13 Bijgevolg nam Sa̱muël de hoorn met olie+ en zalfde hem te midden van zijn broers. En van die dag af werd de geest van Jehovah ten aanzien van Da̱vid werkzaam.+ Later stond Sa̱muël op en ging naar Ra̱ma.+
8 Nu dan, dit zult gij tot mijn knecht Da̱vid zeggen: ’Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: „Ikzelf heb u van de weidegrond gehaald, achter het kleinvee vandaan,+ om leider+ te worden over mijn volk I̱sraël.