18 En Jehovah’s engel, van zijn kant, zei Gad+ aan Da̱vid te zeggen dat Da̱vid moest opgaan om een altaar voor Jehovah op te richten op de dorsvloer van O̱rnan, de Jebusiet.+
3Ten slotte begon Sa̱lomo met de bouw van het huis van Jehovah+ in Jeru̱zalem op de berg Mori̱a,+ waar [Jehovah*] aan zijn vader Da̱vid verschenen was,+ op de plaats die Da̱vid had gereedgemaakt op de dorsvloer van O̱rnan,+ de Jebusiet.