Vragen van lezers
◼ Geldt er een minimumleeftijd waarop een christelijke man aanbevolen kan worden als dienaar in de bediening in de gemeente?
Nee, de bijbel geeft geen minimumleeftijd.
In het oude Israël heeft God in sommige gevallen leeftijden gespecificeerd. Mannen die ingeschreven stonden voor militaire dienst, moesten 20 jaar zijn; als het nog maar jongens waren, werden zij niet de strijd in gestuurd, zoals dat in deze tijd wel hier en daar gebeurt. Leeftijd was ook een bepalende factor voor levieten. De Kehathieten die in de tabernakel dienden, moesten tussen de 30 en 50 jaar zijn. Waarom? Deze beperking werd genoemd in samenhang met „de zware dienst . . . en de dienst bestaande in het dragen van vrachten in de tent der samenkomst” (Numeri 4:3, 47). Het schijnt dat de levieten met het verrichten van lichtere taken konden beginnen wanneer zij 25 waren, maar zij moesten 30 zijn voordat zij een aandeel konden hebben aan de zwaardere taken en verantwoordelijker voorrechten van het afbreken, dragen en weer opzetten van de tabernakel (Numeri 8:24-26). Zulk zwaar werk deed zich later in de tempel niet voor, zodat levieten toen met 20 jaar begonnen te dienen. — 1 Kronieken 23:24.
Maar toen Jehovah ermee ophield gebruik te maken van het vleselijke Israël en het geestelijke Israël begon te gebruiken, bepaalde hij toen een minimumleeftijd voor dienaren in de bediening (diakenen) in de christelijke gemeente?
Men zou dat kunnen denken op grond van het bericht uit later eeuwen. In de Rooms-Katholieke Kerk is een diaken een „geordineerde bedienaar, direct onder de rang van priester, in de door God ingestelde hiërarchie van orden in de Kerk”. Binghams Antiquities of the Christian Church merkt op: „Bisschoppen en presbyters [ouderlingen] . . . mochten in de regel niet worden geordineerd beneden de dertig; maar diakenen konden geordineerd worden met vijfentwintig jaar, en niet daaronder. Dit is de grens die door zowel de burgerlijke als de canonieke wet is vastgelegd . . . Wij komen in de hele geschiedenis van de Kerk nauwelijks een voorbeeld tegen van iemand die beneden de vijfentwintig is geordineerd.”
Wat zijn echter de vereisten die wij in de bijbel aantreffen? De enige zijn die welke genoemd worden in 1 Timótheüs 3:8-10, 12, 13: „Dienaren in de bediening moeten insgelijks ernstig zijn, niet dubbeltongig, zich niet overgevend aan veel wijn, niet belust op oneerlijke winst, het heilige geheim van het geloof behoudend met een rein geweten. Laten dezen ook eerst op hun geschiktheid worden beproefd en daarna, wanneer zij vrij van beschuldiging zijn, als dienaren werkzaam zijn. Dienaren in de bediening moeten mannen van één vrouw zijn en op een voortreffelijke wijze de leiding over kinderen en hun eigen huisgezin hebben. Want zij die op een voortreffelijke wijze dienen, verwerven zich een voortreffelijke reputatie en grote vrijmoedigheid van spreken in het geloof in verband met Christus Jezus.”
Wij zien hier dat er geen minimumleeftijd voor aanstelling als dienaar in de bediening is vastgelegd. Wanneer de ouderlingen dus bijeenkomen om de kwalificaties van mannen in de gemeente te bespreken, kunnen zij in gedachte houden dat er geen bijbelse grond is om te verlangen dat een christelijke man 20, 25 of 30 jaar oud moet zijn voordat hij aanbevolen kan worden en kan dienen. Uit wat de bijbel zegt over degenen die dit ambt bekleden, zullen wij niet gauw opmaken dat het gaat om jongens die nog in het begin of zelfs op de helft van hun tienerjaren zijn. Er wordt immers gezegd dat zulke dienaren in de bediening getrouwd zouden kunnen zijn en zelf al kinderen kunnen hebben.
Bovendien moeten mannen die als dienaren in de bediening worden aanbevolen, „op hun geschiktheid . . . beproefd” zijn en dus blijk geven van verantwoordelijkheidsgevoel. Dit wil niet zeggen dat zij gedurende een bepaalde tijd op proef dienen. In plaats daarvan moet hun christelijke rijpheid gedurende een redelijke tijdsperiode te zien zijn geweest (waarbij zij minstens een jaar gedoopt moeten zijn), en zij moeten mannen zijn die de bereidheid hebben en in staat zijn te zorgen voor dingen die hun worden toegewezen. Als een ’ernstige’ jonge man deze kwaliteiten aan de dag legt, en hij is nederig en beantwoordt ook aan de andere vereisten, dan zouden de ouderlingen hem kunnen aanbevelen voor een aanstelling ook al is hij nog geen 20 jaar. Andere mannen zullen wellicht veel ouder zijn voordat zij duidelijk tonen dat zij voldoen aan de vereisten om ’op een voortreffelijke wijze te dienen, voor zichzelf een voortreffelijke reputatie verwervend en grote vrijmoedigheid van spreken’.