13 En GIJ dient U te hoeden met betrekking tot alles wat ik U heb gezegd;+ en GIJ moogt de naam van andere goden niet vermelden. Die dient niet uit uw mond te worden gehoord.+
7 door U nooit in te laten met deze natiën,+ deze die nog bij U overblijven. En GIJ moogt de naam van hun goden niet vermelden,+ noch daarbij zweren,+ en GIJ moogt ze niet dienen, noch U daarvoor neerbuigen.+