HOOFDSTUK 5
‘Alle schatten van wijsheid’
1-3. Wat is de setting van de toespraak die Jezus op een lentedag in 31 houdt, en waarom zijn de mensen diep onder de indruk?
HET is een lentedag in het jaar 31. Jezus is in de buurt van Kapernaüm, een bruisende stad aan de noordwestelijke oever van het Meer van Galilea. Op een berg in de omgeving heeft Jezus de hele nacht in afzondering gebeden. Als de ochtend aanbreekt, roept hij zijn discipelen en kiest er 12 uit, die hij apostelen noemt. Ondertussen is een grote menigte mensen Jezus naar deze plek gevolgd, van wie sommigen van heel ver zijn gekomen. Ze hebben zich verzameld op een gedeelte van de berg dat vlak is. Ze willen graag horen wat hij te zeggen heeft en van hun ziekten genezen worden. Jezus stelt hen niet teleur (Lukas 6:12-19).
2 Hij gaat naar de menigte toe en geneest iedereen die ziek is. Als uiteindelijk niemand meer lijdt onder de pijn van een ernstige ziekte, gaat hij zitten en begint hen te onderwijzen.a Wat hij op die lentedag zegt, zal de mensen ongetwijfeld verbazen. Ze hebben namelijk nog nooit iemand op deze manier horen onderwijzen. Hij baseert zijn onderwijs niet op mondelinge overleveringen of uitspraken van bekende rabbi’s. In plaats daarvan haalt hij steeds weer de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften aan. Zijn boodschap is rechtstreeks, zijn woordkeus is eenvoudig en de betekenis is duidelijk. Als hij uitgesproken is, zijn de mensen diep onder de indruk. En terecht. Ze hebben net geluisterd naar de wijste mens die ooit heeft geleefd! (Mattheüs 7:28, 29)
3 Die toespraak staat opgetekend in Gods Woord, samen met veel andere dingen die Jezus heeft gezegd en gedaan. Het is goed voor ons om ons te verdiepen in het geïnspireerde verslag over Jezus, want in hem zijn ‘alle schatten van wijsheid’ (Kolossenzen 2:3). Hoe kwam hij aan die wijsheid — het vermogen om kennis en verstand op een praktische manier te gebruiken? Hoe toonde hij die wijsheid, en hoe kunnen we zijn voorbeeld volgen?
‘Hoe komt hij aan die wijsheid?’
4. Welke vraag stelden de mensen van Nazareth, en waarom?
4 Op een van zijn predikingstochten bracht Jezus een bezoek aan Nazareth, de plaats waar hij was opgegroeid, en hij begon in de synagoge daar te onderwijzen. De mensen waren verbaasd en vroegen zich af: ‘Hoe komt hij aan die wijsheid?’ Ze kenden zijn ouders en zijn broers en zussen, en ze wisten dat hij van eenvoudige komaf was (Mattheüs 13:54-56; Markus 6:1-3). Ze wisten ongetwijfeld ook dat deze welbespraakte timmerman geen van de gerenommeerde rabbijnse scholen had bezocht (Johannes 7:15). Het lijkt dus logisch dat ze die vraag stelden.
5. Wat vertelde Jezus zelf over de bron van zijn wijsheid?
5 De wijsheid die Jezus toonde, was niet gewoon te danken aan zijn volmaakte verstand. Later in zijn bediening, toen hij openlijk in de tempel onderwees, vertelde Jezus dat zijn wijsheid afkomstig was van een veel verhevener bron. ‘Wat ik onderwijs heb ik niet van mezelf,’ zei hij, ‘maar van hem die mij heeft gestuurd’ (Johannes 7:16). De Vader, die de Zoon had gestuurd, was dus de echte Bron van Jezus’ wijsheid (Johannes 12:49). Maar hoe kreeg Jezus wijsheid van Jehovah?
6, 7. Op welke manieren kreeg Jezus wijsheid van zijn Vader?
6 Jehovah’s heilige geest was werkzaam in Jezus’ hart en geest. Jesaja voorspelde over Jezus als de beloofde Messias: ‘Op hem zal de geest van Jehovah rusten, de geest van wijsheid en van verstand, de geest van raad en van kracht, de geest van kennis en van ontzag voor Jehovah’ (Jesaja 11:2). Jehovah’s geest rustte dus op hem en leidde zijn denken en zijn beslissingen. Het is dan ook niet vreemd dat Jezus’ woorden en daden Jehovah’s volmaakte wijsheid weerspiegelden.
7 Er was nog een belangrijke manier waarop Jezus wijsheid van zijn Vader kreeg. Zoals we in hoofdstuk 2 hebben gezien, had Jezus in de onmetelijk lange tijd voordat hij als mens op aarde leefde, de gelegenheid om de manier van denken van zijn Vader goed te leren kennen. We zullen nooit volledig kunnen begrijpen hoeveel wijsheid de Zoon opdeed terwijl hij als ‘meesterwerker’ met zijn Vader samenwerkte bij het scheppen van alle andere dingen. Terecht wordt de Zoon voordat hij naar de aarde kwam, beschreven als de gepersonifieerde wijsheid (Spreuken 8:22-31; Kolossenzen 1:15, 16). Tijdens zijn bediening kon Jezus steeds putten uit de wijsheid die hij naast zijn Vader in de hemel had opgedaan (Johannes 8:26, 28, 38).b We hoeven ons dus echt niet te verbazen over de enorme hoeveelheid kennis en inzicht die bleek uit alles wat Jezus zei en deed.
8. Hoe kunnen we als volgelingen van Jezus wijsheid krijgen?
8 Als volgelingen van Jezus moeten ook wij naar Jehovah opzien als de Bron van wijsheid (Spreuken 2:6). Natuurlijk geeft Jehovah ons niet op een wonderbaarlijke manier wijsheid. Maar als we hem om wijsheid blijven vragen, zal hij onze gebeden verhoren. Hij zal ons de wijsheid geven die we nodig hebben om onze problemen op te lossen (Jakobus 1:5). Er is veel inspanning nodig om die wijsheid te krijgen. We moeten ernaar blijven zoeken ‘als naar verborgen schatten’ (Spreuken 2:1-6). We moeten diep blijven graven in Gods Woord, waarin zijn wijsheid wordt onthuld, en toepassen wat we leren. Een van de beste manieren om wijsheid te krijgen, is door na te denken over het voorbeeld van Jezus. We gaan een paar terreinen bekijken waarop Jezus wijsheid toonde en zien hoe we hem kunnen navolgen.
Woorden van wijsheid
9. Wat maakte Jezus’ leringen zo wijs?
9 Mensen kwamen massaal naar Jezus toe om hem te horen spreken (Markus 6:31-34; Lukas 5:1-3). En geen wonder, want als Jezus onderwees, bleek uit zijn woorden een ongekende wijsheid! Zijn onderwijs liet zien dat hij een grondige kennis van Gods Woord had en als geen ander wist hoe hij tot de kern van een zaak moest doordringen. Zijn onderwijs is universeel en tijdloos. Sta eens stil bij een paar voorbeelden van de wijsheid die te vinden is in de woorden van Jezus, de voorspelde ‘Wonderbaar Raadgever’ (Jesaja 9:6).
10. Welke mooie eigenschappen spoort Jezus ons aan te ontwikkelen, en waarom?
10 De Bergrede, die aan het begin werd genoemd, is de grootste verzameling leringen van Jezus die niet onderbroken wordt door de schrijver of door de woorden van anderen. In deze toespraak geeft Jezus ons niet alleen de raad om te letten op onze spraak en ons gedrag. Zijn raad gaat veel dieper. Omdat hij weet dat gedachten en gevoelens tot woorden en daden leiden, spoort hij ons aan om mooie eigenschappen te ontwikkelen, zoals zachtaardigheid, honger naar rechtvaardigheid, het verlangen om barmhartig en vredelievend te zijn, en liefde voor anderen (Mattheüs 5:5-9, 43-48). Als we zulke eigenschappen ontwikkelen, zal dat leiden tot opbouwende woorden en daden waarmee we niet alleen Jehovah blij maken, maar waardoor we ook een betere band met andere mensen krijgen (Mattheüs 5:16).
11. Hoe dringt Jezus door tot de grondoorzaak van het probleem als hij raad geeft over zondig gedrag?
11 Jezus geeft raad over zondig gedrag en dringt daarbij door tot de grondoorzaak van het probleem. Hij zegt niet alleen dat we nooit geweld mogen gebruiken, maar waarschuwt ook dat we niet boos op anderen mogen blijven (Mattheüs 5:21, 22; 1 Johannes 3:15). Hij zegt niet alleen dat we geen overspel mogen plegen, maar waarschuwt ook voor het seksuele verlangen dat in het hart begint en tot overspel leidt. Hij spoort ons aan niet naar dingen te kijken die immorele verlangens kunnen opwekken (Mattheüs 5:27-30). Jezus leert mensen dus om na te denken over hun motieven, niet alleen over hun gedrag. Hij vestigt de aandacht op de manier van denken en de verlangens die tot zonde leiden (Psalm 7:14).
12. Hoe bezien volgelingen van Jezus zijn raad, en waarom?
12 Wat een wijsheid zit er in Jezus’ woorden! Het is dan ook geen wonder dat ‘de menigte diep onder de indruk was van zijn manier van onderwijzen’ (Mattheüs 7:28). Als zijn volgelingen bezien we zijn wijze raad als een gids voor het leven. We proberen te werken aan de mooie eigenschappen waarover hij sprak, zoals barmhartigheid, vrede en liefde, omdat we weten dat we daarmee een basis leggen voor gedrag waar God blij mee is. We doen ons best om de negatieve gevoelens en verlangens waartegen hij waarschuwde uit ons hart te verwijderen, zoals woede en immorele verlangens, omdat we weten dat het ons zal helpen zondig gedrag te vermijden (Jakobus 1:14, 15).
Daden van wijsheid
13, 14. Hoe gaf Jezus van een goed oordeel blijk bij het kiezen van zijn levensweg?
13 Jezus toonde niet alleen wijsheid in wat hij zei, maar ook in wat hij deed. Uit zijn hele manier van leven — zijn beslissingen, zijn kijk op zichzelf en zijn omgang met anderen — bleek grote wijsheid. Kijk eens naar een paar voorbeelden waaruit blijkt dat Jezus zich liet leiden door ‘praktische wijsheid en denkvermogen’ (Spreuken 3:21).
14 Iemand die wijs is, heeft een goed oordeelsvermogen. Jezus gaf blijk van een goed oordeel bij het kiezen van zijn levensweg. Kun je je voorstellen wat voor leven hij had kunnen hebben — het huis dat hij had kunnen bouwen, het bedrijf dat hij had kunnen opzetten of het aanzien dat hij in de wereld had kunnen hebben? Jezus wist dat een leven dat om zulke dingen draait, ‘zinloos is, het najagen van wind’ (Prediker 4:4; 5:10). Zo’n manier van leven is dwaasheid, het tegenovergestelde van wijsheid. Jezus koos ervoor zijn leven eenvoudig te houden. Hij was niet geïnteresseerd in geld of materiële bezittingen (Mattheüs 8:20). In overeenstemming met wat hij onderwees, hield hij zijn ogen op één doel gericht: het doen van Gods wil (Mattheüs 6:22). Jezus toonde wijsheid door zijn tijd en energie te gebruiken voor de Koninkrijksbelangen, die veel belangrijker en lonender zijn dan materiële dingen (Mattheüs 6:19-21). Daarmee gaf hij ons een goed voorbeeld.
15. Hoe kunnen volgelingen van Jezus laten zien dat ze hun oog gericht houden op de Koninkrijksbelangen, en waarom is dat verstandig?
15 Volgelingen van Jezus in deze tijd beseffen hoe verstandig het is om hun oog gericht te houden op de Koninkrijksbelangen. Daarom vermijden ze onnodige schulden en besteden ze niet te veel tijd en energie aan wereldse bezigheden (1 Timotheüs 6:9, 10). Velen hebben hun leven vereenvoudigd, zodat ze meer tijd aan de prediking kunnen besteden en misschien zelfs in de volletijddienst kunnen staan. Het Koninkrijk op de eerste plaats stellen is absoluut het verstandigst, want er is niets wat meer geluk en voldoening geeft (Mattheüs 6:33).
16, 17. (a) Hoe liet Jezus zien dat hij bescheiden en realistisch was in wat hij van zichzelf verwachtte? (b) Hoe kun je laten zien dat je bescheiden en realistisch bent in wat je van jezelf verwacht?
16 De Bijbel brengt wijsheid in verband met bescheidenheid, wat betekent dat iemand zich bewust is van zijn beperkingen (Spreuken 11:2). Jezus was bescheiden en realistisch in wat hij van zichzelf verwachtte. Hij wist dat niet iedereen positief zou reageren op zijn boodschap (Mattheüs 10:32-39). Ook besefte hij dat hij maar een beperkt aantal mensen persoonlijk kon bereiken. Daarom toonde hij wijsheid door zijn volgelingen op te leiden, zodat ook zij discipelen konden maken (Mattheüs 28:18-20). Bescheiden erkende hij dat zij ‘grotere dingen’ dan hij zouden doen, want ze zouden prediken tot meer mensen, in een groter gebied en over een langere periode (Johannes 14:12). Jezus erkende ook dat hij niet zonder hulp kon. Hij aanvaardde de hulp van de engelen die hem in de woestijn bijstonden en van de engel die hem in Gethsemané kwam sterken. Op het allerzwaarste moment van zijn leven op aarde riep hij zelfs om hulp (Mattheüs 4:11; Lukas 22:43; Hebreeën 5:7).
17 Ook wij moeten bescheiden en realistisch zijn in wat we van onszelf verwachten. We willen ons graag krachtig inspannen in de prediking en het maken van discipelen en dat met hart en ziel doen (Lukas 13:24; Kolossenzen 3:23). Maar het is ook belangrijk om te bedenken dat Jehovah ons niet met anderen vergelijkt, en dat moeten we zelf ook niet doen (Galaten 6:4). Praktische wijsheid zal ons helpen realistische doelen te stellen die passen bij onze mogelijkheden en omstandigheden. Ook ouderlingen en anderen met verantwoordelijkheden in de gemeente tonen wijsheid als ze beseffen dat ze beperkingen hebben en af en toe hulp en aanmoediging nodig hebben. Bescheidenheid zal hen helpen zulke hulp dankbaar te aanvaarden, omdat ze beseffen dat het heel goed mogelijk is dat Jehovah een geloofsgenoot gebruikt om ‘een grote troost’ voor hen te zijn (Kolossenzen 4:11).
18, 19. (a) Waaruit blijkt dat Jezus redelijk en positief was in de omgang met zijn discipelen? (b) Waarom willen we net als Jezus positief en redelijk zijn in de omgang met elkaar, en hoe kun je dat doen?
18 ‘De wijsheid van boven is (...) redelijk’, zegt Jakobus 3:17. Jezus was redelijk en positief in de omgang met zijn discipelen. Hij was zich heel goed bewust van hun fouten, maar toch zocht hij naar het goede in hen (Johannes 1:47). Hij wist dat ze hem in de nacht van zijn arrestatie in de steek zouden laten, maar hij twijfelde niet aan hun loyaliteit (Mattheüs 26:31-35; Lukas 22:28-30). Petrus ontkende drie keer dat hij Jezus zelfs maar kende. Toch bad Jezus voor hem, en hij uitte zijn vertrouwen in Petrus’ getrouwheid (Lukas 22:31-34). Toen Jezus op de laatste avond van zijn leven op aarde tot zijn Vader bad, had hij het niet over de fouten die zijn discipelen hadden gemaakt. In plaats daarvan sprak hij positief over de goede dingen die ze hadden gedaan. Hij zei: ‘Ze hebben zich aan uw woord gehouden’ (Johannes 17:6). Ondanks hun onvolmaaktheden vertrouwde hij hun de prediking en het maken van discipelen toe (Mattheüs 28:19, 20). Het vertrouwen dat Jezus in zijn discipelen had, heeft hen ongetwijfeld gesterkt om het werk te doen dat hij hun had opgedragen.
19 Volgelingen van Jezus willen zijn voorbeeld in dit opzicht graag volgen. Als de volmaakte Zoon van God geduldig met zijn onvolmaakte discipelen omging, dan moeten wij als zondige mensen zeker redelijk zijn in de omgang met elkaar! (Filippenzen 4:5) Focus niet op de fouten van geloofsgenoten, maar zoek naar het goede in hen. Bedenk dat Jehovah hen tot zich heeft getrokken (Johannes 6:44). Dan moet hij iets goeds in hen zien, en dat moeten wij ook proberen. Een positieve instelling zal ons helpen niet alleen ‘een fout door de vingers te zien’, maar ook naar dingen te zoeken waarvoor we anderen kunnen prijzen (Spreuken 19:11). Als we laten merken dat we vertrouwen in onze broeders en zusters hebben, helpen we ze om hun best te doen in hun dienst voor Jehovah en daar vreugde in te vinden (1 Thessalonicenzen 5:11).
20. Wat moet je met de schat aan wijsheid in de evangelieverslagen doen, en waarom?
20 In de evangelieverslagen over Jezus’ leven en bediening is echt een schat aan wijsheid te vinden! Wat moeten we met dat kostbare geschenk doen? Aan het eind van de Bergrede spoorde Jezus zijn publiek aan om zijn wijze woorden niet alleen te horen maar ze ook toe te passen (Mattheüs 7:24-27). Als je je gedachten, motieven en daden laat vormen door de wijze dingen die Jezus zei en deed, zul je nu al een zo goed mogelijk leven hebben en op de weg naar eeuwig leven blijven (Mattheüs 7:13, 14). Dat is het beste en het verstandigste wat je kunt doen!
a De toespraak die Jezus die dag hield, is bekend komen te staan als de Bergrede en staat opgetekend in Mattheüs 5:3–7:27. De toespraak beslaat 107 verzen, en het uitspreken ervan zou waarschijnlijk zo’n 20 minuten kosten.
b Toen bij Jezus’ doop ‘de hemel werd geopend’, kon hij zich kennelijk weer zijn leven bij zijn Vader in de hemel herinneren (Mattheüs 3:13-17).