Ons geloof verdedigen
„Heiligt de Christus als Heer in uw hart, altijd gereed u te verdedigen voor een ieder die van u een reden verlangt voor de hoop die in u is.” — 1 PETRUS 3:15.
1, 2. Waarom zijn Jehovah’s Getuigen niet verbaasd over tegenstand, maar wat willen zij graag?
IN DE meeste landen worden Jehovah’s Getuigen algemeen erkend als eerlijke mensen die een rein leven leiden. Velen bezien hen als goede medemensen die in het geheel geen moeilijkheden veroorzaken. Toch hebben deze vredelievende christenen ironisch genoeg ten onrechte vervolging ondergaan — in oorlogstijd en in vredestijd. Deze tegenstand verbaast hen niet. Zij verwachten die zelfs. Zij weten per slot van rekening dat getrouwe christenen in de eerste eeuw G.T. „voorwerpen van haat” waren, dus waarom zouden degenen die er in deze tijd naar streven ware volgelingen van Christus te zijn, verwachten anders behandeld te worden? (Mattheüs 10:22) Bovendien zegt de bijbel: „Allen die met godvruchtige toewijding in vereniging met Christus Jezus wensen te leven, zullen ook vervolgd worden.” — 2 Timotheüs 3:12.
2 Niet dat Jehovah’s Getuigen eropuit zijn vervolgd te worden en ook scheppen zij geen behagen in de moeilijkheden — boetes, gevangenzettingen of hardvochtige bejegening — waarmee vervolging gepaard kan gaan. Zij willen graag ’een kalm en rustig leven leiden’, zodat zij het goede nieuws van Gods koninkrijk onbelemmerd kunnen prediken (1 Timotheüs 2:1, 2). Zij waarderen de religieuze vrijheid die zij in de meeste landen genieten om hun aanbidding te blijven beoefenen, en gewetensvol doen zij wat zij kunnen om „vredelievend [te zijn] jegens alle mensen”, met inbegrip van de heersers van menselijke regeringen (Romeinen 12:18; 13:1-7). Waarom zijn zij dan „voorwerpen van haat”?
3. Wat is één reden waarom Jehovah’s Getuigen ten onrechte worden gehaat?
3 In feite worden Jehovah’s Getuigen om dezelfde redenen ten onrechte gehaat als waarom de vroege christenen werden vervolgd. In de eerste plaats handelen Jehovah’s Getuigen overeenkomstig hun geloofsovertuiging op manieren die hen in de ogen van sommigen impopulair maken. Zij prediken bijvoorbeeld ijverig het goede nieuws van Gods koninkrijk, maar vaak vatten mensen hun ijver verkeerd op en bezien hun prediking als „agressief proselitisme”. (Vergelijk Handelingen 4:19, 20.) Ook zijn zij neutraal ten aanzien van de politiek en de oorlogen van de natiën, en soms heeft men dit ten onrechte opgevat als zou het betekenen dat de Getuigen deloyale burgers zijn. — Micha 4:3, 4.
4, 5. (a) Hoe zijn Jehovah’s Getuigen het doelwit van valse beschuldigingen geweest? (b) Wie zijn vaak de voornaamste aanstichters van de vervolging van Jehovah’s dienstknechten?
4 In de tweede plaats zijn Jehovah’s Getuigen het doelwit geweest van valse beschuldigingen — schaamteloze leugens en verdraaide voorstellingen van hun geloofsopvattingen. Als gevolg hiervan zijn zij in sommige landen het voorwerp geweest van ongerechtvaardigde aanvallen. Omdat zij een bloedvrije medische behandeling verkiezen die strookt met hun wens gehoorzaam te zijn aan het bijbelse gebod om zich ’van bloed te onthouden’, heeft men hen bovendien ten onrechte als „kindermoordenaars” en „een zelfmoordsekte” bestempeld (Handelingen 15:29). In werkelijkheid kennen Jehovah’s Getuigen het leven echter een hoge waarde toe, en zij trachten de best mogelijke medische zorg voor zichzelf en hun kinderen te verkrijgen. De beschuldiging dat er ieder jaar een groot aantal kinderen van Jehovah’s Getuigen als gevolg van het weigeren van bloedtransfusie sterft, is volkomen ongefundeerd. En omdat de bijbelse waarheid niet op alle gezinsleden dezelfde uitwerking heeft, zijn de Getuigen er ook van beschuldigd gezinnen te ontwrichten. Degenen die Jehovah’s Getuigen kennen, weten echter dat zij een hoge achting hebben voor het gezinsleven en zich trachten te houden aan de bijbelse geboden die voorschrijven dat een man en zijn vrouw elkaar liefhebben en respecteren en dat kinderen hun ouders gehoorzamen, of dezen nu gelovigen zijn of niet. — Efeziërs 5:21–6:3.
5 De voornaamste aanstichters van de vervolging van Jehovah’s dienstknechten blijken in veel gevallen religieuze tegenstanders te zijn die hun invloed bij politieke autoriteiten en de media hebben aangewend in een poging de activiteiten van de Getuigen te onderdrukken. Hoe dienen wij, Jehovah’s Getuigen, te reageren op dergelijke tegenstand — of deze nu een gevolg is van onze geloofsopvattingen en gebruiken of van valse beschuldigingen?
„Laat uw redelijkheid aan alle mensen bekend worden”
6. Waarom is het belangrijk een evenwichtige zienswijze te hebben met betrekking tot personen buiten de christelijke gemeente?
6 Enerzijds moeten wij de juiste zienswijze — Jehovah’s zienswijze — hebben met betrekking tot degenen die onze religieuze overtuiging niet delen. Anders zouden wij ons onnodig vijandschap of smaad van anderen op de hals kunnen halen. „Laat uw redelijkheid aan alle mensen bekend worden”, schreef de apostel Paulus (Filippenzen 4:5). De bijbel moedigt ons derhalve aan een evenwichtige kijk te hebben op personen buiten de christelijke gemeente.
7. Wat houdt het in ons ’onbevlekt van de wereld te bewaren’?
7 Anderzijds vermaant de Schrift ons heel duidelijk ’onszelf onbevlekt van de wereld te bewaren’ (Jakobus 1:27; 4:4). De term „wereld” heeft hier, zoals op veel plaatsen in de bijbel, betrekking op het overgrote deel der mensheid met uitzondering van ware christenen. Wij leven temidden van deze mensenmaatschappij; op ons werk, op school en in de buurt waar wij wonen, komen wij met deze mensen in contact (Johannes 17:11, 15; 1 Korinthiërs 5:9, 10). Toch bewaren wij ons onbevlekt van de wereld door ons verre te houden van houdingen, spraak en gedragingen die in strijd zijn met Gods rechtvaardige wegen. Het is ook van het grootste belang het gevaar te onderkennen van nauwe omgang met deze wereld, vooral met degenen die blijk geven van volslagen minachting voor Jehovah’s maatstaven. — Spreuken 13:20.
8. Waarom geeft de raad ons onbevlekt van de wereld te bewaren, ons geen enkele basis om op anderen neer te kijken?
8 De raad om onszelf onbevlekt van de wereld te bewaren, geeft ons echter geen enkele basis om degenen die geen getuigen van Jehovah zijn categorisch te kleineren (Spreuken 8:13). Herinnert u zich nog het voorbeeld van de joodse religieuze leiders, dat in het voorgaande artikel is besproken? De vorm van aanbidding die zij ontwikkelden, won geen gunst bij Jehovah en ook droeg ze niet bij tot goede betrekkingen met niet-joden (Mattheüs 21:43, 45). Vanuit hun zelfrechtvaardige hoge positie keken deze fanatieke mannen neer op de heidenen. Wij houden er niet zo’n bekrompen zienswijze op na door niet-Getuigen met minachting te bejegenen. Net als de apostel Paulus willen wij graag dat allen die de bijbelse waarheidsboodschap horen, Gods gunst verwerven. — Handelingen 26:29; 1 Timotheüs 2:3, 4.
9. Welke uitwerking dient een evenwichtige, schriftuurlijke zienswijze te hebben op de manier waarop wij over personen spreken die onze geloofsopvattingen niet delen?
9 Een evenwichtige, schriftuurlijke zienswijze dient invloed uit te oefenen op de manier waarop wij over niet-Getuigen spreken. Paulus droeg Titus op de christenen op het eiland Kreta eraan te herinneren „over niemand nadelig te spreken, niet strijdlustig te zijn, redelijk te zijn en alle zachtaardigheid jegens alle mensen aan de dag te leggen” (Titus 3:2). Merk op dat christenen over „niemand” nadelig mochten spreken, ook niet over de niet-christenen op Kreta, van wie sommigen als leugenaars en luie veelvraten bekendstonden (Titus 1:12). Het zou dus onschriftuurlijk zijn in kleinerende termen over mensen te spreken die onze geloofsopvattingen niet delen. Een superieure houding zal hen niet tot Jehovah’s aanbidding aantrekken. Wanneer wij anderen daarentegen in harmonie met de redelijke beginselen van Jehovah’s Woord bezien en bejegenen, zullen wij ’de leer van God sieren’. — Titus 2:10.
Wanneer zich stil te houden, wanneer te spreken
10, 11. Hoe gaf Jezus er blijk van te weten wanneer het (a) „een tijd om zich stil te houden” en (b) „een tijd om te spreken” was?
10 Er is „een tijd om zich stil te houden en een tijd om te spreken”, zegt Prediker 3:7. De moeilijkheid is in zo’n geval: vast te stellen wanneer tegenstanders genegeerd moeten worden en wanneer wij openlijk moeten spreken om ons geloof te verdedigen. Wij kunnen veel leren van het voorbeeld van iemand die altijd een volmaakt onderscheidingsvermogen aan de dag heeft gelegd — Jezus (1 Petrus 2:21). Hij wist wanneer het ’een tijd was om zich stil te houden’. Zo ’gaf Jezus geen enkel antwoord’ toen de overpriesters en de oudere mannen hem tijdens zijn berechting door Pilatus valselijk beschuldigden (Mattheüs 27:11-14). Hij wilde niets zeggen waardoor belemmerd zou worden dat Gods wil ten aanzien van hem werd volbracht. In plaats daarvan verkoos hij hetgeen algemeen over hem bekend was, voor zichzelf te laten spreken. Hij wist dat zelfs de waarheid hun trotse geest en hart niet zou veranderen. Daarom negeerde hij hun beschuldiging en weigerde hij zijn doelbewuste zwijgen te verbreken. — Jesaja 53:7.
11 Jezus wist echter ook wanneer het ’een tijd was om te spreken’. Soms sprak hij zijn critici onomwonden en openlijk tegen en weerlegde hij hun valse beschuldigingen. Toen de schriftgeleerden en Farizeeën hem bijvoorbeeld ten overstaan van een menigte in diskrediet trachtten te brengen door hem ervan te beschuldigen demonen door bemiddeling van Beëlzebub uit te werpen, verkoos Jezus de valse beschuldiging niet over zijn kant te laten gaan. Met een vernietigende logica en een krachtige illustratie stelde hij de leugen aan de kaak (Markus 3:20-30; zie ook Mattheüs 15:1-11; 22:17-21; Johannes 18:37). Een soortgelijke situatie deed zich voor toen Jezus na zijn verraad en arrestatie voor het Sanhedrin werd gesleept en de hogepriester Kajafas hem arglistig dwong antwoord te geven op zijn vraag: „Ik stel u onder ede bij de levende God, ons te zeggen of gij de Christus, de Zoon van God, zijt!” Ook nu was het „een tijd om te spreken”, want blijven zwijgen zou uitgelegd kunnen worden als een loochening van het feit dat hij de Christus was. Daarom antwoordde Jezus: „Ik ben het.” — Mattheüs 26:63, 64; Markus 14:61, 62.
12. Welke omstandigheden bewogen Paulus en Barnabas ertoe om in Ikonium met vrijmoedigheid te spreken?
12 Beschouw ook eens het voorbeeld van Paulus en Barnabas. In Handelingen 14:1, 2 staat: „In Ikonium . . . gingen zij samen de synagoge van de joden binnen en spraken er op zulk een wijze, dat een grote menigte van zowel joden als Grieken gelovig werd. Maar de joden die niet geloofden, hitsten de zielen der mensen uit de natiën op en beïnvloedden hen ten kwade tegen de broeders.” The New English Bible luidt: „Maar de onbekeerde joden hitsten de heidenen op en vergiftigden hun geest tegen de christenen.” Zich er niet toe beperkend zelf de boodschap te verwerpen, ondernamen de joodse tegenstanders een lastercampagne, in een poging bij de heidense bevolking vooroordeel tegen de christenen te wekken.a Wat moeten zij het christendom intens gehaat hebben! (Vergelijk Handelingen 10:28.) Nu was het, zo meenden Paulus en Barnabas, „een tijd om te spreken”, opdat de nieuwe discipelen niet door de openbare smaad ontmoedigd zouden raken. „Daarom brachten zij [Paulus en Barnabas] er geruime tijd door en spraken met vrijmoedigheid krachtens de autoriteit van Jehovah”, die zijn goedkeuring toonde door hun de kracht te schenken om wonderbare tekenen te verrichten. Dit had tot gevolg dat ’sommigen voor de joden waren maar anderen voor de apostelen’. — Handelingen 14:3, 4.
13. Wanneer is het, wanneer wij met smaad te maken hebben, gewoonlijk „een tijd om zich stil te houden”?
13 Hoe dienen wij dus te reageren wanneer wij worden gesmaad? Dat hangt helemaal van de omstandigheden af. Sommige situaties vereisen dat wij het beginsel toepassen dat er ’een tijd is om zich stil te houden’. Dit is vooral het geval wanneer verstokte tegenstanders proberen ons in zinloze twistgesprekken te betrekken. Wij moeten niet vergeten dat sommige mensen de waarheid gewoon niet willen weten (2 Thessalonicenzen 2:9-12). Proberen te redeneren met personen in wier trotse hart het ongeloof zich stevig heeft verankerd, is nutteloos. Meer dan dat, als wij geheel zouden opgaan in twistgesprekken met iedere valse beschuldiger die ons aanvalt, zouden wij afgeleid kunnen worden van een veel belangrijker en lonender activiteit — het helpen van rechtgeaarde mensen die de bijbelse waarheid werkelijk willen leren kennen. Wanneer wij dus met tegenstanders te maken krijgen die eropuit zijn leugens over ons rond te strooien, luidt de geïnspireerde raad: „Mijdt hen.” — Romeinen 16:17, 18; Mattheüs 7:6.
14. Op welke manieren kunnen wij ons geloof tegenover anderen verdedigen?
14 Dit wil natuurlijk niet zeggen dat wij ons geloof niet verdedigen. Er is per slot van rekening ook „een tijd om te spreken”. Wij bekommeren ons terecht om oprechte mensen die aan lasterlijke kritiek op ons hebben blootgestaan. Wij zijn bereid om anderen een duidelijke uitleg te geven van onze oprechte overtuiging; wij grijpen die gelegenheid zelfs aan. Petrus schreef: „Heiligt de Christus als Heer in uw hart, altijd gereed u te verdedigen voor een ieder die van u een reden verlangt voor de hoop die in u is, maar doet dit met zachtaardigheid en diepe achting” (1 Petrus 3:15). Wanneer oprecht geïnteresseerde personen bewijzen vragen voor de geloofsopvattingen die ons dierbaar zijn en vragen hebben over de door tegenstanders geuite valse beschuldigingen, is het onze verantwoordelijkheid ons geloof te verdedigen en deugdelijke bijbelse antwoorden te verschaffen. Bovendien kan ons voortreffelijke gedrag boekdelen spreken. Wanneer onbevooroordeelde waarnemers opmerken dat wij werkelijk in harmonie met Gods rechtvaardige maatstaven trachten te leven, kunnen zij gemakkelijk inzien dat de tegen ons ingebrachte beschuldigingen onwaar zijn. — 1 Petrus 2:12-15.
Hoe staat het met lasterlijke publiciteit?
15. Uit welk voorbeeld blijkt onder andere hoe Jehovah’s Getuigen het doelwit van verdraaide informatie in de media zijn geweest?
15 Af en toe zijn Jehovah’s Getuigen het doelwit van vervormde informatie in de media. Op 1 augustus 1997 publiceerde een Russische krant bijvoorbeeld een lasterlijk artikel waarin onder andere werd beweerd dat de Getuigen categorisch van hun leden verlangen dat zij ’hun vrouw, man en ouders verwerpen als dezen geen begrip hebben voor hun geloof en het niet delen’. Iedereen die Jehovah’s Getuigen werkelijk kent, weet dat de beschuldiging vals is. De bijbel geeft te kennen dat christenen ongelovige gezins- en familieleden met liefde en respect moeten bejegenen, en de Getuigen doen hun best zich aan die aanwijzingen te houden (1 Korinthiërs 7:12-16; 1 Petrus 3:1-4). Toch werd het artikel gedrukt, zodat veel lezers onjuist werden geïnformeerd. Hoe kunnen wij ons geloof verdedigen wanneer wij valselijk beschuldigd worden?
16, 17, en kader op bladzijde 16. (a) Wat heeft De Wachttoren eens over reageren op onjuiste informatie in de media gezegd? (b) Onder welke omstandigheden zouden Jehovah’s Getuigen op negatieve berichten in de media kunnen reageren?
16 Ook in zo’n geval is er „een tijd om zich stil te houden en een tijd om te spreken”. De Wachttoren drukte het eens als volgt uit: „Of wij onjuiste informatie in de media negeren of de waarheid met behulp van passende middelen verdedigen, hangt af van de omstandigheden, degene van wie de kritiek afkomstig is en de bedoeling die hij ermee heeft.” In sommige gevallen is het wellicht het beste negatieve berichten te negeren om aldus geen verdere publiciteit te geven aan de leugens.
17 In andere gevallen kan het ’een tijd zijn om te spreken’. Een betrouwbare journalist of verslaggever kan onjuist geïnformeerd zijn over Jehovah’s Getuigen en openstaan voor waarheidsgetrouwe inlichtingen over ons. (Zie het kader „Een verkeerde voorstelling van zaken rechtzetten”.) Als negatieve berichten in de media vooroordeel wekken waardoor ons predikingswerk wordt belemmerd, kunnen vertegenwoordigers van het bijkantoor van het Wachttorengenootschap het initiatief nemen om de waarheid op een of andere passende wijze te verdedigen.b Bekwame ouderlingen zouden bijvoorbeeld de toewijzing kunnen ontvangen om de feiten te presenteren, zoals in een tv-programma, waar niet komen opdagen zou kunnen impliceren dat Jehovah’s Getuigen geen weerwoord hebben. Afzonderlijke Getuigen zijn zo verstandig om in dergelijke kwesties de aanwijzingen van het Wachttorengenootschap en zijn vertegenwoordigers te volgen. — Hebreeën 13:17.
Het goede nieuws wettelijk verdedigen
18. (a) Waarom hebben wij geen toestemming van menselijke regeringen nodig om te prediken? (b) Welke handelwijze volgen wij wanneer ons geen toestemming wordt gegeven om te prediken?
18 Onze machtiging om het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken, is uit de hemel afkomstig. Jezus, die ons heeft opgedragen dit werk te doen, heeft „alle autoriteit in de hemel en op aarde” ontvangen (Mattheüs 28:18-20; Filippenzen 2:9-11). Wij hebben dus niet de toestemming van menselijke regeringen nodig om te prediken. Niettemin erkennen wij dat het genieten van religieuze vrijheid bevorderlijk is voor de verbreiding van de Koninkrijksboodschap. In landen waar wij de vrijheid hebben om onze aanbidding te blijven beoefenen, zullen wij ons van het juridische apparaat bedienen om deze vrijheid te beschermen. Waar ons deze vrijheid is ontzegd, zullen wij, binnen het raamwerk van de wet, trachten die te verwerven. Wij stellen ons geen maatschappelijke hervormingen ten doel, maar „het verdedigen en wettelijk bevestigen van het goede nieuws”.c — Filippenzen 1:7.
19. (a) Waartoe kan het leiden wanneer wij ’God terugbetalen wat van God is’? (b) Wat zijn wij vastbesloten te doen?
19 Als Jehovah’s Getuigen erkennen wij Jehovah als de Universele Soeverein. Zijn wet komt op de eerste plaats. Wij gehoorzamen gewetensvol menselijke regeringen, waardoor wij ’caesar terugbetalen wat van caesar is’. Maar wij zullen niet toelaten dat ook maar iets ons ervan afbrengt ons te kwijten van een veel belangrijker verantwoordelijkheid — ’het terugbetalen aan God wat van God is’ (Mattheüs 22:21). Wij begrijpen ten volle dat wij ons hierdoor tot „voorwerpen van haat” voor de natiën maken, maar wij aanvaarden dit als iets wat deel uitmaakt van de kosten waarmee het discipelschap gepaard gaat. De juridische geschiedenis van Jehovah’s Getuigen in de twintigste eeuw vormt een getuigenis van ons vaste besluit ons geloof te verdedigen. Met Jehovah’s hulp en steun zullen wij ’zonder ophouden het goede nieuws onderwijzen en bekendmaken’. — Handelingen 5:42.
[Voetnoten]
a Matthew Henry’s Commentary on the Whole Bible legt uit dat de joodse tegenstanders „zich bewust ten doel stelden dezulken [heidenen], allen met wie zij slechts enigszins bekend waren, op te zoeken, teneinde alles tot hen te zeggen wat hun schranderheid of hun kwaadwilligheid kon bedenken, om hun niet alleen een gering, maar een slecht denkbeeld te geven van het christendom”.
b Nadat het (in paragraaf 15 genoemde) lasterlijke artikel in de Russische krant was gepubliceerd, deden Jehovah’s Getuigen een beroep op de Presidentiële Rechtskamer voor Mediageschillen van de Russische Federatie met een verzoek de in het artikel gepubliceerde valse beschuldigingen te beoordelen. Onlangs deed het hof een uitspraak waarin de krant wegens het drukken van het lasterlijke artikel krachtig werd berispt. — Zie de Ontwaakt! van 22 november 1998, blz. 26, 27.
c Zie het artikel „Het goede nieuws wettelijk beschermen”, op blz. 19-22.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Waarom zijn Jehovah’s Getuigen „voorwerpen van haat”?
◻ Hoe dienen wij degenen te bezien die onze geloofsovertuiging niet delen?
◻ Welk evenwichtige voorbeeld heeft Jezus gegeven wanneer hij met tegenstanders te maken kreeg?
◻ Hoe kunnen wij, wanneer wij worden gesmaad, het beginsel toepassen dat er ’een tijd is om zich stil te houden en een tijd om te spreken’?
[Kader op blz. 16]
EEN VERKEERDE VOORSTELLING VAN ZAKEN RECHTZETTEN
„In Yacuiba in Bolivia trof een plaatselijke evangelische groepering regelingen om een tv-station een film te laten vertonen die kennelijk door afvalligen was gemaakt. Gezien de ongunstige uitwerking van dat programma besloten de ouderlingen twee tv-stations te bezoeken met het aanbod te betalen om voor het publiek video’s van het Genootschap te vertonen: Jehovah’s Getuigen — De organisatie achter de naam en de twee beschikbare delen van de serie De bijbel — Een boek met feiten en profetieën. Na de video’s van het Genootschap gezien te hebben, werd de eigenaar van een radiostation verontwaardigd over de verkeerde voorstelling van zaken in het programma van de afvalligen en bood aan gratis korte aankondigingen voor Jehovah’s Getuigen te doen in verband met hun komende districtscongres. Het aantal aanwezigen was ongewoon hoog, en veel oprechte mensen begonnen eerlijke vragen te stellen als de Getuigen hen in de bediening bezochten.” — Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1997, blz. 61, 62.
[Illustratie op blz. 17]
Soms weerlegde Jezus de valse beschuldigingen van zijn critici openlijk