11 Toen vermurwde Mo̱zes het aangezicht van Jehovah, zijn God,+ en zei: „Waarom, o Jehovah, zou uw toorn+ ontbranden tegen uw volk dat gij met grote kracht en met een sterke hand uit het land Egy̱pte hebt geleid?
10 En ik — ik bleef* op de berg gelijk de eerste dagen, veertig dagen en veertig nachten,+ en Jehovah luisterde vervolgens ook bij die gelegenheid naar mij.+ Jehovah wilde u niet in het verderf storten.+