-
Jehovah is eenvoudig groots!De Wachttoren 1986 | 1 januari
-
-
erkennen dat Jehovah eenvoudig gezegd groots is, zullen wij gretig elke gelegenheid aangrijpen om hem te dienen. Posities van macht, roem en rijkdom zoals politici, persoonlijkheden uit de amusementswereld of geldmagnaten die kennen, vallen in het niet bij het voorrecht in dienst te staan van de Grote God.
Velen zouden misschien wel bereid zijn Jehovah als hun Schepper en Maker te aanvaarden. Maar als het erop aankomt hem te aanvaarden als hun God, hun Onderwijzer, hun Koning en hun Meester — dan komen zij in verzet. Laten wij die fout nooit begaan. Bedenk dat Jehovah, of het nu in zijn hoedanigheid van Schepper, Maker, God, Onderwijzer, Koning of Meester is, altijd majestueus is, waardig, verheven, edel, luisterrijk en ontzag inboezemend — dit alles en nog veel meer. Ja, Jehovah is eenvoudig groots!
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1986 | 1 januari
-
-
Vragen van lezers
◼ Psalm 37:29 is als volgt vertaald: „De rechtvaardigen beërven het land en wonen daarin voor immer.” Moet hieruit de conclusie getrokken worden dat dit vers louter betrekking heeft op het feit dat Israël in het Beloofde Land zou blijven wonen?
Neen, die interpretatie zou op een ongefundeerde beperking van deze geïnspireerde belofte neerkomen. Psalm 37 houdt rechtvaardigen het vooruitzicht voor ogen eeuwig op onze aarde te wonen.
Bovenaangehaalde weergave van Psalm 37:29 is uit de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap. Evenals in het geval van veel andere vertalingen, wordt het Hebreeuwse woord ʼeʹrets hierin met „land” weergegeven. ʼEʹrets kan naar een specifieke streek of naar het gebied van een natie verwijzen, zoals „het land Sinear” of „het land Egypte”. — Genesis 10:10, 11; 21:21; Psalm 78:12; Jeremia 25:20.
Psalm 37:11, 29 zou er dus op kunnen wijzen dat de Israëlieten blijvende bewoners van het Beloofde Land hadden kunnen en moeten zijn. In overeenstemming met het verbond dat God met Abraham had gesloten, hadden zij in dat hun door God geschonken gebied kunnen blijven, terwijl achtereenvolgende geslachten zich aldaar in Gods zegeningen hadden kunnen verheugen. Het liep echter anders, omdat de Israëlieten ontrouw werden aan God. — Genesis 15:18-21; 17:8; Deuteronomium 7:12-16, 22; 28:7-14; 31:7; Jozua 21:43-45.
Er bestaat echter geen schriftuurlijke reden om het woord ʼeʹrets in Psalm 37:11, 29 uitsluitend tot het aan de Israëlieten gegeven land te beperken.
Volgens A Hebrew and English Lexicon of the Old Testament (Gesenius, Brown, Driver and Briggs; 1951) betekent ʼeʹrets: „1. a. aarde, de hele aarde ([in tegenstelling] tot een gedeelte) . . . b. aarde, [in tegenstelling] tot hemel, lucht c. aarde=bewoners der aarde . . . 2. land=a. [door een volk bewoond] land, gebied . . . b. district, streek . . . 3. a. aardbodem, de oppervlakte van de aardbodem . . . b. grond, zoals produktieve grond.” In Old Testament Word Studies door William Wilson wordt over ʼeʹrets gezegd: „De aarde in de ruimste betekenis van het woord, zowel de bewoonbare als de onbewoonbare gedeelten; met een bijgaand beperkend woord wordt het gebruikt voor een gedeelte van het aardoppervlak, een [door een volk bewoond] land.” De eerste en belangrijkste betekenis van het Hebreeuwse woord is dus onze planeet of aardbol, de aarde.
Het is veelbetekenend dat toen Psalm 37:11, 29 in de Septuaginta in het Grieks werd vertaald, het Hebreeuwse ʼeʹrets door het Griekse ge werd weergegeven, dat „duidt op aarde als bouwland of akkerland”. Ge is het woord dat in Jezus’ veelbetekenende profetie in Matthéüs 5:5 wordt gebruikt: „Gelukkig zijn de zachtaardigen, want zij zullen de aarde beërven.”
Toen Jezus de in Psalm 37:11 gegeven belofte aanhaalde, sprak hij beslist niet alleen over het Beloofde Land. Zijn gezalfde volgelingen zullen hemelse koning-priesters worden om samen met hem een aandeel te hebben aan de heerschappij over de gehele aardbol (Openbaring 5:10). Evenzo zullen zachtaardige personen die eeuwig leven als mensen verwerven, meehelpen paradijselijke toestanden over de hele aarde te herstellen (Openbaring 21:4; Genesis 1:28). Wij allen kunnen derhalve uitzien naar de schitterende toekomstige vervulling van de belofte: „De rechtvaardigen zullen de aarde beërven en zullen voor immer daarin wonen.” — Psalm 37:29, Vertaling door prof. Obbink.
-