Vragen van lezers
◼ Aanvaarden Jehovah’s Getuigen injecties met een bloedfractie, zoals immunoglobuline of albumine?
Sommigen van hen doen dit inderdaad; zij zijn van mening dat de Schrift zich niet duidelijk uitspreekt tegen het aanvaarden van een injectie met een kleine fractie, of component, die wordt verkregen uit bloed.
Toen de Schepper voor het eerst een wet betreffende bloed uitvaardigde, legde hij de hele mensheid de verplichting op het tot zich nemen van bloed te vermijden: „Al het zich bewegende gedierte dat leeft, mag u tot voedsel dienen . . . Alleen vlees met zijn ziel — zijn bloed — moogt gij niet eten” (Genesis 9:3, 4). Bloed was heilig en kon daarom alleen als offer worden gebruikt. Als het niet op die manier werd aangewend, moest het op de grond worden uitgegoten. — Leviticus 17:13, 14; Deuteronomium 12:15, 16.
Dit was geen louter tijdelijke restrictie voor joden. De noodzaak zich te onthouden van bloed, werd opnieuw beklemtoond voor christenen (Handelingen 21:25). Om hen heen in het Romeinse Rijk werd Gods wet algemeen overtreden, aangezien men voedsel at dat was bereid met bloed. De wet werd ook overtreden om „medische” redenen; Tertullianus bericht dat sommigen bloed dronken in de mening dat het vallende ziekte kon genezen, en hij heeft het over ’gulzig opslurpen van het verse bloed van in de arena gedode misdadigers’. Hij voegde eraan toe: „Laat uw dwaling zich schamen voor ons Christenen, die zelfs het bloed van dieren niet als geoorloofd voedsel beschouwen.” Jehovah’s Getuigen in deze tijd zijn net zo vastbesloten om Gods wet niet te overtreden, ongeacht hoe gewoon het voor anderen is om voedsel te eten waarin bloed is verwerkt. In de jaren ’40 kwamen bloedtransfusies in zwang en de Getuigen zagen in dat het gehoorzamen van God vereiste dat zij ook bloedtransfusies meden, zelfs als artsen erop aandrongen.
Aanvankelijk werd bij de meeste transfusies volledig, ’vol’, bloed toegediend. Later begonnen onderzoekers bloed te scheiden in zijn belangrijkste componenten, want artsen kwamen tot de conclusie dat een bepaalde patiënt wellicht niet alle bloedbestanddelen nodig had. Als zij hem slechts één component gaven, zou dat voor hem minder riskant zijn, terwijl de artsen meer konden doen met het beschikbare bloed.
Menselijk bloed kan gescheiden worden in donker, uit cellen bestaand materiaal en een geelachtige vloeistof (bloedplasma of -serum). Het cellulaire deel (45 volumeprocent) bestaat uit wat gewoonlijk rode cellen, witte cellen en bloedplaatjes worden genoemd. De andere 55 procent is het plasma. Dit is voor 90 procent water, maar het bevat kleine hoeveelheden van vele eiwitten, hormonen, zouten en enzymen. In deze tijd wordt veel van het door donors afgestane bloed gescheiden in de belangrijkste componenten. Eén patiënt krijgt misschien een transfusie van plasma (misschien FFP, vers diepgevroren plasma) om shock te behandelen. Maar een patiënt met bloedarmoede zou een geconcentreerde suspensie van rode cellen kunnen krijgen, dat wil zeggen, rode bloedcellen die waren bewaard en dan in een vloeistof als transfusie worden gegeven. Ook bloedplaatjes en witte cellen worden wel gegeven, maar minder vaak.
In bijbelse tijden hadden mensen niet zulke methoden bedacht om deze componenten te gebruiken. God gebood eenvoudig: ’Onthoud u van bloed’ (Handelingen 15:28, 29). Maar waarom zou iemand denken dat het verschil maakte of het vol bloed betrof of bloed dat was gescheiden in deze componenten? Hoewel sommigen bloed dronken, weigerden christenen dat, ook al betekende het hun dood. Denkt u dat zij anders zouden hebben gereageerd als iemand bloed had opgevangen, het had laten staan zodat het zich had uitgesplitst en hun dan alleen de bloedwei of alleen de gestolde massa, misschien in bloedworst, had aangeboden? Beslist niet! Vandaar dat Jehovah’s Getuigen geen transfusies aanvaarden van vol bloed noch van zijn belangrijkste componenten (rode cellen, witte cellen, bloedplaatjes of plasma) die voor een soortgelijk doel worden aangewend.
Zoals de vraag al doet uitkomen, hebben geleerden echter kennis verworven omtrent speciale bloedfracties en hoe deze te gebruiken. Een vaak voorkomend punt betreft de plasma-eiwitten — globulinen, albumine en fibrinogeen. Waarschijnlijk het meest wijdverbreide therapeutische gebruik betreft inspuiting met immunoglobuline. Waarom wordt dat toegediend?
Uw lichaam kan antistoffen produceren tegen bepaalde ziekten, hetgeen u een actieve immuniteit verleent. Dit vormt de basis voor het van tevoren inenten met een vaccin (toxoied) tegen polio, de bof, rode hond (rubella), difterie-tetanus-kinkhoest en tyfus. Als iemand echter onlangs is blootgesteld aan bepaalde ernstige ziekten, kunnen artsen inspuiting aanbevelen met een serum (antitoxine) om hem onmiddellijke passieve immuniteit te geven. Tot voor kort werden dergelijke injecties bereid door immunoglobuline, dat antilichamen bevat, te verkrijgen van iemand die al immuun is.a De passieve immuniteit die met deze injectie wordt verworven, is niet permanent, omdat de geïnjecteerde antistoffen na verloop van tijd uit het lichaam verdwijnen.
Met het oog op het gebod ’zich te onthouden van bloed’ zijn sommige christenen van mening dat zij geen injectie met immunoglobuline kunnen aanvaarden, ook al betreft het dan alleen maar een bloedfractie. Hun standpunt is duidelijk en eenvoudig — geen bloedbestanddeel in enige vorm of hoeveelheid.
Anderen zijn van mening dat een serum (antitoxine) zoals immunoglobuline, dat slechts een zeer kleine fractie van het bloedplasma van een donor bevat en dat wordt gebruikt om hun verdediging tegen ziekte te versterken, niet hetzelfde is als een levenonderhoudende bloedtransfusie. Hun geweten verbiedt hun dus misschien niet immunoglobuline of soortgelijke fracties te aanvaarden.b Zij komen wellicht tot de slotsom dat voor hen de beslissing voornamelijk zal afhangen van de vraag of zij bereid zijn de gezondheidsrisico’s te aanvaarden die vastzitten aan een injectie met een produkt dat is verkregen uit het bloed van anderen.
Het is betekenisvol dat het bloedvatenstelsel van een zwangere vrouw los staat van dat van de foetus in haar baarmoeder; hun bloedtypen zijn vaak verschillend. De moeder geeft haar bloed niet door aan de foetus. Gevormde elementen (cellen) van het bloed van de moeder passeren de moederkoekbarrière niet en komen niet in het bloed van de foetus, noch gebeurt dat met het plasma op zich. Als bij het een of andere letsel het bloed van de moeder en dat van de foetus zich vermengen, kunnen daar later zelfs problemen het gevolg van zijn (Rh- of ABO-incompatibiliteit). Sommige substanties uit het plasma komen echter wel door deze barrière in de bloedsomloop van de foetus. Zijn daar plasma-eiwitten zoals immunoglobuline en albumine bij? Ja, met sommige hiervan is dit inderdaad het geval.
Een zwangere vrouw heeft een actief mechanisme waardoor er wat immunoglobuline uit het bloed van de moeder in dat van de foetus komt. Omdat deze natuurlijke verplaatsing van antilichamen naar de foetus in alle zwangerschappen voorkomt, worden baby’s geboren met een mate van normale beschermende immuniteit tegen bepaalde infecties.
Iets soortgelijks geldt voor albumine, die door artsen wellicht wordt voorgeschreven als behandeling tegen shock of bepaalde andere aandoeningen.c Onderzoekers hebben bewezen dat ook albumine uit het plasma, minder effectief weliswaar, door de placenta (moederkoek) van moeder naar foetus wordt getransporteerd.
Dat sommige eiwitfracties uit het plasma op natuurlijke wijze overgaan in het bloedvatenstelsel van een ander individu (de foetus), kan een verder punt van overweging vormen voor een christen wanneer hij beslist of hij eventueel immunoglobuline, albumine of soortgelijke injecties met een plasmafractie kan aanvaarden. De een kan van mening zijn dat hij dat met een goed geweten kan doen; een ander is misschien van mening dat hij dat niet kan. Ieder moet in de aangelegenheid een persoonlijke beslissing nemen voor het aangezicht van God.
[Voetnoten]
a Met recombinante DNA-techniek ontwikkelen geleerden soortgelijke produkten die niet van bloed worden gemaakt.
b Een voorbeeld is Rh-immunoglobuline, dat artsen kunnen aanbevelen wanneer er Rh-incompatibiliteit bestaat tussen een vrouw en haar vrucht. Een ander is Factor VIII, dat wordt toegediend aan hemofiliepatiënten.
c Bewijsmateriaal laat zien dat vloeistoffen die geen bloed bevatten en alleen als volumesubstituten fungeren (zoals hetastarch), heel doeltreffend kunnen zijn in de behandeling van shock en andere aandoeningen waar voorheen een oplossing met albumine gebruikt zou zijn.