Bijbelboek nummer 20 — Spreuken
Sprekers: Salomo, Agur, Lemuël
Waar geschreven: Jeruzalem
Geschrift voltooid: ca. 717 v.G.T.
1. Welke wijsheid is in het boek Spreuken te vinden?
TOEN Salomo, de zoon van David, in 1037 v.G.T. koning van Israël werd, bad hij tot Jehovah om „wijsheid en kennis” teneinde ’dit grote volk te kunnen richten’. In antwoord op zijn verzoek gaf Jehovah hem ’kennis en wijsheid en een verstandig hart’ (2 Kron. 1:10-12; 1 Kon. 3:12; 4:30, 31). Als gevolg hiervan ’sprak Salomo drieduizend spreuken’ (1 Kon. 4:32). Een deel van deze gesproken wijsheid werd in het bijbelboek Spreuken opgetekend. Daar Salomo’s wijsheid in werkelijkheid de wijsheid was „die God in zijn hart had gelegd”, bestuderen wij feitelijk de wijsheid van Jehovah God wanneer wij ons in Spreuken verdiepen (1 Kon. 10:23, 24). Deze spreuken zijn samenvattingen van eeuwige waarheden. Ze zijn nu nog even actueel als toen ze voor het eerst werden uitgesproken.
2. Waarom was Salomo’s tijd een passende tijd voor het verschaffen van de goddelijke leiding in het boek Spreuken?
2 De regering van Salomo was een passende tijd voor het verschaffen van deze goddelijke leiding. Van Salomo werd gezegd dat hij „op Jehovah’s troon” zat. Het theocratische koninkrijk Israël genoot zijn grootste bloei, en Salomo werd met ongekende „koninklijke waardigheid” begunstigd (1 Kron. 29:23, 25). Het was een tijd van vrede en overvloed, een tijd van zekerheid (1 Kon. 4:20-25). Niettemin had het volk door menselijke onvolmaaktheden zelfs onder die theocratische heerschappij nog zijn persoonlijke problemen en moeilijkheden. Dat het volk naar de wijze koning Salomo zou opzien om hen te helpen hun problemen op te lossen, is begrijpelijk (1 Kon. 3:16-28). Terwijl hij in deze vele gevallen rechtsprak, uitte hij spreekwoorden die pasten bij de vele levensomstandigheden die zich van dag tot dag voordeden. Deze korte maar indrukwekkende spreekwoorden werden door degenen die hun leven in overeenstemming wilden brengen met de wil van God, ten zeerste op prijs gesteld.
3. Hoe werden de Spreuken samengesteld?
3 Het verslag zegt niet dat Salomo de Spreuken heeft geschreven. Er wordt echter wel in vermeld dat hij spreuken ’sprak’, en ook dat „hij . . . een grondig onderzoek [instelde], om veel spreuken welgeordend samen te stellen”, waaruit blijkt dat hij er belang in stelde spreuken voor later gebruik te bewaren (1 Kon. 4:32; Pred. 12:9). In de tijd van David en Salomo stonden in de registers van hofbeambten officiële secretarissen vermeld (2 Sam. 20:25; 2 Kon. 12:10). Of deze schrijvers aan zijn hof zijn spreuken hebben opgeschreven en verzameld, weten wij niet, maar de uitspraken van regeerders van zijn kaliber werden altijd hoog aangeslagen en doorgaans opgetekend. Men is het er algemeen over eens dat het boek een verzameling is die uit andere verzamelingen is samengesteld.
4. (a) Hoe wordt het boek Spreuken over het algemeen ingedeeld? (b) Bij wie hebben verreweg de meeste spreuken hun oorsprong gevonden?
4 Het boek Spreuken kan in vijf gedeelten worden ingedeeld. Dit zijn: (1) De hoofdstukken 1–9, die beginnen met de woorden: „De spreuken van Salomo, de zoon van David”; (2) de hoofdstukken 10–24, die als de „Spreuken van Salomo” worden omschreven; (3) de hoofdstukken 25–29, welk deel begint met de woorden: „Ook dit zijn de spreuken van Salomo, die de mannen van Hizkia, de koning van Juda, hebben overgeschreven”; (4) hoofdstuk 30, ingeleid als „De woorden van Agur, de zoon van Jake” en (5) hoofdstuk 31, waarin „De woorden van Lemuël, de koning, de gewichtige boodschap die zijn moeder hem bij wijze van correctie gaf”, zijn vervat. Verreweg de meeste spreuken vonden dus hun oorsprong bij Salomo. Over de identiteit van Agur en Lemuël is niets definitiefs bekend. Sommige commentators veronderstellen dat Lemuël wellicht een andere naam voor Salomo is geweest.
5. Wanneer werden de Spreuken geschreven en samengesteld?
5 Wanneer werden de Spreuken geschreven en samengesteld? Het grootste deel werd ongetwijfeld tijdens de regering van Salomo (1037–998 v.G.T.), vóór zijn afdwaling, opgetekend. Wegens de onzekerheid omtrent de identiteit van Agur en Lemuël is het niet mogelijk hun materiaal te dateren. Aangezien een van de verzamelingen tijdens de regering van Hizkia (745–717 v.G.T.) werd samengesteld, kan de definitieve bijeenbrenging niet vóór zijn regering hebben plaatsgevonden. Zijn de laatste twee gedeelten ook onder toezicht van koning Hizkia bijeengebracht? Als antwoord op deze vraag staat er een verhelderende voetnoot bij Spreuken 31:31 in de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen: „Sommige uitg[aven] van de Hebr[eeuwse] tekst hebben hier een trigrammaton, ofwel de drie letters chēth, zaʹjin en qōf (חזק), die als koning Hizkia’s handtekening onder het werk van zijn afschrijvers staan om te kennen te geven dat het werk voltooid was.”
6. Wat is een spreuk, en waarom is de Hebreeuwse titel van het boek passend?
6 In Hebreeuwse bijbels werd het boek eerst naar het aanvangswoord in het boek genoemd, namelijk misj·lēʹ, wat „spreuken” betekent. Misj·lēʹ is het meervoud, status constructus, van het Hebreeuwse zelfstandig naamwoord ma·sjalʹ, waarvan men algemeen aanneemt dat het is afgeleid van een grondwoord dat „gelijk zijn” of „vergelijkbaar zijn” betekent. Deze uitdrukkingen beschrijven heel goed de inhoud van het boek, want spreuken zijn kernachtige gezegden waarin vaak van gelijkenissen of vergelijkingen gebruik wordt gemaakt en die ten doel hebben de toehoorder aan het denken te zetten. De korte vorm van de spreuken maakt ze gemakkelijk te volgen en interessant, en in deze vorm worden ze gemakkelijk onderwezen, geleerd en onthouden. De gedachte blijft hangen.
7. Wat moet over de stijl van het boek Spreuken worden opgemerkt?
7 De in het boek gebruikte stijl is ook bijzonder interessant, want het boek is in Hebreeuwse poëtische stijl geschreven. Het is voor het grootste deel opgebouwd in de parallelle dichtvorm. Bij deze dichtvorm is het niet zo dat de uitgangen van regels of verzen rijmen of gelijk van klank zijn. Ze bestaat daarin dat ritmische versregels parallelle gedachten of denkbeelden overbrengen. De schoonheid en onderwijzende kracht ervan schuilen in dit gedachtenritme. De gedachten kunnen synoniem of contrasterend zijn, maar de kracht van de parallel is aanwezig om de gedachte uit te breiden, over het denkbeeld uit te weiden en ervoor te zorgen dat de betekenis die in de gedachte opgesloten ligt, wordt overgebracht. Voorbeelden van het synoniem parallellisme zijn te vinden in Spreuken 11:25; 16:18 en 18:15, en voorbeelden van het vaker voorkomende antithetisch (contrasterend) parallellisme in Spreuken 10:7, 30; 12:25; 13:25 en 15:8. Een andere structuurvorm vinden wij helemaal aan het eind van het boek (Spr. 31:10-31). De 22 verzen daar zijn zo gerangschikt dat in het Hebreeuws elk vers met de volgende letter van het Hebreeuwse alfabet begint; dit is de acrostische stijl, die ook in een aantal psalmen wordt gebruikt. Wat schoonheid betreft is deze stijl in oude geschriften ongeëvenaard.
8. Hoe getuigt het feit dat de eerste christenen gebruik van de Spreuken maakten, van de authenticiteit van dit boek?
8 De authenticiteit van Spreuken blijkt ook uit het veelvuldige gebruik dat de eerste christenen van dit boek maakten wanneer zij gedragsregels uiteenzetten. Jakobus was klaarblijkelijk zeer vertrouwd met de Spreuken en gebruikte de fundamentele beginselen ervan in de door hem gegeven voortreffelijke raad voor christelijk gedrag. (Vergelijk Spreuken 14:29; 17:27 met Jakobus 1:19, 20; Spreuken 3:34 met Jakobus 4:6; Spreuken 27:1 met Jakobus 4:13, 14.) Rechtstreekse aanhalingen uit Spreuken zijn ook in de volgende passages te vinden: Romeinen 12:20 — Spreuken 25:21, 22; Hebreeën 12:5, 6 — Spreuken 3:11, 12; 2 Petrus 2:22 — Spreuken 26:11.
9. Hoe is het boek Spreuken in harmonie met de rest van de bijbel?
9 Bovendien blijkt het boek Spreuken in harmonie te zijn met de rest van de bijbel, waardoor wordt bewezen dat het een deel is van „de gehele Schrift”. Een vergelijking met de wet van Mozes, Jezus’ leer en de geschriften van Jezus’ discipelen en apostelen geeft een opvallende eenheid van gedachte te zien. (Zie Spreuken 10:16 — 1 Korinthiërs 15:58 en Galaten 6:8, 9; Spreuken 12:25 — Mattheüs 6:25; Spreuken 20:20 — Exodus 20:12 en Mattheüs 15:4.) Zelfs wanneer zulke punten worden aangeroerd als het toebereiden van de aarde voor bewoning door de mens, is er overeenstemming van gedachte met andere bijbelschrijvers. — Spr. 3:19, 20; Gen. 1:6, 7; Job 38:4-11; Ps. 104:5-9.
10, 11. Wat pleit nog meer voor de goddelijke inspiratie van het boek?
10 Wat ook voor de goddelijke inspiratie van het boek pleit, is de wetenschappelijke nauwkeurigheid ervan, of de spreuk nu over beginselen van de chemie, de geneeskunde of de gezondheid handelt. Spreuken 25:20 spreekt kennelijk over zuur-base-reacties. Spreuken 31:4, 5 stemt overeen met de hedendaagse wetenschappelijke ontdekkingen dat alcohol de denkprocessen vertraagt. Veel artsen en voedingsdeskundigen zijn het erover eens dat honing een gezond voedingsmiddel is, wat doet denken aan de spreuk: „Mijn zoon, eet honing, want hij is goed” (Spr. 24:13). Moderne bevindingen op het gebied van de psychosomatiek zijn voor Spreuken niet nieuw. „Een hart dat blij is, doet goed als geneesmiddel.” — 17:22; 15:17.
11 Ja, het boek Spreuken bestrijkt het terrein van menselijke behoeften en situaties zo volledig, dat één autoriteit verklaarde: „Er is geen betrekking in het leven waarvoor het passende onderricht ontbreekt, geen goede of kwade neiging zonder haar juiste aansporing of terechtwijzing. Het menselijk bewustzijn wordt overal in onmiddellijk verband met de Godheid gebracht, . . . en de mens wandelt als het ware in de tegenwoordigheid van zijn Maker en Rechter . . . Elk type mens vindt men in dit oude boek; en hoewel drieduizend jaar geleden geschetst, is het beeld nog altijd zo natuurgetrouw als was het nu naar zijn levende vertegenwoordiger getekend.” — Smiths Dictionary of the Bible, 1890, Deel III, blz. 2616.
DE INHOUD VAN SPREUKEN
12. (a) Uit welk samenhangende gedicht bestaat het eerste gedeelte van Spreuken? (b) Wat leert het met betrekking tot wijsheid en het menselijk gedrag? (c) Hoe geeft Spreuken 1:7 het thema voor het hele boek aan?
12 Het eerste gedeelte (1:1–9:18). Dit is een samenhangend gedicht dat bestaat uit korte gesprekken, als van een vader tot een zoon, die gaan over de noodzaak het hart, of de gehele innerlijke persoon, en ook de verlangens door wijsheid te laten leiden. Het leert de waarde van wijsheid en de zegeningen ervan: geluk, aangenaamheid, vrede en leven (1:33; 3:13-18; 8:32-35). Dit wordt tegenover het ontbreken van wijsheid en de gevolgen daarvan gesteld: lijden en ten slotte de dood (1:28-32; 7:24-27; 8:36). Het beschouwt de oneindig vele omstandigheden en mogelijkheden die zich in het leven voordoen en verschaft aldus een fundamentele studie van het menselijk gedrag en de huidige en toekomstige consequenties van dat gedrag. De woorden in Spreuken 1:7 geven het thema voor het hele boek aan: „De vrees voor Jehovah is het begin van kennis.” Uit alle daden moet blijken dat er rekening wordt gehouden met Jehovah. Voortdurend wordt de noodzaak herhaald Gods wetten niet te vergeten, zijn geboden nauwgezet te onderhouden en ze niet te verzaken.
13. Welke in het oog vallende elementen treffen wij in het hele eerste gedeelte van Spreuken aan?
13 De in het oog vallende elementen die wij in dit hele eerste gedeelte aantreffen, zijn praktische wijsheid, kennis, vrees voor Jehovah, streng onderricht en onderscheidingsvermogen. Er wordt gewaarschuwd voor slechte omgang, het verwerpen van Jehovah’s strenge onderricht en voor ongepaste betrekkingen met vreemde vrouwen (1:10-19; 3:11, 12; 5:3-14; 7:1-27). Tweemaal wordt de wijsheid beschreven als iets wat zich op openbare pleinen bevindt, en dus verkrijgbaar, beschikbaar is (1:20, 21; 8:1-11). Ze wordt gepersonifieerd en doet een dringend beroep op de onervarenen; ze werpt zelfs wat licht op de schepping van de aarde (1:22-33; 8:4-36). Wat een verbazingwekkend boek is het toch! Dit gedeelte eindigt met het beginthema ervan, dat ’de vrees voor Jehovah het begin van wijsheid is’ (9:10). Steeds wordt erin betoogd dat erkenning van Jehovah in al onze wegen, te zamen met ons vasthouden aan zijn rechtvaardigheid, de weg des levens is en ons voor zo veel kan behoeden wat ongewenst is.
14. Door welke contrasterende parallellismen dringen de praktische leringen uit Spreuken goed tot ons door?
14 Het tweede gedeelte (10:1–24:34). Hier vinden wij veel uitgelezen, losse stelregels waarin wijsheid van toepassing wordt gebracht op de ingewikkelde situaties van het leven. Door ons de juiste toepassingen te leren, wil dit gedeelte tot groter geluk en een aangename levenswijze bijdragen. Contrasten in de parallellismen zorgen ervoor dat deze leringen goed tot onze geest doordringen. Hier volgt een gedeeltelijke opsomming van de onderwerpen die alleen al in hoofdstuk 10, 11 en 12 worden beschouwd:
liefde contra haat
wijsheid contra dwaasheid
eerlijkheid contra bedrog
getrouwheid contra laster
waarheid contra leugens
edelmoedigheid contra terughouding
vlijt contra laksheid
wandelen in rechtschapenheid contra kromme wegen
goede raad contra gemis aan bekwaam beleid
bekwame vrouw contra vrouw die schandelijk handelt
rechtvaardigheid contra goddeloosheid
bescheidenheid contra overmoed
Deze lijst in relatie tot het dagelijks leven te beschouwen, moet ons ervan overtuigen dat Spreuken werkelijk een praktisch boek is!
15. Geef enkele voorbeelden van de verscheidenheid van menselijke situaties die in het boek Spreuken worden besproken.
15 In de rest van dit gedeelte (13:1–24:34) worden de herinneringen aan Jehovah’s maatstaven voortgezet, zodat wij inzicht en onderscheidingsvermogen kunnen hebben. Een opsomming van de grote verscheidenheid van menselijke situaties die worden besproken, zal tonen welk een uitgebreid terrein dit boek bestrijkt. Het is bijzonder nuttig deze bijbelse raad te hebben over het aannemen van een valse schijn, overmoed, trouw aan het gegeven woord, schranderheid, omgang, het corrigeren en opvoeden van kinderen, de menselijke zienswijze over wat juist is, langzaam tot toorn zijn, gunst betonen aan de ellendigen, oplichterij, gebed, bespotting, tevredenheid met de noodzakelijke levensbehoeften, trots, onrechtvaardige winst, steekpenningen, twist, zelfbeheersing, afzondering, zwijgen, partijdigheid, ruzie, nederigheid, weelde, de zorg voor vader en moeder, bedwelmende dranken, bedrog, eigenschappen van een vrouw, geschenken, lenen, uitlenen, vriendelijkheid, vertrouwen, eigendomsgrenzen, opbouw van het gezin, afgunst, wedervergelding, ijdelheid, een zacht antwoord, meditatie en ware metgezellen. Werkelijk een schat aan raad waartoe men zich voor deugdelijke leiding met betrekking tot alledaagse aangelegenheden kan wenden! Sommigen zal een aantal van deze punten misschien onbelangrijk toeschijnen, maar wat ons hierin opvalt is dat de bijbel ook in schijnbaar kleine dingen onze behoeften niet veronachtzaamt. In dit opzicht is Spreuken van onschatbare waarde.
16. Welke opbouwende raad wordt in het derde gedeelte van Spreuken gegeven?
16 Het derde gedeelte (25:1–29:27). Hierin wordt opbouwende raad gegeven over aangelegenheden als eer, geduld, vijanden, de houding tegenover verstandelozen, plezier hebben, vleierij, jaloezie, door een vriend veroorzaakte pijn, honger, laster, behartiging van verantwoordelijkheden, rente, het belijden van fouten, de gevolgen van een goddeloze heerschappij, arrogantie, de zegeningen van een rechtvaardige heerschappij, jeugdcriminaliteit, de behandeling van knechten, inzicht en hoe te handelen als er geen visioen is.
17. (a) Welke „gewichtige boodschap” maakt Agur bekend? (b) Welke verschillende groepjes van vier dingen beschrijft hij?
17 Het vierde gedeelte (30:1-33). Dit is „de gewichtige boodschap” die aan Agur wordt toegeschreven. Na een nederige erkenning van zijn eigen onbelangrijkheid spreekt de schrijver over het onvermogen van de mens om de aarde en wat zich erop bevindt, te scheppen. Hij zegt dat Gods Woord gelouterd is, en hij spreekt over God als een schild. Hij vraagt of het leugenachtige woord ver van hem gehouden mag worden en of hem noch rijkdom noch armoede mag worden gegeven. Hij beschrijft een onrein, trots en hebzuchtig geslacht dat kwaad over zijn ouders afsmeekt. Vier dingen die niet „Genoeg!” hebben gezegd, worden geïdentificeerd, samen met vier dingen die te moeilijk zijn om te bevatten (30:15, 16). De brutale wijze waarop een overspelige vrouw zich van schuld vrijspreekt wordt vermeld. Dan worden er vier dingen beschreven waaronder de aarde het niet kan uithouden, vier kleine dingen die instinctief wijs zijn en vier dingen die zich in hun voortbeweging onderscheiden. Met behulp van treffende vergelijkingen waarschuwt de schrijver dat ’het pressen tot toorn ruzie voortbrengt’. — 30:33.
18. Wat heeft koning Lemuël te zeggen over (a) een slechte vrouw, en (b) een bekwame echtgenote?
18 Het vijfde gedeelte (31:1-31). Ook dit is een „gewichtige boodschap”, die van koning Lemuël. Hierin worden twee schrijfstijlen gebruikt. Het eerste deel bespreekt hoe een slechte vrouw iemand in het verderf kan storten, waarschuwt hoe bedwelmende drank het recht kan verdraaien en maant aan tot een rechtvaardig oordeel. Het acrostichon in het laatste deel is gewijd aan een klassieke beschrijving van een bekwame echtgenote. Tamelijk gedetailleerd wordt haar waarde beschreven en wordt uiteengezet dat zij vertrouwen geniet en dat zij haar eigenaar met het goede beloont. Haar kwaliteiten zijn onder andere dat zij ijverig is, vroeg opstaat, verstandig inkoopt, vriendelijk is voor de armen alsook vooruitziet en wijze woorden spreekt. Zij is ook waakzaam, wordt door haar kinderen gerespecteerd en door haar echtgenoot geprezen. En bovenal: zij vreest Jehovah.
WAAROM NUTTIG
19. Hoe openbaart het boek Spreuken zelf wat het nuttige doel ervan is?
19 Het nuttige doel van Spreuken wordt in de openingsverzen vermeld: „Opdat men wijsheid en streng onderricht kent, de woorden des verstands onderscheidt, het strenge onderricht ontvangt dat inzicht, rechtvaardigheid en recht en oprechtheid verleent, om aan de onervarenen schranderheid te geven, aan een jonge man kennis en denkvermogen” (1:2-4). In harmonie met dat vermelde doel vestigt het boek speciaal de aandacht op kennis, wijsheid en verstand, die elk op hun eigen wijze nuttig zijn.
20. Wat zegt Spreuken over kennis?
20 (1) Aan kennis heeft de mens grote behoefte, want het is niet goed dat de mens tot onwetendheid vervalt. Men kan nooit nauwkeurige kennis verwerven zonder de vrees voor Jehovah, want kennis begint met die vrees. Kennis is te verkiezen boven uitgelezen goud. Waarom? Door kennis worden de rechtvaardigen verlost; ze weerhoudt ons ervan hals over kop een zonde te begaan. Hoe noodzakelijk is het dat wij ernaar speuren en ze in ons opnemen! Kennis is kostbaar. Dus, „neig uw oor en hoor de woorden van de wijzen, opdat gij uw hàrt op mijn kennis moogt toeleggen”. — 22:17; 1:7; 8:10; 11:9; 18:15; 19:2; 20:15.
21. Wat leert dit geïnspireerde boek over wijsheid?
21 (2) Wijsheid, het vermogen om kennis op juiste wijze tot lof van Jehovah te gebruiken, „is het voornaamste”. Verwerf wijsheid. Jehovah is er de Bron van. Levengevende wijsheid begint met het kennen en vrezen van Jehovah God — dat is het grote geheim van wijsheid. Vrees dus God, niet de mens. De gepersonifieerde wijsheid vaardigt een proclamatie uit en dringt er bij allen op aan hun wegen te veranderen. De wijsheid roept zelfs luid op de straten. Jehovah roept alle onervarenen en allen die het aan hart ontbreekt op, zich om te keren en zich met het brood der wijsheid te voeden. Dan zullen zij, indien zij Jehovah vrezen, gelukkig zijn ook al hebben zij weinig. Talrijk zijn de zegeningen die wijsheid met zich brengt; bijzonder nuttig is de uitwerking ervan. Wijsheid en kennis — dat zijn de eerste grondbeginselen voor denkvermogen van het soort dat ons zal beveiligen. Zoals honing heilzaam en aangenaam is, zo is dit ook met wijsheid het geval. Ze is waardevoller dan goud; ze is een boom des levens. Mensen komen om zonder wijsheid, want wijsheid houdt het leven in stand; ze betekent leven. — 4:7; 1:7, 20-23; 2:6, 7, 10, 11; 3:13-18, 21-26; 8:1-36; 9:1-6, 10; 10:8; 13:14; 15:16, 24; 16:16, 20-24; 24:13, 14.
22. Welke bescherming biedt verstand?
22 (3) Naast kennis en wijsheid is verstand uitermate belangrijk; verwerf dus „bij alles wat gij verwerft, . . . verstand”. Verstand is het vermogen om iets in zijn samenhangende delen te zien; het betekent onderscheidingsvermogen, altijd met God in gedachten, want de mens kan niet op zijn eigen verstand steunen. Hoe volkomen onmogelijk is het om verstand of onderscheidingsvermogen te bezitten als men in strijd met Jehovah werkt! Om verstand tot een deel van onszelf te maken, moeten wij er ijverig naar zoeken als naar een verborgen schat. Voor verstand hebben wij kennis nodig. Het vorsen naar kennis door de verstandige wordt beloond en hem staat wijsheid voor ogen. Hij wordt behoed voor de ontelbare valkuilen van deze wereld, zoals voor de talloze slechte mensen die iemand ertoe zouden kunnen proberen te verlokken met hen het pad der duisternis te bewandelen. Jehovah God zij gedankt — hij is de Bron van levengevende kennis, wijsheid en verstand! — 4:7; 2:3, 4; 3:5; 15:14; 17:24; 19:8; 21:30.
23. Wat voor wijze raad zal vervolgens worden besproken?
23 In harmonie met het nuttige doel van Spreuken voorziet het boek in een overvloed van wijze, geïnspireerde raad om ons te helpen verstand te verwerven en het hart te beveiligen, „want daaruit zijn de oorsprongen van het leven” (4:23). Nu volgt een greep uit de wijze raad waarop in het hele boek de nadruk wordt gelegd.
24. Wat wordt er over de goddelozen en de rechtvaardigen gezegd?
24 De goddelozen en de rechtvaardigen tegenover elkaar gesteld: De goddeloze zal in zijn kromme wegen gevangen worden, en zijn schatten zullen hem op de dag der verbolgenheid niet redden. De rechtvaardige komt voor leven in aanmerking en zal door Jehovah worden beloond. — 2:21, 22; 10:6, 7, 9, 24, 25, 27-32; 11:3-7, 18-21, 23, 30, 31; 12:2, 3, 7, 28; 13:6, 9; 14:2, 11; 15:3, 8, 29; 29:16.
25. Hoe waarschuwt Spreuken voor immoraliteit?
25 De noodzaak van reine zeden: Salomo waarschuwt voortdurend voor immoraliteit. Overspeligen zullen door een plaag alsook door oneer worden getroffen, en hun smaad zal niet worden uitgewist. „Gestolen wateren” mogen een jongeling dan zoet toeschijnen, maar de prostituée daalt af naar de dood en neemt haar onervaren slachtoffers mee. Zij die in de diepe kuil der immoraliteit vallen, worden door Jehovah openlijk veroordeeld. — 2:16-19; 5:1-23; 6:20-35; 7:4-27; 9:13-18; 22:14; 23:27, 28.
26. Wat wordt er over zelfbeheersing gezegd?
26 De noodzaak van zelfbeheersing: Dronkenschap en vraatzucht worden veroordeeld. Allen die Gods goedkeuring willen genieten, moeten matigheid in eten en drinken betrachten (20:1; 21:17; 23:21, 29-35; 25:16; 31:4, 5). Zij die langzaam zijn tot toorn, zijn overvloedig in onderscheidingsvermogen en groter dan een sterke man die een stad inneemt (14:17, 29; 15:1, 18; 16:32; 19:11; 25:15, 28; 29:11, 22). Er is ook zelfbeheersing nodig om afgunst en jaloezie te vermijden, wat verrotting in iemands beenderen is. — 14:30; 24:1; 27:4; 28:22.
27. (a) Wat is een onverstandig gebruik van de spraak? (b) Waarom is het verstandige gebruik van onze lippen en onze tong zo uitermate belangrijk?
27 Verstandig en onverstandig gebruik van de spraak: Verkeerde spraak, de lasteraar, de valse getuige en de leugenaar zullen worden ontmaskerd — het is allemaal verfoeilijk voor Jehovah (4:24; 6:16-19; 11:13; 12:17, 22; 14:5, 25; 17:4; 19:5, 9; 20:17; 24:28; 25:18). Indien iemands mond goede dingen spreekt, is hij een bron van leven; maar de mond van de dwaas verhaast zijn ondergang. „Dood en leven zijn in de macht van de tong, en hij die haar liefheeft, zal haar vrucht eten” (18:21). Laster, bedrieglijke spraak, vleierij en haastige woorden worden veroordeeld. Het is de weg der wijsheid, waarheid te spreken en God te eren. — 10:11, 13, 14; 12:13, 14, 18, 19; 13:3; 14:3; 16:27-30; 17:27, 28; 18:6-8, 20; 26:28; 29:20; 31:26.
28. Welke schade richt trots aan, maar welke voordelen vloeien er uit nederigheid voort?
28 De dwaasheid van trots en de noodzaak van nederigheid: Iemand die trots is, verheft zich tot een hoogte die hij in werkelijkheid niet heeft bereikt, zodat hij ten val komt. De trotsen van hart zijn iets verfoeilijks voor Jehovah, maar nederigen schenkt hij wijsheid, heerlijkheid, rijkdom en leven. — 3:7; 11:2; 12:9; 13:10; 15:33; 16:5, 18, 19; 18:12; 21:4; 22:4; 26:12; 28:25, 26; 29:23.
29. Hoe moet luiheid worden beschouwd, en hoe waardevol is vlijt?
29 Vlijt, geen traagheid: Talrijk zijn de beschrijvingen van een luiaard. Hij dient naar de mier te gaan om een lesje te leren en wijs te worden. Ah, maar de vlijtige — die zal voorspoed genieten! — 1:32; 6:6-11; 10:4, 5, 26; 12:24; 13:4; 15:19; 18:9; 19:15, 24; 20:4, 13; 21:25, 26; 22:13; 24:30-34; 26:13-16; 31:24, 25.
30. Hoe legt Spreuken de nadruk op juiste omgang?
30 Juiste omgang: Het is dwaas om omgang te hebben met degenen die Jehovah niet vrezen, met goddelozen of verstandelozen, met opvliegende mensen, met kwaadsprekers of met veelvraten. Ga liever om met wijzen, en u zult nog wijzer worden. — 1:10-19; 4:14-19; 13:20; 14:7; 20:19; 22:24, 25; 28:7.
31. Wat is de wijze raad met betrekking tot terechtwijzing?
31 Noodzaak van terechtwijzing en correctie: „Die Jehovah liefheeft, wordt door hem terechtgewezen”, en zij die acht slaan op dit strenge onderricht, bevinden zich op de weg naar heerlijkheid en leven. Wie terechtwijzing haat, zal tot oneer komen. — 3:11, 12; 10:17; 12:1; 13:18; 15:5, 31-33; 17:10; 19:25; 29:1.
32. Welke voortreffelijke vermaningen helpen een vrouw om een goede echtgenote te zijn?
32 Hoe een goede echtgenote te zijn: Herhaaldelijk waarschuwen de Spreuken een getrouwde vrouw ervoor twistziek te zijn en schandelijk te handelen. De beleidvolle, bekwame, godvrezende echtgenote heeft de wet der liefderijke goedheid op haar tong; al wie zo’n vrouw vindt, verkrijgt goede wil van Jehovah. — 12:4; 18:22; 19:13, 14; 21:9, 19; 27:15, 16; 31:10-31.
33. Welke nuttige raad wordt over de opvoeding van kinderen gegeven?
33 De opvoeding van kinderen: Onderwijs hen regelmatig in Gods geboden, zodat zij ze ’niet vergeten’. Breng hen van kindsbeen af groot in het onderricht van Jehovah. Spaar de roede niet wanneer dit nodig is; als uiting van liefde geven de roede en de terechtwijzing een knaap wijsheid. Zij die kinderen op Gods manier grootbrengen, zullen verstandige kinderen hebben, die hun vader en moeder vreugde en veel genoegen bezorgen. — 4:1-9; 13:24; 17:21; 22:6, 15; 23:13, 14, 22, 24, 25; 29:15, 17.
34. Welk voordeel heeft het de verantwoordelijkheid op zich te nemen anderen te helpen?
34 Verantwoordelijkheid om anderen te helpen: Hierop wordt in de Spreuken vaak de nadruk gelegd. De wijze moet ten behoeve van anderen kennis verbreiden. Men moet ook edelmoedig zijn in het betonen van gunst aan de onbemiddelden, en wanneer hij dit doet, leent hij in feite aan Jehovah, die terugbetaling waarborgt. — 11:24-26; 15:7; 19:17; 24:11, 12; 28:27.
35. Met welke raad dringt Spreuken tot de kern van onze problemen door?
35 Vertrouwen op Jehovah: Spreuken dringt door tot de kern van onze problemen door ons de raad te geven volledig op God te vertrouwen. Wij moeten in al onze wegen acht slaan op Jehovah. Een mens kan zijn weg wel uitstippelen, maar Jehovah moet zijn schreden leiden. De naam van Jehovah is een sterke toren, waar de rechtvaardigen binnensnellen en bescherming vinden. Hoop op Jehovah en wend u tot zijn Woord om leiding. — 3:1, 5, 6; 16:1-9; 18:10; 20:22; 28:25, 26; 30:5, 6.
36. Uit welke oogpunten kan het boek Spreuken als actueel, praktisch en nuttig worden beschreven?
36 Wat is het boek Spreuken nuttig om onszelf en anderen te onderwijzen en streng te onderrichten! Geen enkel aspect van de menselijke betrekkingen schijnt over het hoofd gezien te zijn. Is er iemand die zich afzondert van zijn medeaanbidders van God? (18:1) Trekt iemand die een hoge positie bekleedt conclusies voordat hij beide kanten van een zaak heeft gehoord? (18:17) Bakt iemand anderen graag een gemene poets? (26:18, 19) Heeft iemand de neiging partijdig te zijn? (28:21) De winkelier in zijn zaak, de boer op zijn veld, man, vrouw en kind — allen ontvangen heilzaam onderricht. Ouders worden geholpen zodat zij de vele op het pad van de jeugd verborgen strikken kunnen blootleggen. Wijzen kunnen de onervarenen onderwijzen. De spreuken zijn praktisch, waar wij ook wonen; het onderricht en de raad uit het boek raken nooit verouderd. „Het boek Spreuken”, zo heeft de Amerikaanse opvoedkundige William Lyon Phelps eens gezegd, „is actueler dan het ochtendblad van vandaag.”a Actueel, praktisch en nuttig om te onderwijzen is het boek Spreuken omdat het door God geïnspireerd is.
37. Hoe stemt Spreuken overeen met de leringen van de Grotere Salomo?
37 Daar het boek der Spreuken, die grotendeels door Salomo gesproken werden, nuttig is om dingen recht te zetten, brengt het mensen tot de Almachtige God. Hetzelfde deed Jezus Christus, over wie in Mattheüs 12:42 wordt gesproken als „méér dan Salomo”.
38. Hoe draagt Spreuken bij tot onze waardering voor Gods koninkrijk en de rechtvaardige beginselen ervan?
38 Wat kunnen wij dankbaar zijn dat deze bijzonder wijze Persoon door Jehovah uitverkoren is als het Koninkrijkszaad! Zíjn troon „zal stevig bevestigd worden door louter rechtvaardigheid”, en wel voor een vredige regering die zelfs nog glorierijker zal zijn dan die van koning Salomo. Over die Koninkrijksheerschappij zal worden gezegd: „Liefderijke goedheid en waarachtigheid — ze beveiligen de koning; en door liefderijke goedheid heeft hij zijn troon geschraagd.” Daarmee zal er voor de mensheid een eeuwigheid van rechtvaardige heerschappij beginnen, waarover de Spreuken ook zeggen: „Waar een koning in waarachtigheid rechtspreekt over de geringen, zal zijn troon voor altijd stevig bevestigd worden.” Aldus gaan wij vol vreugde beseffen dat de Spreuken niet alleen ons pad naar kennis, wijsheid en verstand, alsook naar eeuwig leven verlichten, maar, wat nog belangrijker is, dat ze ook Jehovah verheerlijken als de Bron van ware wijsheid, die hij meedeelt door bemiddeling van Christus Jezus, de Koninkrijkserfgenaam. Spreuken draagt in belangrijke mate bij tot onze waardering voor Gods koninkrijk en de rechtvaardige beginselen waardoor het nu al bestuur uitoefent. — Spr. 25:5; 16:12; 20:28; 29:14.
[Voetnoten]
a Treasury of the Christian Faith, 1949, onder redactie van Stuber en Clark, blz. 48.