Christenen aanbidden met geest en waarheid
„God is een Geest, en wie hem aanbidden, moeten hem met geest en waarheid aanbidden.” — JOHANNES 4:24.
1. Wat voor aanbidding behaagt God?
JEHOVAH’S eniggeboren Zoon, Jezus Christus, liet er geen twijfel over bestaan welke aanbidding zijn hemelse Vader behaagt. Terwijl Jezus een hartverwarmend getuigenis gaf aan een Samaritaanse vrouw bij een bron in de buurt van de stad Sichar, zei hij: „Gijlieden aanbidt wat gij niet kent; wij aanbidden wat wij kennen, want redding is uit de joden. Maar het uur komt, en is nu, waarin de ware aanbidders de Vader met geest en waarheid zullen aanbidden, ja, want de Vader zoekt zulke mensen om hem te aanbidden. God is een Geest, en wie hem aanbidden, moeten hem met geest en waarheid aanbidden” (Johannes 4:22-24). Hoe moeten we die woorden begrijpen?
2. Waarop baseerden de Samaritanen hun aanbidding?
2 De Samaritanen hadden vals-religieuze opvattingen. Ze aanvaardden enkel de eerste vijf boeken van de Heilige Schrift als geïnspireerd — en dan nog uitsluitend in hun eigen herziene tekst, de Samaritaanse Pentateuch genoemd. Terwijl de Samaritanen God niet werkelijk kenden, was aan de joden kennis van de Schrift toevertrouwd (Romeinen 3:1, 2). Getrouwe joden en anderen konden zich in Jehovah’s gunst verheugen. Maar wat zou dit van hen vergen?
3. Wat is nodig om God „met geest en waarheid” te aanbidden?
3 Wat moesten joden, Samaritanen en andere mensen in het verleden doen om Jehovah te behagen? Ze moesten hem „met geest en waarheid” aanbidden. Dit geldt ook voor ons. Hoewel dienst voor God met geest moet worden verricht in de zin dat we ijverig zijn en gemotiveerd worden door een hart vol liefde en geloof, moeten we, willen we God met geest aanbidden, er vooral voor zorgen dat zijn heilige geest op ons rust en we ons erdoor laten leiden. Door middel van studie en het toepassen van Gods Woord moet onze geest, of geesteshouding, afgestemd worden op zijn geest (1 Korinthiërs 2:8-12). Wil onze aanbidding aanvaardbaar voor Jehovah zijn, dan moet ze ook met waarheid worden geschonken. Ze moet in overeenstemming zijn met wat Gods Woord, de bijbel, over hem en zijn voornemens onthult.
Waarheid kan gevonden worden
4. Hoe bezien sommigen waarheid?
4 Op grond van hun studie van de filosofie hebben sommige studenten de zienswijze ontwikkeld dat absolute waarheid niet binnen het bereik van de mens ligt. De Zweedse auteur Alf Ahlberg schreef dan ook: „Veel filosofische vragen zijn van dien aard dat het niet mogelijk is er een vastomlijnd antwoord op te geven.” Ook al zeggen sommigen dat er enkel relatieve waarheid bestaat, is dat dan echt zo? Niet volgens Jezus Christus.
5. Waarom is Jezus in de wereld gekomen?
5 Laten we ons eens het volgende tafereel voor de geest halen: Het is vroeg in het jaar 33 G.T. en Jezus staat voor de Romeinse stadhouder Pontius Pilatus. Jezus zegt tegen Pilatus: „Hiertoe ben ik in de wereld gekomen, om getuigenis af te leggen van de waarheid.” Pilatus vraagt: „Wat is waarheid?” Maar hij wacht Jezus’ verdere commentaar niet af. — Johannes 18:36-38.
6. (a) Hoe zou „waarheid” omschreven kunnen worden? (b) Welke opdracht gaf Jezus aan zijn volgelingen?
6 „Waarheid” zou omschreven kunnen worden als het geheel van werkelijke dingen, gebeurtenissen en feiten. Maar legde Jezus getuigenis af van waarheid in het algemeen? Nee. Hij had een specifieke waarheid in gedachten. Hij gebood zijn volgelingen deze waarheid bekend te maken, want hij zei tegen hen: „Maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Mattheüs 28:19, 20). Vóór „het besluit van het samenstel van dingen” zouden Jezus’ ware volgelingen „de waarheid van het goede nieuws” op de gehele aarde bekendmaken (Mattheüs 24:3; Galaten 2:14). Dit zou worden gedaan als een vervulling van Jezus’ woorden: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Mattheüs 24:14). Het is dus uitermate belangrijk dat we degenen identificeren die de waarheid aan alle natiën onderwijzen door het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken.
Hoe we de waarheid kunnen leren kennen
7. Hoe zou u bewijzen dat Jehovah de Bron van waarheid is?
7 Jehovah is de Bron van geestelijke waarheid. De psalmist David noemde Jehovah dan ook „de God der waarheid” (Psalm 31:5; 43:3). Jezus erkende dat het woord van zijn Vader waarheid is, en hij verklaarde tevens: „Er staat geschreven in de Profeten: ’En zij zullen allen door Jehovah worden onderwezen.’ Een ieder die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot mij” (Johannes 6:45; 17:17; Jesaja 54:13). Het is dus duidelijk dat degenen die naar de waarheid zoeken door Jehovah, de Grootse Onderwijzer, onderwezen moeten worden (Jesaja 30:20, 21). Waarheidszoekers moeten „de kennis van God” verkrijgen (Spreuken 2:5). En Jehovah heeft de waarheid op verschillende manieren liefdevol onderwezen of bekendgemaakt.
8. Op welke manieren heeft God de waarheid onderwezen of overgebracht?
8 God bracht bijvoorbeeld de Wet via engelen aan de Israëlieten over (Galaten 3:19). In dromen beloofde hij zegeningen aan de patriarchen Abraham en Jakob (Genesis 15:12-16; 28:10-19). God sprak zelfs vanuit de hemel, zoals toen Jezus werd gedoopt en de volgende opwindende woorden op aarde werden gehoord: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd” (Mattheüs 3:17). We kunnen ook dankbaar zijn dat God de waarheid heeft overgebracht door de bijbelschrijvers te inspireren (2 Timotheüs 3:16, 17). Door dus Gods Woord te bestuderen, kunnen we „geloof in de waarheid” hebben. — 2 Thessalonicenzen 2:13.
De waarheid en Gods Zoon
9. Hoe heeft God zijn Zoon gebruikt om de waarheid te openbaren?
9 God heeft vooral zijn Zoon, Jezus Christus, gebruikt om de waarheid aan de mensheid te openbaren (Hebreeën 1:1-3). Ja, Jezus sprak de waarheid zoals geen ander mens dat ooit had gedaan (Johannes 7:46). Zelfs na zijn hemelvaart openbaarde hij de van zijn Vader afkomstige waarheid. Zo ontving de apostel Johannes „een openbaring door Jezus Christus, die God hem gegeven heeft om aan zijn slaven de dingen te tonen die binnenkort gebeuren moeten”. — Openbaring 1:1-3.
10, 11. (a) Waar houdt de waarheid waarvan Jezus getuigenis aflegde verband mee? (b) Hoe maakte Jezus de waarheid tot werkelijkheid?
10 Jezus zei tegen Pontius Pilatus dat Hij naar de aarde was gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Tijdens zijn bediening onthulde Jezus dat deze waarheid verband hield met de rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit door middel van Gods koninkrijk met Christus als Koning. Maar getuigenis afleggen van de waarheid vergde meer van Jezus dan prediken en onderwijzen. Jezus maakte die waarheid tot werkelijkheid door ze te vervullen. Dienovereenkomstig schreef de apostel Paulus: „Laat niemand u . . . oordelen inzake eten en drinken of met betrekking tot een feestdag of een viering van de nieuwe maan of van een sabbat, want die dingen zijn een schaduw van de toekomende dingen, maar de werkelijkheid behoort de Christus toe.” — Kolossenzen 2:16, 17.
11 Eén manier waarop de waarheid werkelijkheid werd, was door Jezus’ voorzegde geboorte in Bethlehem (Micha 5:2; Lukas 2:4-11). De waarheid werd ook werkelijkheid toen Daniëls profetische woorden dat de Messias aan het einde van de 69 ’jaarweken’ zou verschijnen, in vervulling gingen. Dat gebeurde precies op de voorzegde tijd in 29 G.T., toen Jezus zich bij zijn doop aan God aanbood en met heilige geest werd gezalfd (Daniël 9:25; Lukas 3:1, 21, 22). Verder werd de waarheid werkelijkheid door Jezus’ geestelijk verlichtende bediening als Koninkrijksverkondiger (Jesaja 9:1, 2, 6, 7; 61:1, 2; Mattheüs 4:13-17; Lukas 4:18-21). Ze werd ook werkelijkheid door zijn dood en opstanding. — Psalm 16:8-11; Jesaja 53:5, 8, 11, 12; Mattheüs 20:28; Johannes 1:29; Handelingen 2:25-31.
12. Waarom kon Jezus zeggen: ’Ik ben de waarheid’?
12 Aangezien Jezus Christus in de waarheid centraal stond, kon hij zeggen: „Ik ben de weg en de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door bemiddeling van mij” (Johannes 14:6). Mensen worden geestelijk vrijgemaakt wanneer ze zich „aan de zijde van de waarheid” opstellen door Jezus’ rol in Gods voornemen te aanvaarden (Johannes 8:32-36; 18:37). Omdat met schapen te vergelijken personen de waarheid aanvaarden en Christus in geloof volgen, zullen ze eeuwig leven ontvangen. — Johannes 10:24-28.
13. Op welke drie terreinen zullen we schriftuurlijke waarheid onderzoeken?
13 Het ware christelijke geloof omvat de hele waarheid die Jezus en zijn geïnspireerde discipelen hebben overgedragen. Zij die „het geloof gehoorzaam” zijn, ’gaan dus voort in de waarheid te wandelen’ (Handelingen 6:7; 3 Johannes 3, 4). Wie wandelen dan thans in de waarheid? Wie onderwijzen werkelijk de waarheid aan alle natiën? Voor het antwoord op deze vragen zullen we ons richten op de vroege christenen en schriftuurlijke waarheid onderzoeken met betrekking tot (1) geloofspunten, (2) wijze van aanbidden, en (3) persoonlijk gedrag.
De waarheid en geloofspunten
14, 15. Wat zou u zeggen over de houding van de vroege christenen en Jehovah’s Getuigen ten aanzien van de Schrift?
14 De vroege christenen hadden hoge achting voor Jehovah’s geschreven Woord (Johannes 17:17). Het was hun maatstaf met betrekking tot geloofspunten en gebruiken. Clemens van Alexandrië uit de tweede en derde eeuw zei: „Degenen die naar voortreffelijkheid streven, zullen niet met het vorsen naar waarheid ophouden voordat ze uit de Schrift zelf het bewijs voor datgene wat ze geloven, hebben verkregen.”
15 Net als de vroege christenen hebben Jehovah’s Getuigen hoge achting voor de bijbel. Ze geloven dat ’de gehele Schrift door God geïnspireerd is en nuttig om te onderwijzen’ (2 Timotheüs 3:16). Laten we dus enkele geloofspunten van de vroege christenen bekijken in het licht van wat Jehovah’s hedendaagse dienstknechten hebben geleerd omdat ze de bijbel als hun voornaamste leerboek gebruiken.
De waarheid omtrent de ziel
16. Wat is de waarheid omtrent de ziel?
16 Omdat de eerste christenen geloofden wat er in de bijbel wordt gezegd, onderwezen ze de waarheid omtrent de ziel. Ze wisten dat de ’mens een levende ziel werd’ toen God hem schiep (Genesis 2:7). Bovendien erkenden ze dat de menselijke ziel sterft (Ezechiël 18:4; Jakobus 5:20). Ze wisten ook dat ’de doden zich van helemaal niets bewust zijn’. — Prediker 9:5, 10.
17. Hoe zou u de hoop voor de doden verklaren?
17 Toch bezaten Jezus’ vroege discipelen de vaste hoop dat de doden die zich in Gods herinnering bevinden uit de doden opgewekt of tot leven hersteld zouden worden. Dat geloofspunt werd duidelijk onder woorden gebracht door Paulus, die verklaarde: „Op God heb ik mijn hoop gesteld . . . dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” (Handelingen 24:15). Zelfs op een later tijdstip schreef de belijdende christen Minucius Felix: „Wie is zo dwaas of redeloos het te wagen te beweren dat de mens, die oorspronkelijk door God is geformeerd, niet opnieuw door hem gemaakt kan worden?” Net als de eerste christenen houden Jehovah’s Getuigen vast aan de schriftuurlijke waarheid omtrent de menselijke ziel, de dood en de opstanding. Laten we nu de identiteit van God en Christus eens beschouwen.
De waarheid en de Drie-eenheid
18, 19. Waarom kan er worden gezegd dat de Drie-eenheid geen schriftuurlijke leerstelling is?
18 De vroege christenen zagen God, Christus en de heilige geest niet als een Drie-eenheid. The Encyclopædia Britannica zegt: „Noch het woord Drie-eenheid noch de expliciete leerstelling komt in het Nieuwe Testament voor, en evenmin beoogden Jezus en zijn volgelingen zich af te zetten tegen het Sjema [een Hebreeuws gebed] uit het Oude Testament: ’Hoor, o Israël: De Heer onze God is één Heer’ (Deut. 6:4).” Christenen aanbaden niet de Romeinse triade of andere goden. Ze aanvaardden Jezus’ verklaring dat alleen Jehovah aanbeden moet worden (Mattheüs 4:10). Bovendien stelden ze geloof in Christus’ woorden: „De Vader is groter dan ik” (Johannes 14:28). Getuigen van Jehovah houden er in deze tijd dezelfde zienswijzen op na.
19 Jezus’ vroege volgelingen maakten een duidelijk onderscheid tussen God, Christus en de heilige geest. Ja, ze doopten discipelen (1) in de naam van de Vader, (2) in de naam van de Zoon en (3) in de naam van de heilige geest, niet in de naam van een Drie-eenheid. Evenzo onderwijzen Jehovah’s Getuigen de schriftuurlijke waarheid en maken daarom een onderscheid tussen God, zijn Zoon en de heilige geest. — Mattheüs 28:19.
De waarheid en de doop
20. Welke kennis moeten doopkandidaten hebben?
20 Jezus gaf zijn volgelingen de opdracht om discipelen te maken door de waarheid aan mensen te onderwijzen. Om voor de doop in aanmerking te komen, moeten ze een basiskennis van de Schrift hebben. Zo moeten ze de positie en autoriteit van de Vader en van zijn Zoon, Jezus Christus, erkennen (Johannes 3:16). Doopkandidaten moeten ook begrijpen dat de heilige geest geen persoon is, maar Gods werkzame kracht. — Genesis 1:2, voetnoot.
21, 22. Waarom zou u zeggen dat de doop voor gelovigen is?
21 De vroege christenen doopten alleen welingelichte en berouwvolle personen die onvoorwaardelijk aan God opgedragen waren om zijn wil te doen. Joden en proselieten die met Pinksteren 33 G.T. in Jeruzalem bijeenkwamen, hadden reeds kennis van de Hebreeuwse Geschriften. Ongeveer 3000 personen die de apostel Petrus over Jezus de Messias hoorden spreken, ’aanvaardden zijn woord van harte’ en „werden gedoopt”. — Handelingen 2:41; 3:19–4:4; 10:34-38.
22 De christelijke doop is voor gelovigen. Mensen in Samaria aanvaardden de waarheid, en „toen zij Filippus geloofden, die het goede nieuws van het koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus bekendmaakte, werden zij vervolgens gedoopt, zowel mannen als vrouwen” (Handelingen 8:12). Als een toegewijde proseliet die kennis van Jehovah had, aanvaardde de Ethiopische eunuch eerst Filippus’ verklaringen omtrent de vervulling van Messiaanse profetieën en werd vervolgens gedoopt (Handelingen 8:34-36). Later zei Petrus tegen Cornelius en andere niet-joden dat „de mens die [God] vreest en rechtvaardigheid beoefent, aanvaardbaar voor hem” is en dat eenieder die geloof in Jezus Christus stelt, vergeving van zonden krijgt (Handelingen 10:35, 43; 11:18). Dit alles is in overeenstemming met Jezus’ gebod om ’discipelen te maken en hun te leren onderhouden alles wat hij hun geboden had’ (Mattheüs 28:19, 20; Handelingen 1:8). Jehovah’s Getuigen houden vast aan dezelfde maatstaf en aanvaarden voor de doop alleen degenen die een basiskennis van de Schrift hebben en die zich aan God hebben opgedragen.
23, 24. Wat is de juiste manier om de christelijke doop te verrichten?
23 Totale onderdompeling in water is de juiste manier om gelovigen te dopen. Nadat Jezus in de Jordaan was gedoopt, kwam hij ’op uit het water’ (Markus 1:10). De Ethiopische eunuch werd in „een zeker water” gedoopt. Hij en Filippus „daalden af in het water” en kwamen ’eruit omhoog’ (Handelingen 8:36-40). Het feit dat de doop in verband wordt gebracht met een symbolische begrafenis, geeft ook te kennen dat het om een volledige onderdompeling in water gaat. — Romeinen 6:4-6; Kolossenzen 2:12.
24 The Oxford Companion to the Bible zegt: „De specifiek in het Nieuwe Testament beschreven doopplechtigheden geven te kennen dat de persoon die gedoopt werd in het water werd ondergedompeld.” Volgens het Franse werk Larousse du XXe Siècle (Parijs, 1928) „werden de eerste christenen overal waar water voorhanden was, door onderdompeling gedoopt”. En het boek After Jesus — The Triumph of Christianity merkt op: „In zijn meest primaire vorm vereiste [de doop] dat de kandidaat een geloofsbelijdenis aflegde, gevolgd door een volledige onderdompeling in water in de naam van Jezus.”
25. Wat zal in het volgende artikel besproken worden?
25 De voorgaande punten betreffende de op de bijbel gebaseerde geloofsovertuigingen en gebruiken van de eerste christenen zijn slechts voorbeelden. Het zou mogelijk zijn andere parallellen aan te halen tussen hun geloofsovertuigingen en die van Jehovah’s Getuigen. In het volgende artikel zullen we nog meer manieren bespreken waarop we degenen die de waarheid aan de mensen onderwijzen, kunnen identificeren.
Wat zou u antwoorden?
• Wat voor aanbidding verlangt God?
• Hoe werd de waarheid werkelijkheid door bemiddeling van Jezus Christus?
• Wat is de waarheid omtrent de ziel en de dood?
• Hoe wordt de christelijke doop verricht, en wat wordt er van doopkandidaten verlangd?
[Illustratie op blz. 16]
Jezus zei tegen Pilatus: ’Ik ben gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid’
[Illustratie op blz. 17]
Kunt u uitleggen waarom Jezus zei: ’Ik ben de waarheid’?
[Illustratie op blz. 18]
Wat is de waarheid omtrent de christelijke doop?