BETH-EDEN
(Beth-E̱den) [Huis van Eden].
Een stad of streek in Syrië, genoemd in Amos 1:5 in de boodschap van die profeet tegen Damaskus. Ze wordt tegenwoordig over het algemeen in verband gebracht met het Bit-Adini uit de Assyrische inscripties, een streek tussen de Eufraat en de Balikh. Die identificatie is echter alleen aannemelijk indien men ervan uitgaat dat de term „Damaskus” in de profetie betrekking heeft op de Aramese (Syrische) koninkrijken in het algemeen, aangezien het koninkrijk Bit-Adini zo’n 480 km ten N van Damaskus lag. Damaskus wordt in Jesaja 7:8 inderdaad „het hoofd van Syrië” genoemd.
De voorzegging van Amos (vermoedelijk ca. 804 v.G.T.) dat „het volk van Syrië . . . als ballingen naar Kir [zou] moeten gaan”, werd blijkbaar vervuld in de tijd van de Assyrische monarch Tiglath-Pileser III, tijdens de regering van koning Achaz (761–746 v.G.T.). — 2Kon 16:9.
„De zonen van Eden”, die in 2 Koningen 19:12 en Jesaja 37:12 worden genoemd, kunnen de inwoners van Beth-Eden geweest zijn, dat misschien het „Eden” uit Ezechiël 27:23 is. — Zie EDEN nr. 2.