28 Daarop zei Sa̱muël tot hem: „Jehovah heeft heden de koninklijke heerschappij over I̱sraël van u afgescheurd+ en hij zal die stellig aan uw naaste geven, die beter is dan gij.+
17 En Jehovah zal voor zich* doen juist zoals hij door bemiddeling van mij heeft gesproken, en Jehovah zal het koninkrijk uit uw hand scheuren+ en het aan uw naaste, aan Da̱vid, geven.+
23 En dit waren de aantallen van de hoofden dergenen die, toegerust voor het leger, tot Da̱vid te He̱bron kwamen+ om volgens Jehovah’s bevel+ het koningschap van Saul op hem over te dragen.+