8 Abi̱saï zei nu tot Da̱vid: „God* heeft vandaag uw vijand in uw hand overgeleverd.+ Nu dan, laat ik hem alstublieft met de speer slechts eenmaal aan de grond spietsen, en ik zal het hem geen tweemaal doen.”
54 Toen de discipelen Jako̱bus en Joha̱nnes+ dit zagen, zeiden zij: „Heer,* wilt gij dat wij zeggen dat er vuur+ van de hemel neerdaalt om hen te verdelgen?”
19 Wreekt UZELF niet,+ geliefden, maar geeft plaats aan de gramschap;+ want er staat geschreven: „Aan mij is de wraak; ik wil vergelden, zegt Jehovah.”*+