26 En boven het uitspansel dat boven hun hoofd was, was iets dat eruitzag als saffiersteen,+ iets dat geleek op een troon.+ En op datgene wat op de troon geleek, was iets dat geleek op iemand die eruitzag als een aardse mens erop,+ erbovenop.
9 Ik bleef aanschouwen tot er tronen* werden geplaatst+ en de Oude van Dagen*+ zich neerzette. Zijn kleding was zo wit als sneeuw,+ en het haar van zijn hoofd was als zuivere wol.+ Zijn troon bestond uit vuurvlammen;+ de wielen ervan waren een brandend vuur.+
11 En ik zag een grote witte troon en degene die daarop was gezeten.+ De aarde en de hemel vloden van voor zijn aangezicht weg,+ en er werd geen plaats voor ze gevonden.