeilijk om God als regeerder meer te blijven gehoorzamen dan mensen. Toch zijn zij er desondanks in geslaagd Theocratie binnen zijn heiligdom te handhaven.
38. (a) Werd het overblijfsel van „heiligen” bedrogen door de politieke stappen die de zevende wereldmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog deed? (b) Hoe bewezen zij of het hinderde dat er na oktober 1944 nog tien maanden van beproeving als gevolg van de wereldoorlog restten?
38 De „overtreding die verwoesting veroorzaakt”, in het bijzonder de stappen die de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog deed om de „gruwel der verwoesting” uit de afgrond te halen, misleidden het overblijfsel niet en zij lieten zich er niet door van hun theocratische aanbidding van Jehovah in zijn heiligdom afbrengen. Aan het einde van de 2300 dagen van grote beproeving bleken zij sterker dan ooit tevoren voor Jehovah’s theocratische regering door Christus te zijn. Weliswaar restten er, na oktober 1944, nog ongeveer tien maanden voordat de Tweede Wereldoorlog en de daarmee gepaard gaande druk eindigden, doch op het hoogtepunt van die 2300 dagen hadden zij een georganiseerd standpunt voor Gods heerschappij in zijn heiligdom ingenomen, en die theocratische regering hebben zij tot op deze dag onwankelbaar hooggehouden. De geschiedenis toont dat aan!h
39. Stonden de leden van het gezalfde overblijfsel gedurende die 2300 dagen alleen in hun streven de „heilige plaats” in haar juiste toestand te brengen, en welk visioen kreeg Johannes met betrekking hiertoe?
39 De leden van het gezalfde overblijfsel van Jehovah’s getuigen hebben gedurende die 2300 dagen van beproeving niet alleen gestaan in hun streven zijn „heilige plaats” onder goddelijke leiding in haar juiste toestand te brengen. Zij hebben loyale metgezellen en ondersteuners in Jehovah’s geestelijke „heiligdom” gehad. Wie? De apostel Johannes zag hen in een visioen en zei: „Zie! een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden, en er waren palmtakken in hun handen. En zij blijven met een luide stem zeggen: ’Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.’ . . . ’Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam. Daarom zijn zij voor de troon van God, en zij verrichten dag en nacht heilige dienst voor hem in zijn tempel’” (Openb. 7:9-15). Deze opgedragen, gedoopte volgelingen van het Lam Jezus Christus zijn even theocratisch als het gezalfde overblijfsel van Jehovah’s „heiligen”.
40. Wat zal er aan het einde van de „bestemde tijd van het einde” met de zevende wereldmacht en haar vrienden en vijanden gebeuren, en hoe zal het er met Jehovah’s Theocratie en zijn theocratische organisatie op aarde voorstaan?
40 Binnenkort, aan het besluit van deze „bestemde tijd van het einde”, zal de profetische ’koning met bars gelaat’, de zevende wereldmacht, in de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” „verbroken worden”, en al zijn politieke vrienden en vijanden met hem. Deze vernietiging zal „zonder hand”, zonder dat Jehovah’s christelijke getuigen er een hand voor opheffen, tot stand worden gebracht (Openb. 16:14, 16; Dan. 8:19). Jehovah’s Theocratie, die de getrouwe aanbidders in zijn „heiligdom” onveranderlijk trouw zijn gebleven, zal echter triomferend blijven bestaan. Zijn zichtbare theocratische regering op aarde zal over de gehele aarde blijven zegevieren en voor eeuwig de hele gehoorzame mensheid in aanbidding en dienst van de ene en enige Theocraat, Jehovah, verenigen.
[Voetnoten]
a Zie The Watchtower van 15 juli 1926, onder „London Convention”.
b Zie Jehovah’s Witnesses in the Divine Purpose, blz. 153 (Zie ook De Wachttoren van 15 oktober 1956, blz. 463.)
c Zie Jehovah’s Witnesses in the Divine Purpose, blz. 181, 206-210. (Zie ook De Wachttoren van 15 november 1956, blz. 522-525.)
d Op bladzijde 701 van The Americana Annual voor 1944 lezen wij: „VERENIGDE NATIES, de naam van de op 1 jan. 1942 te Washington gevormde internationale coalitie die zich, ertoe heeft verbonden tot het einde toe oorlog tegen de As-agressors te voeren en, na de overwinning op de slagvelden, samen te werken voor het stichten van blijvende vrede gebaseerd op gerechtigheid. Zesentwintig landen ondertekenden door bemiddeling van hun vertegenwoordigers de gezamenlijke verklaring op de oorspronkelijke dag van uitvaardiging, terwijl tot op 1 februari 1944 nog acht andere landen hebben getekend.”
e Zie The Watchtower van 16 oktober 1942, onder het kopje „Key Theocratic Assembly at Cleveland”, blz. 317-320. (Zie ook de brochure „Vrede — Is hij van blijvenden duur?”)
f Dr. Judah J. Slotki, M. A., Ph.D., zegt in zijn aantekeningen bij Daniëls profetie in de Soncino Press uitgave, blz. 68, over de „avonden en morgens” van Daniël 8:14: „Als er een hele dag is bedoeld, wordt er een totaal van 2300 dagen, ongeveer zeven jaar, aangegeven, waardoor er vanaf een willekeurig tijdstip vóór of na de ontwijding van de Tempel gerekend moet worden.”
g De zes (6) jaar, vier (4) maanden en twintig (20) dagen zijn als volgt van toepassing: Gerekend vanaf 2 Sivan (1 juni) 1938, zouden zes jaar eindigen op 1 Sivan (23 mei) 1944. Vier maanmaanden (Sivan, Tammuz, Ab en Elul) daarna zouden dan op 1 Tisjri (18 september) 1944 eindigen en als wij daarbij 20 dagen optellen, komen wij op 21 Tisjri (8 oktober) 1944. Rekenen wij de hele periode vanaf 15 juni 1938, dan tellen wij er veertien (14) dagen bij op hetgeen ons op 5 Chesvan (22 oktober) 1944 brengt.
h Zie het artikel „De noodzaak te kennen wat wij aanbidden”, paragraaf 17-27, in De Wachttoren van 15 februari 1971.
[Tabel op blz. 182]
GEBEURTENISSEN DIE HET BEGIN EN EINDE VAN DE 2300 DAGEN KENMERKEN
DATUM WERELDLIJK THEOCRATISCH
1 juni 1938 „Organisatie”, Deel I,
verschenen in „The
Watchtower”
15 juni 1938 „Organisatie”, Deel II,
met resolutie, verschenen
in „The Watchtower”
2 oktober 1944 Op de jaarlijkse zakelijke
bespreking van Watch Tower
Bible & Tract Society in
Pittsburg, Pennsylvania,
werden
amendementsvoorstellen
aangenomen om de
statuten ervan meer
in overeenstemming
te brengen met het
laatste, voor hen
liggende werk en met de
theocratische regeling
8 oktober 1944 Einde van de 2300 dagen,
gerekend vanaf 1 juni 1938
9 oktober 1944 Verenigde Staten,
Groot-Brittannië,
Sovjet-Unie en
China maken
besluit bekend
tot het in leven
roepen van „De
Verenigde Naties”
15 oktober 1944 „Georganiseerd voor
laatste werk”, verschenen
in „The Watchtower”
22 oktober 1944 Einde van de 2300 dagen,
gerekend vanaf 15 juni 1938
23 oktober 1944 Amerika maakt
bekend de
tijdelijke Franse
regering te hebben
erkend om Frankrijk
belangrijke plaats
in de Verenigde
Naties te geven;
Sovjet-Unie,
Verenigd Koninkrijk
en Canada doen
soortgelijke
bekendmakingen
1 november 1944 Artikelen „Theocratische
organisatie in actie”
en „De organisatie
thans volledig in
overeenstemming brengen
met de Theocratie”,
worden in „The
Watchtower” gepubliceerd
-
-
De zienswijze van haar geestelijke op de bijbelDe Wachttoren 1972 | 15 maart
-
-
De zienswijze van haar geestelijke op de bijbel
IN TEXAS bracht een getuige van Jehovah een nabezoek bij een vrouw die bijbelverklarende lectuur genomen had. De vrouw had de lectuur gelezen en werd ertoe gebracht te vragen of Jehovah’s getuigen geloven dat alles wat in de Heilige Schrift staat door God geïnspireerd is. Toen de Getuige hierop bevestigend antwoordde, zei de vrouw vervolgens dat haar methodistische geestelijke de gemeente waartoe zij behoorde verteld had dat hij niet de gehele bijbel geloofde. Hij beweerde onder andere bijvoorbeeld dat de vloed in Noachs dagen, de maagdelijke geboorte van Jezus Christus en de wonderen die in de bijbel staan opgetekend, niet waar waren. Toch bemerkte zij dat een van zijn preken gebaseerd was op een schriftplaats die over de vloed van Noachs dagen ging.
„Wat moeten wij van zo’n preek denken?” merkte zij op. „Hij leert ons in iets te geloven waarvan hij ons al verteld heeft dat het niet waar is!” Deze oprechte vrouw verkeert evenwel niet langer in verwarring over deze aangelegenheid. Zij leert nu uit haar bijbelstudie met de Getuigen dat de gehele Schrift . . . door God geïnspireerd en nuttig [is]”. — 2 Tim. 3:16.
Hebt u uw geestelijke wel eens horen zeggen dat hetgeen in de bijbel staat niet waar is of dat dit boek vol mythen staat? Gelooft u dit? Waarom zou u deze kwestie niet zelf onderzoeken? Jehovah’s getuigen zullen u graag de bewijzen leveren dat de bijbel werkelijk het Woord van God is.
-