9 En het moet van Aä̱ron en zijn zonen worden,+ en zij moeten het eten op een heilige plaats,+ want het is voor hem iets allerheiligst van Jehovah’s vuuroffers, als een voorschrift tot onbepaalde tijd.”
4 Hoe hij het huis van God binnenging en zij de broden der voorzetting*+ aten, terwijl het hem en ook degenen die bij hem waren, niet geoorloofd was+ die te eten, maar alleen de priesters dit mochten?+
26 Hoe hij — volgens het bericht over de overpriester A̱bjathar*+ — het huis van God binnenging en de broden der voorzetting*+ at, terwijl het niemand geoorloofd is+ die te eten behalve de priesters, en hoe hij ook de mannen die bij hem waren daarvan gaf?”+
4 Hoe hij het huis van God binnenging en de broden der voorzetting* ontving+ en at en ook de mannen die bij hem waren daarvan gaf, terwijl het niemand geoorloofd is ze te eten dan alleen de priesters?”+