20 Jehovah, uw God, dient gij te vrezen.+ Hem behoort gij te dienen,+ en hem dient gij aan te hangen,+ en bij zijn naam dient gij beëdigde verklaringen af te leggen.+
16 „En het moet geschieden dat indien zij zonder mankeren de wegen van mijn volk zullen leren door te zweren bij mijn naam:+ ’Zo waar Jehovah leeft!’, net als zij mijn volk hebben leren zweren bij Ba̱äl,+ zij ook te midden van mijn volk opgebouwd zullen worden.+