-
GeslachtsregisterHulp tot begrip van de bijbel
-
-
begrip van de woorden: „Daarom, zoals door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden” (Rom. 5:12). Op grond van deze kennis begrijpen wij voorts hoe Jezus Christus „de laatste Adam” en de „Eeuwige Vader” kan zijn; dit is namelijk mogelijk omdat alle mensen van Adam afstammen, en „evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in de Christus allen levend gemaakt worden” (Jes. 9:6; 1 Kor. 15:22, 45). Wij kunnen ons nu een beter begrip vormen van Gods voornemen om gehoorzame mensen weer in de verhouding van „kinderen Gods” terug te brengen (Rom. 8:20, 21). Wij hebben waargenomen dat Jehovah jegens degenen die hem liefhebben en zijn geboden onderhouden, liefderijke goedheid bewijst „tot in duizend geslachten” (Deut. 7:9). Wij hebben bemerkt dat hij zich aan zijn verbond houdt en waarachtig en betrouwbaar is en dat hij erop heeft toegezien dat er een historisch verslag zorgvuldig bewaard is gebleven, waarop wij veilig ons geloof kunnen bouwen. Zowel de geslachtsregisters als andere in het oog springende kenmerken van de bijbel bewijzen dat God de grote Geschiedschrijver en Bewaarder van de geschiedenis is.
PAULUS’ RAAD MET BETREKKING TOT GESLACHTSREGISTERS
De apostel Paulus, die omstreeks 61–64 G.T. schreef, waarschuwde Timotheüs om geen aandacht te schenken aan „onware verhalen en aan geslachtsregisters, die ten slotte nergens op uitlopen, maar die eerder vragen ter navorsing verschaffen dan dat er iets door God wordt uitgedeeld in verband met geloof” (1 Tim. 1:4). Hoe gegrond deze waarschuwing was, kunnen wij pas ten volle begrijpen als wij weten tot welke uitersten de joden later gingen bij het navorsen van geslachtsregisters en hoe minutieus zij elke mogelijke tegenstrijdigheid onderzochten. Zo staat er in de talmoed dat ’er 900 kameelladingen aan commentaren bestonden over 1 Kron. viii. 37 tot ix. 44’ (een genealogisch bijbelgedeelte). En The Jewish Encyclopedia (1903, Deel V, blz. 597) betreurt de eigendunk die veel joden aan de dag legden wanneer het om hun stamboom ging.
Het was echter zinloos en doelloos om zulke dingen te bestuderen en erover te discussiëren, vooral in de tijd dat Paulus aan Timotheüs schreef. Het was namelijk niet meer van essentieel belang om de geslachtsregisters in stand te houden, aangezien God het onderscheid tussen jood en heiden in de christelijke gemeente niet langer erkende (Gal. 3:28). Ook hadden de geslachtsregisters de afstamming van Christus via Davids geslachtslijn reeds bevestigd. Bovendien zou Jeruzalem kort nadat Paulus deze waarschuwing had opgetekend, samen met de joodse geslachtsregisters worden vernietigd. God zag er niet op toe dat ze bewaard bleven. Paulus was derhalve bezorgd toen hij Timotheüs en de gemeenten waarschuwde zich niet op een zijspoor te laten brengen door tijd aan het navorsen van hun eigen stamboom te besteden of er een geschilpunt van te maken, daar dit het christelijke geloof geenszins bevorderde. Het in de bijbel vervatte geslachtsregister bewijst genoegzaam dat Jezus de Messias is — een genealogische aangelegenheid die voor christenen van het grootste belang is. Bovendien leggen de andere bijbelse geslachtsregisters getuigenis af van het feit dat het bijbelse verslag authentiek, ja, werkelijk historisch is.
-
-
Geslachtsregister van Jezus ChristusHulp tot begrip van de bijbel
-
-
GESLACHTSREGISTER VAN JEZUS CHRISTUS.
In Mattheüs hoofdstuk 1 vinden wij het geslachtsregister van Jezus, te beginnen bij Abraham. In Lukas hoofdstuk 3 staat een geslachtsregister dat teruggaat tot ’Adam, de zoon van God’. Het geslachtsregister van Jezus is het enige geslachtsregister dat in de christelijke Griekse Geschriften voorkomt. Een deel van zijn geslachtsregister staat in 1 Kronieken hoofdstuk 1 tot 3 en loopt van Adam tot de zonen van Eljoënai via Jechonja (Jojachin) en Zerubbabel, koninklijke nakomelingen van Salomo. De boeken Genesis en Ruth bevatten samen de geslachtslijn van Adam tot David.
De laatste drie lijsten stemmen van Adam tot Arpachsad volledig met elkaar overeen, met onbeduidende verschillen in de schrijfwijze van bepaalde namen; zo heet bijvoorbeeld Kenan in Lukas 3:37 „Kainan”. De lijsten in Kronieken en Genesis/Ruth stemmen tot David overeen, terwijl Lukas tussen Arpachsad en Sela nog een „Kainan” heeft ingelast (Luk. 3:35, 36). Van Salomo tot Zerubbabel stemmen het Kronieken-verslag en Mattheüs in hoofdzaak overeen. Mattheüs laat echter enkele namen weg.
PROBLEMEN IN HET DOOR MATTHEÜS OPGETEKENDE GESLACHTSREGISTER VAN JEZUS
Mattheüs verdeelt het geslachtsregister van Abraham tot Jezus in drie gedeelten van elk 14 geslachten (Matth. 1:17). Deze indeling kan als geheugensteuntje hebben gediend. Maar wanneer men de namen telt, komt men in totaal op 41 en niet op 42. Een mogelijke verklaring hoe Mattheüs de namen geteld kan hebben, is de volgende:
Van Abraham tot David telt hij 14 namen. Vervolgens is David de eerste van de volgende 14 namen, die met Josia eindigen. Ten slotte begint de derde reeks van 14 namen met Jechonja (Jojachin) en eindigt met Jezus. Merk op dat Mattheüs de naam David als de laatste van de eerste 14 namen noemt en hem vervolgens als de eerste van de volgende 14 herhaalt. Daarna herhaalt hij de uitdrukking „de wegvoering naar Babylon”, die hij met Josia en diens zonen in verband brengt. — Matth. 1:17.
Mattheüs kan zijn lijst nauwkeurig uit de door hem gebruikte openbare registers hebben overgenomen, of hij kan als geheugensteuntje opzettelijk enkele tussenschakels hebben weggelaten. Een mogelijke verklaring voor het feit dat hier drie koningen uit Davids geslachtslijn tussen Joram en Uzzia (Azarja) zijn weggelaten, is echter ook dat Joram de goddeloze Athalia uit het huis van Achab, de dochter van Izebel, gehuwd had en zodoende dit door God veroordeelde geslacht in de lijn van de koningen van Juda had gebracht (1 Kon. 21:20-26; 2 Kon. 8:25-27). Mattheüs noemt alleen Joram, die de goddeloze verbintenis met Athalia was aangegaan, en laat dan de namen van de volgende drie koningen tot het vierde geslacht weg, namelijk Ahazia, Joas en Amazia, de nakomelingen uit deze verbintenis. — Vergelijk Mattheüs 1:8 met 1 Kronieken 3:10-12.
Mattheüs vermeldt dat Zerubbabel de zoon van Sealthiël was (Matth. 1:12), en dit strookt met andere verwijzingen (Ezra 3:2; Neh. 12:1; Hag. 1:14; Luk. 3:27). Maar in 1 Kronieken 3:19 wordt Zerubbabel als de zoon van Pedaja aangeduid. Klaarblijkelijk was Zerubbabel de eigen, vleselijke zoon van Pedaja en op grond van het zwagerhuwelijk de wettelijke zoon van Sealthiël. Een andere mogelijkheid is dat Zerubbabel na de dood van zijn vader Pedaja door Sealthiël als diens zoon werd grootgebracht en dientengevolge wettelijk als de zoon van Sealthiël werd erkend.
EEN PROBLEEM IN HET DOOR LUKAS OPGETEKENDE GESLACHTSREGISTER VAN JEZUS
Lukas heeft tussen Arpachsad en Selah een tweede „Kainan” ingelast (Luk. 3:35, 36; vergelijk Genesis 10:24; 11:12; 1 Kronieken 1:18, 24). De meeste geleerden beschouwen dit als de fout van een afschrijver. „Kainan” is op deze plaats noch in de geslachtslijsten van de Hebreeuwse en Samaritaanse teksten, noch in een van de targoems of vertalingen behalve de Septuaginta te vinden. Ook schijnt de naam zelfs niet in de oudere afschriften van de Septuaginta te hebben gestaan. Josephus, die gewoonlijk de Septuaginta volgt, noemt Sala (Selah) onmiddellijk na Arphaxad (Arpachsad) als diens zoon (De joodse geschiedenis, I, vi, 4). De vroege schrijvers Irenaeus, Africanus, Eusebius en Hiëronymus verwierpen de in afschriften van het Lukasevangelie voorkomende tweede „Kainan” als een interpolatie.
EEN VERGELIJKING VAN DE GESLACHTSREGISTERS IN HET MATTHEÜS- EN LUKASEVANGELIE
In bijna alle gevallen waarin de door Lukas en Mattheüs opgetekende namen in het geslachtsregister van Jezus van elkaar verschillen, komt dit doordat Lukas de geslachtslijn via Davids zoon Nathan terugvoert en niet zoals Mattheüs via Salomo (Luk. 3:31; Matth. 1:6, 7). Lukas volgt klaarblijkelijk de stamboom van Maria en toont derhalve aan dat Jezus een werkelijke of natuurlijke nakomeling van David was, terwijl Mattheüs daarentegen laat zien dat Jezus als een nakomeling van Salomo via Jozef, die wettelijk gezien Jezus’ vader was, het wettelijke recht op de troon van David had. Zowel Mattheüs als Lukas geven te kennen dat Jozef niet de werkelijke vader van Jezus was, maar enkel zijn pleegvader, door wie Jezus het wettelijke recht kreeg. Mattheüs wijkt van de tot dusver in zijn geslachtsregister gevolgde stijl af wanneer hij bij Jezus komt. Hij schrijft namelijk: „Jakob werd de vader van Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus werd geboren, die Christus wordt genoemd” (Matth. 1:16). Merk op dat hij niet zegt: „Jozef werd de vader van Jezus”; hij duidt hem veeleer aan als „de man van Maria, uit wie Jezus werd geboren”. Lukas drukt zich zelfs nog nauwkeuriger uit, want na eerder te hebben getoond dat Jezus, hoewel uit Maria geboren, in werkelijkheid de Zoon van God was (Luk. 1:32-35), zegt hij: „Jezus was . . . naar men meende, de zoon . . . van Jozef, zoon van Eli.” — Luk. 3:23.
Aangezien Jezus niet de werkelijke zoon van Jozef was, maar de Zoon van God, moest het door Lukas opgetekende geslachtsregister van Jezus bewijzen dat hij op grond van zijn geboorte als mens via zijn werkelijke moeder Maria een ware zoon van David was. Het is interessant dat de Palestijnse (Jeruzalemse) talmoed (Chagiga 77, 4) Maria de dochter van Eli noemt.
In feite toont elk van de beide geslachtsregisters (dat van Mattheüs en dat van Lukas) Jezus’ afstamming van David, het ene via Salomo en het andere via Nathan (Matth. 1:6; Luk. 3:31). Een onderzoek van de lijsten van Mattheüs en Lukas wijst uit dat ze vanaf Salomo en Nathan uiteengaan en later bij twee personen, Sealthiël en Zerubbabel, weer samenkomen. Dit kan als volgt worden verklaard: Sealthiël was de zoon van Jechonja; misschien door zijn huwelijk met de dochter van Neri werd hij diens schoonzoon en werd als zodanig de „zoon van Neri” genoemd. Het is ook mogelijk dat Neri geen zonen had, zodat Sealthiël om die reden ook als zijn „zoon” werd beschouwd. Zerubbabel, die waarschijnlijk de werkelijke zoon van Pedaja was, werd zoals reeds is gezegd, wettelijk als de zoon van Sealthiël gerekend. — Vergelijk Mattheüs 1:12; Lukas 3:27; 1 Kronieken 3:17-19.
Vervolgens laten de tabellen zien dat Zerubbabel twee zonen had, Resa en Abiud; op dit punt gaan de afstammingslijnen weer uiteen (mogelijk ging het hier niet om werkelijke zonen, maar om nakomelingen, of op zijn minst zou één een schoonzoon geweest kunnen zijn) (Luk. 3:27; Matth. 1:13). Zowel het door Mattheüs als het door Lukas samengestelde geslachtsregister van Jezus verschilt hier van dat in 1 Kronieken hoofdstuk 3. De reden hiervoor kan zijn dat Mattheüs en mogelijk ook Lukas een aantal namen opzettelijk hebben weggelaten. Men moet echter niet vergeten dat zulke verschillen in de geslachtslijsten van Mattheüs en Lukas zeer waarschijnlijk reeds voorkwamen in de geslachtsregisters die destijds in omloop waren en door de joden volledig werden geaccepteerd; het waren dus geen veranderingen die Mattheüs en Lukas hadden aangebracht.
Wij kunnen derhalve tot de slotsom komen dat de beide lijsten van Mattheüs en Lukas twee waarheden samensmelten: (1) Jezus was werkelijk de Zoon van God en de natuurlijke erfgenaam van het koninkrijk tengevolge van het feit dat hij door een wonder uit de maagd Maria, die uit de geslachtslijn van David stamde, werd geboren. (2) Jezus was ook de wettelijke erfgenaam in de mannelijke afstammingslijn die van David en Salomo via zijn pleegvader Jozef liep (Luk. 1:32, 35; Rom. 1:1-4). Wanneer vijandig gezinde joden de beschuldiging hadden geuit dat Jezus’ geboorte onwettig was, zou het feit dat Jozef, die van de omstandigheden op de hoogte was, Maria had gehuwd en haar de bescherming van zijn goede naam en zijn koninklijke afstamming had gegeven, zo’n lasterlijke bewering hebben weerlegd.
[Tabel op blz. 476, 477]
BIJBELSE VERMELDINGEN VAN HET GESLACHTSREGISTER VAN JEZUS
Genesis 1 Kronieken Mattheüs Lukas
en Ruth Hfdst. 1, 2, 3 Hfdst. 1 Hfdst. 3
Adam Adam Adam
Seth Seth Seth
Enos Enos Enos
Kenan Kenan Kainan
Mahalaleël Mahalaleël Mahalaleël
Jered Jered Jered
Henoch Henoch Henoch
Methusalah Methusalah Methusalah
Lamech Lamech Lamech
Noach Noach Noach
Sem Sem Sem
Arpachsad Arpachsad Arpachsad
Kainan
Selah Selah Selah
Heber Heber Heber
Peleg Peleg Peleg
Rehu Rehu Rehu
Serug Serug Serug
Nahor Nahor Nahor
Terah Terah Terah
Abram Abraham Abraham Abraham
(Abraham)
Isaäk Isaäk Isaäk Isaäk
Jakob (Israël) Jakob Jakob Jakob
Juda Juda Juda Juda
(en Tamar) (en Tamar)
Perez Perez Perez Perez
Hezron Hezron Hezron Hezron
Ram Ram Ram Arni (Ram?)
Amminadab Amminadab Amminadab Amminadab
Nahesson Nahesson Nahesson Nahesson
Salmon Salmon (Salma, Salmon Salmon
1 Kron. 2:11) (en Rachab)
Boaz Boaz Boaz Boaz
(en Ruth) (en Ruth)
Obed Obed Obed Obed
Isaï Isaï Isaï Isaï
David David David David
(en Bathseba)
Salomo Salomo Nathana
Rehabeam Rehabeam Mattatha
Abia Abia Menna
Asa Asa Melea
Josafat Josafat Eljakim
Joram Joram Jonan
Ahazia Jozef
Juda
Joas Simeon
Amazia Levi
Azarja (Uzzia) Uzzia Matthat
(Azarja)
Jotham Jotham Jorim
Achaz Achaz Eliëzer
Hizkia Hizkia Jezus
Manasse Manasse Er
Amon Amon Elmadan
Josia Josia Kosam
Jojakim Addi
Melchi
Jechonja Jechonja Neri
(Jojachin)
Zerubbabeld Zerubbabel Zerubbabel
Resa
Hananja Abiud Joanan
Jesaja Joda
Eljakim Josech
Refaja Semeïn
Arnan Azor Mattathias
Maäth
Obadja Zadok Naggai
Esli
Sechanja Achim Nahum
Amos
Semaja Eliud Mattathias
Jozef
Nearja Eleazar Jannai
Eljoënai Melchi
Matthan Levi
Matthat
Jakob Eli
(vader van Maria)
Jozef Jozef
(schoonzoon)
Jezus Jezus
(pleegzoon) (Maria’s zoon)
[Voetnoten]
a Bij Nathan begint Lukas met de afstammingslijn van Jezus via moederszijde, terwijl Mattheüs met de lijn via vaderszijde verder gaat.
b Zerubbabel was klaarblijkelijk de eigen, vleselijke zoon van Pedaja en op grond van het zwagerhuwelijk de wettelijke zoon van Sealthiël; of hij werd na de dood van zijn vader Pedaja door Sealthiël grootgebracht en wettelijk als de zoon van Sealthiël erkend. — 1 Kron. 3:17-19; Ezra 3:2; Luk. 3:27.
c Sealthiël, de zoon van Jechonja, was klaarblijkelijk de schoonzoon van Neri. — 1 Kron. 3:17; Luk. 3:27.
d De afstammingslijnen komen bij Sealthiël en Zerubbabel samen en gaan daarna weer uiteen. Dit uiteengaan kan toe te schrijven zijn aan het feit dat er sprake is van twee verschillende nakomelingen van Zerubbabel, of een van de hier in de drie lijsten genoemde zonen zou een schoonzoon geweest kunnen zijn.
-
-
GesurHulp tot begrip van de bijbel
-
-
GESUR.
Zie ARAM.
-
-
GetallenHulp tot begrip van de bijbel
-
-
GETALLEN.
De Hebreeën maakten gebruik van rekenkunde en pasten de verschillende rekenkundige bewerkingen toe — optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, enzovoort, ja, zij waren zelfs vertrouwd met breuken (Num. 1:2; Lev. 27:18; 25:8; 6:5; 14:10; 27:30; Num. 15:6). In het oude Hebreeuws werden getallen voluit geschreven.
Enige tijd na de ballingschap in Babylon namen de joden tot op zekere hoogte de gewoonte over om met behulp van de letters van hun alfabet getallen aan te duiden. Dit gebruik komt echter in Hebreeuwse bijbelhandschriften die na de ballingschap zijn vervaardigd, niet voor. Een van de oudste nog voorhanden zijnde exemplaren van Hebreeuwse geschriften is de inscriptie uit de Siloam-watertunnel (vermoedelijk uit de tijd van Hizkia’s regering [745–716 v.G.T.]), waarin de afmetingen voluit zijn geschreven. Dat de getallen in de handschriften van de Hebreeuwse Geschriften voluit worden geschreven, maakt deze geschriften nauwkeuriger en betrouwbaarder, vooral daar ze vele malen zijn afgeschreven, want bij het afschrijven wordt gewoonlijk eerder een fout gemaakt met een cijfer dan met een woord.
In het Hebreeuws bestaan getallen boven de tien uit een combinatie van woorden, zoals bijvoorbeeld twaalf: twee en tien (Gen. 14:4), met de volgende uitzonderingen: twintig, dat een meervoud van tien is; dertig is een meervoudig woord, afgeleid van drie; veertig een meervoudig woord, afgeleid van vier, enzovoort. Honderd is een afzonderlijk woord; tweehonderd is de dualis (tweevoud) ervan. Andere „honderden” zijn samengesteld uit twee woorden, zoals bijvoorbeeld: drie honderd. Het hoogste getal dat door één Hebreeuws woord wordt weergegeven, is twintigduizend, het tweevoud van tienduizend (myriade). Grotere getallen zijn een combinatie van woorden. In 1 Kronieken 5:18 bijvoorbeeld is het getal 44.760 letterlijk veertig en vier duizend, zeven honderd en zestig. Een miljoen wordt geschreven als duizend duizenden (2 Kron. 14:9). Rebekka’s familie zegende haar met de woorden: „O gij, onze zuster, moogt gij duizenden maal tienduizend [letterlijk: „duizenden myriaden”] worden” (Rebekka’s nageslacht telde uiteindelijk inderdaad vele miljoenen) (Gen. 24:55, 60). In Daniëls visioen wordt Jehovah gezien met „tienduizend maal tienduizend [letterlijk: „een myriade myriaden”]” die voor hem stonden. — Dan. 7:10.
Af en toe worden afgeronde getallen gebruikt om iets bij benadering aan te geven. Een voorbeeld hiervan is Psalm 90:10, waar de psalmist over de leeftijdsgrens van de mens spreekt, en mogelijk ook 1 Koningen 19:18 (zevenduizend die zich niet voor Baäl hadden gebogen) en 2 Kronieken 14:9 (de miljoen Ethiopiërs die door Asa werden verslagen).
In de christelijke Griekse Geschriften worden getallen gewoonlijk in woorden uitgedrukt. Het getal van het „wilde beest” wordt in het Sinaïtische en het Alexandrijnse handschrift in woorden weergegeven, maar in Johannes’ oorspronkelijke handschrift van de Openbaring is het wellicht geschreven met de drie Griekse letters Chi (Χ = zeshonderd), Xi (Ξ = zestig) en Digamma (Ϛ = zes). — Openb. 13:18.
Hieronder zullen wij enkele voorbeelden bespreken van het figuurlijke gebruik van bepaalde getallen die vaak in de bijbel voorkomen.
EEN
Dit getal draagt, figuurlijk gebruikt, de gedachte over van enig, uniek, alsook eenheid en overeenstemming in voornemen en handelen. „Jehovah, onze God, is één Jehovah”, zei Mozes (Deut. 6:4). Hij alleen is Soeverein. Zoals hij is er geen ander. Hij deelt zijn heerlijkheid met niemand anders, zoals dit wel het geval is met heidense trinitarische goden (Hand. 4:24; Openb. 6:10; Jes. 42:8). Jehovah en Jezus Christus zijn één in voornemen en handelen (Joh. 10:30), en Christus’ discipelen zijn volkomen in eendracht met God en zijn Zoon, en met elkaar (Joh. 17:21; Gal. 3:28). Een dergelijke eenheid vindt men bijvoorbeeld ook in het huwelijk. — Gen. 2:24; Matth. 19:6; Ef. 5:28-32.
TWEE
Het getal twee wordt vaak in verband met de rechtspleging gebruikt. Het getuigenis van twee personen die in overeenstemming met elkaar spreken, bezit meer kracht. Er waren twee getuigen, of zelfs drie, vereist om een zaak ten overstaan van de rechters te bevestigen. Dit beginsel wordt ook in de christelijke gemeente gevolgd (Deut. 17:6; 19:15; Matth. 18:16; 2 Kor. 13:1; 1 Tim. 5:19; Hebr. 10:28). God hield zich aan dit beginsel toen hij zijn Zoon aan de mensen voorstelde als hun Redder. Jezus zei: „In uw eigen Wet [staat] geschreven: ’Het getuigenis van twee mensen is waar.’ Ik ben het die getuigenis over mijzelf afleg, en de Vader, die mij gezonden heeft, legt getuigenis over mij af.” — Joh. 8:17, 18.
Wanneer iets een tweede maal wordt herhaald — bijvoorbeeld in het geval van een gezegde of een visioen, zelfs al is het slechts een parallellisme — vormt dit een krachtige bevestiging van de zekerheid en de waarheid van de kwestie (zoals
-