4 Want de zonen van Jo̱zef waren tot twee stammen geworden:+ Mana̱sse+ en E̱fraïm;+ en men had aan de levieten geen aandeel in het land gegeven, behalve steden+ om erin te wonen en de daarbij behorende weidegronden voor hun vee en hun bezit.+
2 en vervolgens spraken zij tot hen te Si̱lo+ in het land Ka̱naän en zeiden: „Jehovah heeft door bemiddeling van Mo̱zes geboden ons steden te geven om in te wonen, met de daarbij behorende weidegronden voor onze huisdieren.”+