5B Christus’ tegenwoordigheid (parousie)
Mt 24:3 — Gr.: τὸ σημεῖον τῆς σῆς παρουσίας
(to se·meiʹon tes ses pa·rouʹsi·as)
1864 |
|
The Emphatic Diaglott (J21), door Benjamin Wilson, New York en Londen. |
1897 |
|
The Emphasised Bible, door J. B. Rotherham, Cincinnati (VS). |
1903 |
|
The Holy Bible in Modern English, door F. Fenton, Londen. |
1963 |
|
Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften, Brooklyn (VS) (New World Translation of the Christian Greek Scriptures, Brooklyn [VS] 1950). |
Het Griekse zelfstandig naamwoord pa·rouʹsi·a betekent letterlijk een „zijn naast (bij)”, want het is een samenstelling van het voorzetsel paʹra („naast” of „bij”) en ouʹsi·a (een „zijn”). Het woord pa·rouʹsi·a komt 24 maal in de christelijke Griekse Geschriften voor, namelijk in Mt 24:3, 27, 37, 39; 1Kor 15:23; 16:17; 2Kor 7:6, 7; 10:10; Fil 1:26; 2:12; 1Th 2:19; 3:13; 4:15; 5:23; 2Th 2:1, 8, 9; Jak 5:7, 8; 2Pe 1:16; 3:4, 12; 1Jo 2:28. Op deze 24 plaatsen geeft de Nieuwe-Wereldvertaling pa·rouʹsi·a met „tegenwoordigheid” weer.
Het verwante werkwoord pa·reiʹmi betekent letterlijk „ernaast (erbij) zijn”. Het komt 24 maal in de christelijke Griekse Geschriften voor, namelijk in Mt 26:50; Lu 13:1; Jo 7:6; 11:28; Han 10:21, 33; 12:20 (vtn.); 17:6; 24:19; 1Kor 5:3, 3; 2Kor 10:2, 11; 11:9; 13:2, 10; Ga 4:18, 20; Kol 1:6; Heb 12:11; 13:5; 2Pe 1:9, 12; Opb 17:8. Op deze plaatsen geeft de Nieuwe-Wereldvertaling pa·reiʹmi met „tegenwoordig zijn”, „aanwezig zijn”, „hier zijn” en dergelijke weer.
Doordat zowel in 2Kor 10:10, 11 als in Fil 2:12 de tegenwoordigheid en de afwezigheid van Paulus tegenover elkaar worden gesteld, is de betekenis van pa·rouʹsi·a duidelijk. Ook uit de vergelijking van de pa·rouʹsi·a van de Zoon des mensen met de „dagen van Noach”, in Mt 24:37-39, blijkt dat dit woord „tegenwoordigheid” betekent.
In A Greek-English Lexicon door Liddell en Scott (LSJ), blz. 1343, wordt als eerste definitie van pa·rouʹsi·a het Engelse woord voor tegenwoordigheid gegeven. Evenzo staat in TDNT, Deel V, blz. 859, onder het onderkopje „De algemene betekenis”: „παρουσία [pa·rouʹsi·a] duidt inz[onderheid] op de actieve tegenwoordigheid, aanwezigheid.”
Het woord pa·rouʹsi·a, „tegenwoordigheid”, verschilt van het Griekse woord e·leuʹsis, „komst”, dat eenmaal in de Griekse tekst voorkomt, in Han 7:52, als e·leuʹse·os (Lat.: ad·venʹtu). De woorden pa·rouʹsi·a en e·leuʹsis worden niet onderling verwisselbaar gebruikt. In TDNT, Deel V, blz. 865, wordt opgemerkt dat „de termen [pa·reiʹmi en pa·rouʹsi·a] nooit voor de komst van Christus in het vlees worden gebruikt, en παρουσία nooit de betekenis van wederkomst heeft. Het denkbeeld van meer dan één parousia wordt pas in de latere Kerk aangetroffen [niet vóór Justinus, 2de eeuw G.T.] . . . Een fundamenteel eerste vereiste voor het begrijpen van de gedachtewereld van het vroege christendom is, dat wij dit denkbeeld [van meer dan één parousia] volledig laten varen.”
Over de betekenis van dit woord schreef Israel P. Warren, dr. theol., in zijn werk The Parousia, Portland (Maine, VS) 1879, blz. 12-15: „Wij spreken dikwijls over de ’tweede advent’, de ’tweede komst’, enz., maar de Schrift spreekt nooit over een ’tweede Parousie’. Wat ook de aard ervan zou zijn, het was iets bijzonders, iets wat nooit eerder was voorgekomen en ook nooit meer zou voorkomen. Het zou een tegenwoordigheid zijn die verschilde van en superieur was aan alle andere manifestaties van hemzelf aan mensen, zodat de aanduiding ervan terecht geheel op zich zou staan, zonder enig ander kwalificerend toevoegsel dan het lidwoord — DE TEGENWOORDIGHEID.
Uit deze zienswijze met betrekking tot het woord is naar mijn mening duidelijk dat noch het Engelse woord ’coming’ (’komst’), noch het Latijnse ’advent’ de beste weergave van het origineel is. Ze stroken niet met de etymologie ervan; ze komen niet overeen met de gedachte van het werkwoord waarvan het is afgeleid; evenmin vormen ze een passende vervanging voor het meer exacte woord ’tegenwoordigheid’ in die gevallen waar de vertalers het laatstgenoemde woord hebben gebruikt. Noch is de grondgedachte ervan dezelfde. ’Komst’ en ’advent’ brengen in eerste instantie het begrip over van een naderen tot ons, een beweging in de richting van ons; bij ’parousie’ gaat het om een bij-ons-zijn, zonder dat er wordt vermeld hoe dit begonnen is. De kracht van de eerste woorden eindigt bij de aankomst, die van het laatstgenoemde begint ermee. In het ene geval zijn het woorden van beweging, in het andere van rust. De tijdruimte van de handeling van de eerste is begrensd, ze kan een ogenblik zijn, die van het laatstgenoemde onbegrensd. . . .
Indien onze vertalers met dit technische woord ’parousie’ hadden gedaan wat zij [in het Engels] met ’baptisma’ hebben gedaan — het onveranderd overzetten — of, indien vertaald, het exacte etymologische equivalent, tegenwoordigheid, hadden gebruikt, en had men goed begrepen — wat dan het geval geweest zou zijn — dat er niet zo iets als een ’tweede Tegenwoordigheid’ bestaat, dan zou, geloof ik, de hele leerstelling verschild hebben van wat ze thans is. Men zou nooit van de uitdrukkingen ’tweede advent’ en ’tweede komst’ [of „wederkomst”] hebben gehoord. De kerk zou geleerd zijn te spreken over DE TEGENWOORDIGHEID DES HEREN, waardoor haar verwachtingen verwezenlijkt zouden worden, hetzij in de nabije toekomst of in de verst verwijderde tijdsperiode — waarin de wereld nieuw gemaakt zou worden, er zowel een geestelijke als lichamelijke opstanding zou plaatsvinden en gerechtigheid en eeuwige beloningen toegekend zouden worden.”
Ook Bauer, blz. 630, zegt dat pa·rouʹsi·a „de officiële term [werd] voor het bezoek van een hoge functionaris, vooral van koningen en keizers die een provincie bezochten”. In Mt 24:3, alsook in andere teksten zoals 1Th 3:13 en 2Th 2:1, heeft het woord pa·rouʹsi·a betrekking op de koninklijke tegenwoordigheid van Jezus Christus sedert hij in de laatste dagen van dit samenstel van dingen als Koning op de troon is geplaatst.