32 Wie het ook is bij wie gij uw goden* moogt vinden, laat hem niet leven.+ Onderzoek zelf in tegenwoordigheid van onze broeders wat er bij mij is en neem [dat] voor u.”+ Ja̱kob wist echter niet dat Ra̱chel ze gestolen had.+
32 Daarna lieten zij het lange gestreepte kleed naar hun vader brengen en zeiden: „Dit hebben wij gevonden. Onderzoek+ alstublieft of dit het lange kleed van uw zoon is of niet.”+
15 Gijlieden moogt bij de rechtspraak geen onrecht begaan. Gij moogt de geringe niet partijdig bejegenen,+ en gij moogt de persoon van een groot man niet begunstigen.+ Met gerechtigheid dient gij uw volksgenoot te richten.