20 Nu zei A̱chab tot Eli̱a: „Hebt gij mij gevonden, o mijn vijand?”,+ waarop hij zei: „Ik heb u gevonden. ’Omdat gij u verkocht hebt om te doen wat kwaad is in de ogen van Jehovah,+
16 Maar zij staken voortdurend de draak+ met de boden van de [ware] God en verachtten zijn woorden+ en dreven de spot+ met zijn profeten, totdat de woede+ van Jehovah zich tegen zijn volk verhief, totdat er geen genezing meer was.+