1H „De [ware] Heer” — Hebr.: ha·ʼA·dhōnʹ
Wanneer de titel ʼA·dhōnʹ, „Heer; Meester”, wordt voorafgegaan door het bepalend lidwoord ha, „de”, ontstaat de uitdrukking ha·ʼA·dhōnʹ, „de [ware] Heer”. In M wordt door het gebruik van het bepalend lidwoord ha vóór de titel ʼA·dhōnʹ de toepassing van deze titel exclusief tot Jehovah God beperkt.
In M komt de uitdrukking ha·ʼA·dhōnʹ negenmaal voor, namelijk in Ex 23:17; 34:23; Jes 1:24; 3:1; 10:16, 33; 19:4; Mi 4:13; Mal 3:1.
Het meervoud van ʼa·dhōnʹ is ʼadho·nimʹ. In M komt de uitdrukking ha·ʼadho·nimʹ, „de heren”, tweemaal voor, namelijk in De 10:17 en Ps 136:3.