2 En zij hebben velden begeerd en zich [er] meester van gemaakt;+ ook huizen, en zij hebben [ze] genomen; en zij hebben een fysiek sterke man* en zijn huisgezin, een man* en zijn erfelijke bezitting,+ te kort gedaan.+
10 en zei: „O gij mens vol van allerlei bedrog en allerlei schurkerij, gij zoon van de Duivel,+ gij vijand van al wat rechtvaardig is, zult gij niet ophouden de rechte wegen van Jehovah* te verdraaien?