21Nu ontstond er in de dagen van Da̱vid een hongersnood,+ drie jaar lang, jaar op jaar; en Da̱vid ging het aangezicht van Jehovah raadplegen. Toen zei Jehovah: „Op Saul en op zijn huis rust bloedschuld,* omdat hij de Gibeonieten ter dood gebracht heeft.”+
17En Eli̱a,*+ de Tisbiet, uit de bewoners* van Gi̱lead,+ zei voorts tot A̱chab: „Zo waar Jehovah, de God van I̱sraël, leeft,+ ja, voor wiens aangezicht ik sta,*+ er zal deze jaren geen dauw of regen vallen,+ behalve op bevel van mijn woord!”+
28 Een van hen, Aga̱bus+ genaamd, stond op en ging door middel van de geest te kennen geven dat er weldra een grote hongersnood over de gehele bewoonde aarde zou komen,+ hetgeen ook inderdaad in de tijd van Cla̱u̱dius is gebeurd.