6 Nu ging Jehovah aan zijn aangezicht voorbij en riep: „Jehovah, Jehovah, een God* barmhartig+ en goedgunstig,+ langzaam tot toorn+ en overvloedig in liefderijke goedheid*+ en waarheid,*+
22 Het zijn de liefderijke goedheden*+ van Jehovah, dat wij niet aan ons eind zijn gekomen,+ want zijn barmhartigheden zullen stellig geen eind nemen.+