10 Toen nu Farao dicht genaderd was, sloegen de zonen van I̱sraël hun ogen op en zie, de Egyptenaren rukten achter hen aan; en de zonen van I̱sraël werden zeer bevreesd en gingen luid tot Jehovah roepen.+
14 Toen degenen van Ju̱da zich omkeerden, zie, daar hadden zij de strijd van voren en van achteren.+ En zij gingen luid tot Jehovah roepen,+ terwijl de priesters luid op de trompetten bliezen.