38Nu geschiedde het in die tussentijd dat Ju̱da van zijn broers wegtrok naar lagere streken, waar hij [zijn tent] opsloeg nabij een man, een Adullamiet,+ en zijn naam was Hi̱ra.
13 Voorts daalden drie van de dertig hoofden+ af en kwamen in [de] oogsttijd* bij Da̱vid in de grot van Adu̱llam;+ en een tentendorp van de Filistijnen was in de laagvlakte van Re̱faïm*+ gelegerd.
15 Voorts daalden drie van de dertig+ hoofden af naar de rots, naar Da̱vid in de grot van Adu̱llam,+ terwijl een kamp van de Filistijnen in de laagvlakte van Re̱faïm+ gelegerd was.