16 „Morgen om deze tijd zal ik een man uit het land Be̱njamin+ naar u toe sturen, en gij moet hem tot leider over mijn volk I̱sraël zalven;+ en hij moet mijn volk uit de hand der Filistijnen redden,+ want ik heb [de ellende van] mijn volk* gezien, omdat hun luide geroep tot mij is doorgedrongen.”+
10Toen nam Sa̱muël de pul+ met olie en goot die uit over zijn hoofd en kuste+ hem en zei: „Is het niet omdat Jehovah* u tot leider+ over zijn erfdeel+ heeft gezalfd?
6 Daarom zei hij tot zijn mannen: „Het is voor mij, van Jehovah’s standpunt uit bezien, ondenkbaar dat ik mijn heer, de gezalfde*+ van Jehovah, zo iets zou aandoen, door mijn hand tegen hem uit te steken, want hij is de gezalfde van Jehovah.”+
27 Zo ook waren in deze stad zowel Hero̱des als Po̱ntius Pila̱tus,+ te zamen met [mensen der] natiën en met volken van I̱sraël, in werkelijkheid vergaderd tegen uw heilige+ knecht Jezus, die gij hebt gezalfd,*+
38 namelijk Jezus, die van Na̱zareth was, hoe God hem met heilige geest+ en kracht heeft gezalfd, en hij ging het land door, terwijl hij goeddeed en allen gezond maakte die door de Duivel onderdrukt waren,+ want God was met hem.+