10 Want de hand van Jehovah zal op deze berg komen te rusten,+ en Mo̱ab moet vertreden worden+ op zijn plaats, zoals wanneer een hoop stro wordt vertreden op een mestvaalt.+
10 En mijn vijandin zal [het] zien, en schaamte zal haar bedekken+ die tot mij zei: „Waar is hij, Jehovah, uw God?”+ Mijn eigen ogen zullen op haar neerzien.+ Nu zal zij een plaats van vertrapping worden, als het slijk der straten.+