13Jo̱zua nu was oud, vergevorderd in jaren.*+ Derhalve zei Jehovah tot hem: „Gíȷ́ zijt oud geworden en zijt vergevorderd in jaren, en er valt nog een zeer groot deel van het land in bezit te nemen.+
4 Wat zijn vader en zijn moeder betreft, zij wisten niet dat dit van Jehovah was,+ dat hij een gelegenheid zocht tegen de Filistijnen, daar de Filistijnen toentertijd over I̱sraël heersten.+