VOORBEREIDING
Een naam die werd gebruikt voor de dag die aan de wekelijkse sabbat voorafging, waarop de joden zich op de sabbat voorbereidden.
Toen Jehovah in de wildernis het manna begon te verschaffen, gaf hij de opdracht dat er op de zesde dag een dubbele hoeveelheid moest worden ingezameld, omdat het volk op de zevende dag, de sabbat, geen manna mocht bijeenrapen. De joden bereidden zich dus op de wekelijkse sabbat voor door extra manna bijeen te rapen en het te bakken of te koken (Ex 16:5, 22-27). Mettertijd ging men „de dag vóór de sabbat” „Voorbereiding” noemen, zoals Markus uitlegde (Mr 15:42). (Op enigszins vergelijkbare wijze wordt in het Duits Samstag [zaterdag] ook wel Sonnabend [„avond vóór de zondag”] genoemd.) De joodse voorbereidingsdag eindigde met zonsondergang op wat wij nu vrijdag noemen, want op dat tijdstip begon de sabbat, aangezien de joodse dag van avond tot avond gerekend werd.
Op Voorbereiding bereidde het volk maaltijden voor de volgende dag, de sabbat, en maakte elk ander dringend werk af dat niet tot na de sabbat kon wachten (Ex 20:10). De Wet bepaalde dat het lichaam van een man die terechtgesteld en aan een paal gehangen was, „niet de hele nacht aan de paal [mocht] blijven hangen” (De 21:22, 23; vgl. Joz 8:29; 10:26, 27). Aangezien Jezus en degenen die met hem veroordeeld waren, in de namiddag van Voorbereiding aan de paal hingen, was het voor de joden belangrijk dat men hun dood zo nodig zou verhaasten, zodat zij vóór zonsondergang begraven konden worden. Dit was vooral belangrijk omdat de dag die spoedig met zonsondergang zou beginnen, een gewone sabbat (de zevende dag van de week) was en tevens een sabbat omdat het 15 Nisan was (Le 23:5-7) en derhalve een „grote” sabbat (Jo 19:31, 42; Mr 15:42, 43; Lu 23:54). Josephus haalde een decreet van Caesar Augustus aan waarin stond dat de joden „noch op den sabbat, noch op de voorbereiding tot den sabbat van de negende ure af voor de rechtbank mogen gedaagd worden”, waaruit blijkt dat zij op het negende uur op vrijdag met de voorbereidingen voor de sabbat begonnen. — Joodsche oudheden, XVI, vi, 2.
In Johannes 19:14 staat over de ochtend van Jezus’ verhoor en verschijning voor Pilatus, de ochtend van 14 Nisan (de paschadag was de avond daarvóór begonnen): „Nu was het de voorbereiding van het Pascha” (NW; SV). Sommige commentators hebben dit opgevat als „voorbereiding voor het Pascha”, en de meeste Nederlandse vertalingen geven dit vers op die manier weer. Hierdoor wordt echter de indruk gewekt dat het Pascha nog niet gevierd was, terwijl de evangelieverslagen duidelijk tonen dat Jezus en de apostelen het de avond daarvóór hadden gevierd (Lu 22:15; Mt 26:18-20; Mr 14:14-17). Christus kwam de voorschriften van de Wet volmaakt na, met inbegrip van het vereiste om op 14 Nisan het Pascha te vieren (Ex 12:6; Le 23:5; zie PASCHA). De dag waarop Jezus werd berecht en stierf, kon als de „voorbereiding van het Pascha” worden beschouwd in de zin dat het de voorbereiding was voor het zeven dagen durende feest der ongezuurde broden dat de dag daarop begon. Aangezien dit feest volgens de kalender onmiddellijk op de paschadag volgde, werd de uitdrukking „Pascha” vaak op het hele feest toegepast. En de dag na 14 Nisan was altijd een sabbat; bovendien viel in 33 G.T. 15 Nisan op de gewone sabbat, waardoor die dag een „grote” of dubbele sabbat werd.