INDONESIË
Mooie resultaten in West-Java
In 1933 vroeg Frank Rice aan Theodorus (Theo) Ratu of hij hem wilde komen helpen op het lectuurdepot in Jakarta. Theo was geboren in Noord-Sulawesi. Hij vertelde: ‘Ik ging me erg interesseren voor het nobele Koninkrijkswerk en begon samen met broeder Rice te prediken. Een tijd later maakte ik met Bill Hunter een predikingsreis op Java en daarna mocht ik met de Lightbearer mee naar Sumatra.’ Theo was de eerste Indonesiër die in de waarheid kwam. Hij heeft tientallen jaren gepionierd op Java en Sumatra en in Noord-Sulawesi.
Het jaar daarop verspreidde Bill Hunter de brochure Waar zijn de Dooden? bij Felix Tan, een student in Jakarta. Toen Felix weer bij zijn familie in Bandung (West-Java) ging wonen, liet hij de brochure zien aan zijn jongere broer, Dodo. Ze waren er beiden diep van onder de indruk dat de eerste mens, Adam, geen ziel had, maar een ziel was (Gen. 2:7). Ze wilden graag meer weten en kamden alle tweedehands boekwinkeltjes in Bandung af, op zoek naar meer publicaties van het Wachttorengenootschap. Ook vertelden ze hun familie over wat ze te weten waren gekomen. Nadat ze alle boeken en brochures die ze konden vinden, verslonden hadden, schreven ze naar het lectuurdepot in Jakarta. Tot hun verrassing werden ze bezocht door Frank Rice, die ze nieuwe lectuur bracht.
Toen broeder Rice naar Jakarta terugkeerde, gingen Clem en Jean Deschamp, die kort daarvoor getrouwd waren, voor 15 dagen naar Bandung. Felix vertelde: ‘Broeder Deschamp vroeg ons gezin of we gedoopt zouden willen worden. Vier van ons — Dodo, mijn zusje Josephine (Pin Nio), mijn moeder (Kang Nio) en ik — droegen ons aan Jehovah op en lieten ons dopen.’a Na hun doop vergezelden ze Clem en Jean op een negendaagse predikingsreis. Clem leerde hun hoe ze een getuigeniskaart konden gebruiken. Daar stond eenvoudige Bijbelse informatie op in drie talen. Dit kleine groepje in Bandung groeide in korte tijd uit tot de tweede gemeente in Indonesië.
De mijter van de paus
Er werd steeds meer gepredikt en dat trok de aandacht van veel kerkleiders. Samen met hun handlangers schreven ze krantenartikelen die gericht waren tegen de leerstellingen en het werk van de Getuigen. Dat leidde ertoe dat ambtenaren van het departement van Religieuze Zaken Frank Rice dagvaardden om hem te kunnen ondervragen. Zijn antwoorden stelden hen tevreden en de Getuigen konden ongehinderd hun werk voortzetten.b
In het begin van de jaren 30 werd ons werk door de meeste koloniale ambtenaren getolereerd of gewoon genegeerd. Maar toen nazi-Duitsland steeds meer macht kreeg in Europa, veranderde de houding van sommigen van hen, vooral van degenen die fanatiek katholiek waren. Clem Deschamp vertelde: ‘Een katholieke douanier nam een lading boeken in beslag omdat die zogenaamd anti-nazistische verwijzingen bevatte. Toen ik de douane later bezocht om een klacht in te dienen, bleek de vijandige douanier met vakantie te zijn. Zijn vervanger, een vriendelijke man die niet katholiek was, gaf direct de boeken vrij en zei: “Neem maar zo veel mogelijk mee nu die man die hier normaal werkt er niet is!”’
Jean Deschamp zei: ‘Bij een andere gelegenheid stonden ambtenaren erop dat we twee tekeningen in het boek Vijanden censureerden. Het betrof karikaturen van een kronkelende slang (Satan) en een dronken hoer (valse religie). Ze hadden de mijter van de paus op hun hoofd.c We wilden absoluut die boeken verspreiden. Dus daar zaten we, met zijn drieën langs de kade in de brandende hitte, ons door duizenden boeken heen te werken om met een zwarte stift de mijter van de paus zwart te kleuren!’
Terwijl Europa op oorlog afstevende, stelden onze publicaties moedig de hypocrisie van de kerk en haar politieke inmenging aan de kaak. Als reactie daarop voerden de kerkleiders de druk op de overheid op om ons werk te verbieden. Dat leidde tot een verbod op een aantal van onze publicaties.
Maar de broeders en zusters waren niet te stoppen. Ze maakten volop gebruik van een drukpers die ze uit Australië hadden ontvangen (Hand. 4:20). Jean Deschamp beschreef een van hun strategieën: ‘Als we een nieuwe brochure of een nieuw tijdschrift drukten, moesten we een exemplaar ter goedkeuring aan de overheid overhandigen. Aan het begin van de week drukten we de publicatie en verstuurden die naar de gemeenten. En aan het einde van de week brachten we een exemplaar ter goedkeuring naar het kantoor van het hoofd van het Openbaar Ministerie. Als de publicatie afgewezen werd, trokken we een verdrietig gezicht en haastten ons daarna terug naar de drukkerij om de volgende publicatie te drukken.’
Het was voor de broeders en zusters die de verboden lectuur verspreidden vaak een kat-en-muisspel met de politie. Zo belde Charles Harris tijdens het prediken per ongeluk aan bij de politie-inspecteur van Kediri (Oost-Java).
De inspecteur zei: ‘Ik heb u al de hele dag lopen zoeken. Blijf hier, dan haal ik mijn lijst met uw verboden lectuur erbij.’
‘Terwijl de inspecteur binnen aan het zoeken was, verstopte ik de verboden lectuur in de verborgen zakken van mijn jas’, vertelt Charles. ‘Toen hij terugkwam, gaf ik hem 15 brochures die niet verboden waren. Aarzelend gaf hij mij een financiële bijdrage. De verboden lectuur verspreidde ik verderop in de straat.’
Drukken onder druk
Toen de Tweede Wereldoorlog in Europa volop aan de gang was, werd er geen lectuur meer vanuit Nederland naar Indonesië verscheept. De broeders hadden dit zien aankomen en regelden dat een bedrijf in Jakarta de tijdschriften ging drukken. De eerste Indonesische Vertroosting (nu Ontwaakt!) verscheen in januari 1939 en De Wachttoren verscheen kort daarna. De broeders kochten vervolgens een kleine drukpers en begonnen de tijdschriften zelf te drukken. In 1940 kregen ze uit Australië een wat grotere vlakdrukpers waarmee ze op eigen kosten brochures en tijdschriften in het Indonesisch en Nederlands drukten.
Maar uiteindelijk, op 28 juli 1941, verbood de overheid alle publicaties van het Wachttorengenootschap. Jean Deschamp vertelde: ‘Op een ochtend, toen ik aan het typen was, sloegen de deuren van ons kantoor open en marcheerden drie politieagenten naar binnen samen met een Nederlandse politieofficier in vol ornaat — onderscheidingen, witte handschoenen, eredegen en een pluim op zijn helm. Het kwam niet als een verrassing. Drie dagen daarvoor had iemand ons laten weten dat onze lectuur verboden zou worden. De arrogante officier las een lange afkondiging voor en stond er vervolgens op dat we hem naar de drukkerij zouden brengen, waar hij de drukpers zou verzegelen. Mijn man vertelde hem dat hij te laat was: de pers was de dag ervoor verkocht!’
De Bijbel werd niet verboden en de broeders en zusters bleven gewoon prediken, maar nu met alleen de Bijbel. Ook leidden ze Bijbelstudies. Maar omdat de oorlog ook in Azië dreigend dichterbij kwam, kregen de pioniers de instructie naar Australië terug te keren.
a Later lieten ook de vader van Felix en drie jongere broers zich dopen. Zijn zus, Josephine, trouwde met André Elias. Samen doorliepen ze de Wachttoren-Bijbelschool Gilead. Haar levensverhaal staat in de Ontwaakt! van september 2009.
b Na de Tweede Wereldoorlog keerde Frank Rice terug naar Australië, waar hij trouwde en kinderen kreeg. Hij beëindigde zijn aardse loopbaan in 1986.
c De tekeningen waren gebaseerd op Openbaring 12:9 en 17:3-6.