13 Ik bleef aanschouwen in de nachtvisioenen, en ziedaar! met de wolken+ des hemels bleek iemand gelijk een mensenzoon*+ te komen; en tot de Oude van Dagen+ verkreeg hij toegang, en men bracht hem dicht bij, ja vóór Deze.+
22 totdat de Oude van Dagen+ kwam en het oordeel zelf werd geveld ten gunste van de heiligen van het Opperwezen,+ en de bestemde tijd aanbrak dat de heiligen het kóninkrijk in bezit namen.+
12 Zijt gij niet van oudsher, o Jehovah?+ O mijn God,* mijn Heilige, gij sterft niet.*+ O Jehovah, tot een oordeel hebt gij haar gesteld; en, o Rots,+ tot een terechtwijzing+ hebt gij haar gegrondvest.
2 Na deze dingen geraakte ik onmiddellijk in [de kracht van de] geest: en zie! een troon+ bevond zich op zijn plaats in de hemel,+ en er is iemand op de troon gezeten.+