20 Zo kwam Da̱vid te Ba̱äl-Pe̱razim,+ waar Da̱vid hen ten slotte versloeg. Daarop zei hij: „Jehovah is voor mij uit door mijn vijanden heen gebroken,+ zoals wateren een bres slaan.” Daarom gaf hij die plaats de naam Ba̱äl-Pe̱razim.*+
21 Want Jehovah zal opstaan net zoals bij de berg Pe̱razim,+ en hij zal in beroering komen net zoals in de laagvlakte bij Gi̱beon,+ om zijn daad te verrichten — zijn daad is vreemd — en om zijn werk* te doen — zijn werk is ongewoon.+